ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9978

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1818/05
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en gebreken aan geleverde stoelen; bevoegdheid tot prijsvermindering

In deze zaak gaat het om een consumentenkoop waarbij de koper, na het constateren van gebreken aan de geleverde stoelen, gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de koopprijs te verminderen. De koopovereenkomst werd op 21 april 2003 gesloten voor een eettafel en zes stoelen, met een verwachte levertijd van 12 weken. De levering vond echter pas plaats op 7 oktober 2003, waarbij de stoelen direct door de koper werden afgekeurd vanwege gebreken. Na een tweede levering op 13 november 2003 bleken de gebreken niet verholpen, wat leidde tot een brief van de koper waarin hij de prijsvermindering motiveerde. De verkoper betwistte de gebreken en stelde dat de koper niet had gereageerd op een aanbod tot herstel. De kantonrechter oordeelde dat de koper niet bevoegd was tot prijsvermindering, maar het hof oordeelde anders. Het hof stelde vast dat de gebreken voldoende waren aangetoond en dat de verkoper zijn verplichtingen niet tijdig was nagekomen. De koper had recht op prijsvermindering en de vordering van de verkoper werd ten onrechte integraal toegewezen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van de verkoper gedeeltelijk toe, met inachtneming van de prijsvermindering die de koper had toegepast.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [...],
APPELLANT,
procureur: mr. K.M. Römer,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [...],
gevestigd te [...],
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. D.V. Meijers.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant – [koper] – is bij exploot van 26 september 2005 in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) onder kenmerk CV 05-1518 tussen geïntimeerde – [verkoper] – als eiser en [koper] als gedaagde gewezen en op 19 augustus 2005 uitgesproken vonnis met dagvaarding van [verkoper] voor dit hof.
1.2. Bij zijn desbetreffende memorie heeft [koper] vijf grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, producties in het geding gebracht en bewijs aangeboden, een en ander met conclusie als in die memorie is verwoord.
1.3. Bij memorie van antwoord heeft [verkoper] de door [koper] geformuleerde grieven bestreden en onder het aanbieden van bewijs geconcludeerd als in zijn memorie is vermeld.
1.4. Tenslotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties. De inhoud van die stukken geldt als hier ingelast.
2. Grieven
Voor de inhoud van de door [koper] tegen het bestreden vonnis aangevoerde grieven wordt verwezen naar diens onder 1.2 bedoelde memorie.
3. Waarvan het hof uitgaat
De kantonrechter heeft in de eerste rechtsoverweging van het bestreden vonnis onder 1.1 t/m 1.9 een aantal feiten als vaststaand aangemerkt. De juistheid van die vaststellingen is niet in geschil, zodat die feiten ook het hof tot uitgangspunt dienen.
4. Beoordeling
4.1. Zoals door de kantonrechter in hoger beroep onbestreden is vastgesteld en naar verder volgt uit het door partijen over en weer gestelde, gestaafd door de inhoud van de in het geding gebrachte producties, een en ander voor zover niet (voldoende gemotiveerd) bestreden, kan in deze zaak – voor zover in hoger beroep nog van belang - van het volgende worden uitgegaan.
a. Op 21 april 2003 is tussen partijen een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een eettafel en zes stoelen voor de prijs van in totaal € 4.067,- (€ 1.289,- voor de tafel en € 2.778,- voor de zes stoelen), met een verwachte levertijd van ongeveer 12 weken. Door [koper] werd een aanbetaling gedaan van € 500,- (order no. 1,75681).
b. Enige tijd nadien heeft [verkoper] in opdracht van [koper] een 3-zitsbank, een 2-zitsbank en een fauteuil van nieuwe stoffering voorzien (order no. 1,75682) voor de somma van € 3.361,24.
c. De tafel en de stoelen zijn op 7 oktober 2003 aan [koper] geleverd. Door/namens [koper] zijn de stoelen bij aflevering direct in een telefoongesprek met [verkoper] afgekeurd. De stoelen zijn toen door de bezorgers van [verkoper] weer meegenomen, waarna [verkoper] vervolgens aan [koper] heeft laten weten dat [hij] de fabrikant had gevraagd de stoelen terug te halen en dat de problemen verholpen zouden worden (brief van 8 oktober 2003).
d. Bij brief van 9 oktober 2003 aan [verkoper] schrijft [koper] (onder meer):
“(...)
