ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9440
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.P.A. Boersma
- D.B. Bijl
- J.W. Zwemmer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de intentie tot het sluiten van een lijfrentepolis en de gevolgen van administratieve fouten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een administratieve fout in een verzekeringsovereenkomst kan worden gecorrigeerd met terugwerkende kracht. De belanghebbende, die een verzekering had afgesloten bij Zürich Leven, stelde dat het van meet af aan zijn bedoeling was geweest een lijfrentepolis te sluiten. Hij voerde aan dat er sprake was van een administratieve fout die gecorrigeerd kon worden op basis van het Besluit van de Staatssecretaris van 29 november 2001. De inspecteur van de Belastingdienst betwistte echter de intentie van de belanghebbende en stelde dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet objectief controleerbaar waren.
Het Hof oordeelde dat de bewijslast bij de belanghebbende lag om aannemelijk te maken dat hij de intentie had om een lijfrenteverzekering af te sluiten. Het Hof concludeerde dat de door belanghebbende overgelegde documenten, zoals overzichten van de verzekeringstussenpersoon en de betaalde premies, onvoldoende bewijs boden voor zijn stelling. De intentie om een lijfrenteverzekering te sluiten kon niet worden aangetoond met objectief controleerbare gegevens op het moment van het sluiten van de overeenkomst.
Daarnaast werd het beroep van de belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat hij niet had aangetoond dat de inspecteur in vergelijkbare gevallen anders had gehandeld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van de belanghebbende ongegrond had verklaard. De mondelinge uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van de belastingkamer, in aanwezigheid van de griffier.