GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
[X.],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
procureur: mr. A. Heijder,
[Y.],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
niet verschenen.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna [X.] en [Y.] genoemd.
Bij dagvaarding van 31 oktober 2006 is [X.] in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank te Amsterdam, locatie Amsterdam in het kort geding tussen partijen ([X.] als eiser en [Y.] als gedaagde) onder nummer KG 06-850 heeft gewezen en dat is uitgesproken op 3 oktober 2006.
[X.] heeft bij appelexploit zijn eis vermeerderd in dier voege dat (tevens) betaling wordt gevorderd van een bedrag van € 418,48, zijnde de huurachterstand die na het wijzen van het vonnis in eerste aanleg is ontstaan.
[X.] heeft bij memorie twee grieven voorgesteld en geconcludeerd dat het hof bij arrest het vonnis waarvan beroep zal vernietigen voorzover betreffende het dictum sub 1 en de vorderingen van [X.], strekkende tot veroordeling van [Y.] tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand die is ontstaan na het vonnis van de kantonrechter, (alsnog) zal toewijzen, met veroordeling van [Y.] in de kosten van het geding in hoger beroep.
[Y.] is niet verschenen. Tegen hem is op 9 november 2006 verstek verleend.
Ten slotte heeft [X.] arrest gevraagd.
Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.6 een aantal feiten tot uitgangspunt genomen. Behoudens dat de huidige huurprijs volgens [X.] € 209,24 bedraagt zijn deze feiten zijn niet in geschil, zodat ook het hof daarvan, met inachtneming van deze correctie, zal uitgaan.
4.1. [Y.] huurt de woning aan de [adres] te [woonplaats] van [X.]. In de woning dienen enkele noodzakelijke werkzaamheden verricht te worden. [X.] heeft sinds eind 2005 [Y.] meerdere keren verzocht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de werkzaamheden, maar [Y.] heeft dit steeds geweigerd. [Y.] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze bedroeg op 7 november 2006 € 1.180,90.
4.2 In eerste aanleg vorderde [X.] veroordeling van [Y.] tot ontruiming van de woning en betaling van de achterstallige huurpenningen. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen, met dien verstande dat de ontruiming toegewezen is voor de duur van de te verrichten werkzaamheden, met een maximum van drie weken.
4.3. In hoger beroep vordert [X.], naast het in eerste aanleg gevorderde, veroordeling van [Y.] tot betaling van € 418,48 terzake van de huurachterstand die ontstaan is na het vonnis van de kantonrechter.
4.4 De grieven richten zich tegen het tijdelijk karakter van de ontruiming waartoe [Y.] door de kantonrechter is veroordeeld. Grief 1 betoogt dat de inmiddels tot zes maanden opgelopen huurachterstand voldoende grond oplevert om [Y.] te veroordelen tot ontruiming van de woning. Niet bestreden is dat [Y.] op 26 september 2006 een huurachterstand had van € 762,42. Na het vonnis van de kantonrechter heeft [Y.] nagelaten de huurachterstand te voldoen en heeft ook de voor oktober en november verschuldigde huurtermijnen niet voldaan. Hieruit volgt dat [Y.] tekortgeschoten is in zijn contractuele verplichting tot betaling van de huurprijs en wel in zodanige mate dat een voorziening strekkende tot ontruiming van de woning reeds op die grond toewijsbaar moet worden geacht. De grief slaagt.
4.5 Grief 2 betoogt dat ook de weigering van [Y.], op onredelijke gronden, om toestemming te geven voor en mee te werken aan de uitvoering van de werkzaamheden voldoende grond oplevert om de gevorderde ontruiming toe te wijzen.
Het hof overweegt dat van een goed huurder mag worden verwacht dat hij medewerking verleent aan het laten verrichten van noodzakelijke werkzaamheden aan zijn woning. [Y.] heeft [X.] bij voortduring geweigerd toestemming te geven voor de werkzaamheden aan zijn woning, maar heeft wel een verzoek tot verlaging van de huurprijs wegens achterstallig onderhoud ingediend bij de huurcommissie. Deze opstelling getuigt niet van goed huurderschap. Deze grief slaagt in zoverre dat de opstelling van [Y.] bijdraagt aan het oordeel dat hij zich aan een tekortkoming van voldoende ernstige aard schuldig heeft gemaakt om een ontbinding van de huurovereenkomst, en daarop vooruitlopend, de ontruiming van de woning te rechtvaardigen.
4.6 Slotsom is dat de grieven van [X.] slagen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voorzover het aan het oordeel van het hof is onderworpen. De door [X.] gevorderde veroordeling van [Y.] tot algehele ontruiming van de woning zal worden toegewezen. De aanvullende eis tot betaling van € 418,48 wegens nieuwe huurachterstand komt het hof onrechtmatig noch ongegrond voor. Ook deze vordering zal daarom worden toegewezen. [Y.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in hoger beroep veroordeeld worden.
vernietigt het vonnis waarvan beroep voorzover daarbij de vordering tot veroordeling van [Y.] tot ontruiming van de woning slechts voor een periode van maximaal drie weken is toegewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat [Y.] binnen vier weken na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] dient te ontruimen, en machtigt [X.] deze ontruiming zelf te laten uitvoeren met behulp van de sterke arm indien [Y.] niet binnen vier weken na de betekening van dit arrest aan deze beslissing voldoet;
veroordeelt [Y.] tot betaling van € 418,48, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert 31 oktober 2006 tot de dag der voldoening;
veroordeelt [Y.] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [X.] tot op heden begroot op € 319,32 aan verschotten en € 894,00 aan salaris procureur;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Coeterier, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en J.E. Molenaar en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 8 februari 2007.