Allereerst merk ik op dat de oorspronkelijke leveringsdatum inmiddels ruimschoots is overschreden. Dit is door u erkend bij uw brief van 5 augustus 2003 (...)
Op 7 oktober vond door u uitlevering plaats. De stoelen werden onmiddellijk door mijn echtgenote afgekeurd: er zaten over het gehele zitoppervlak in de stoffen bekleding afdrukken van het verpakkingsmateriaal (‘noppen’) die niet wegtrokken. Van een groot aantal stoelen was voorts aan de onderkant de stoffering bijzonder slordig en niet duurzaam aan het frame van de stoel bevestigd. (...)
Inmiddels heb ik op 8 oktober 2003 telefonisch van u vernomen dat alle stoelen door u geretourneerd worden naar de fabrikant voor herstelwerkzaamheden. Met één en ander kan -inclusief retournering naar uw bedrijf- zo’n drie weken gemoeid zijn.
Ik hecht er aan u mede te delen dat dit wat mij betreft ook de laatste keer is dat ik verder uitstel van een correcte uitlevering zal gedogen. Indien u niet uiterlijk 7 november 2003 bedoelde zes stoelen in onberispelijke staat aan mij uitlevert ga ik ervan uit dat u definitief niet aan uw leveringsverplichting voldoet. In dat geval heb ik ook niets aan de reeds aan mij geleverde tafel: die kunt u tegen contante terugbetaling van mijn aanbetaling van € 500,00 uiterlijk tot en met 21 november bij mij terughalen. (...)”
e. Op 13 november 2003 zijn de zes stoelen opnieuw bij [koper] bezorgd. Deze heeft wederom direct mondeling bezwaar gemaakt tegen de kwaliteit van de stoelen en heeft vervolgens bij brief van 4 december 2003 aan [verkoper] laten weten:
“(...)
Op 13 november hebt u wederom de eerder (op 7 oktober 2003) door ons afgekeurde zes stoelen bij ons bezorgd. De stoelen waren echter niet (...) met nieuwe stof opnieuw bekleed; de oorspronkelijke stof is kennelijk opnieuw gebruikt om de stoelen te bekleden. Op vele plekken zijn nu de sporen te zien van eerder hechtwerk en ook is de stof hier en daar beschadigd (witte plekjes in de stof). Nog steeds is bij een groot aantal stoelen aan de onderkant de stoffering bijzonder slordig en niet duurzaam aan het frame van de stoel bevestigd. Bij twee stoelen zit in de rugleuning een spleet waar doorheen gekeken kan worden. Mijn echtgenote en ik hebben onmiddellijk bezwaar aangetekend tegen de kwaliteit van het geleverde en hebben dat op de afleveringsbon vastgelegd. Ook hebben wij een en ander onmiddellijk telefonisch aan u doorgegeven en toegelicht in aanwezigheid van beide bezorgers van uw firma. Door ons is kenbaar gemaakt dat de kwaliteit van het geleverde dermate onder de maat is dat wat ons betreft van verdere betaling geen sprake kan zijn; u heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt.
Ook hebben wij beide bezorgers laten zien dat een metaalrand van de door u geleverde eettafel een scherpe inkeping bevat; bovendien is in de buurt daarvan de tafel licht beschadigd. Ook hebben wij hen laten zien dat bij vrijwel alle stoelen het houtwerk licht beschadigd is.
Daarnaast hebben de bezorgers bij de tweezitsbank een circa één centimeter door de stof heen stekende schroef –wij hadden u daar al eerder telefonisch melding van gemaakt- verwijderd en vervangen door een kortere; de stof is ter plaatse echter onherstelbaar beschadigd.
(...)
Meer in het bijzonder zal ik ten aanzien van order no. 1,75681 van 21 april 2003 gebruik maken van de mij per 13 november 2003 toegekomen bevoegdheid om de prijs te verminderen in evenredigheid met de mate van afwijking van het overeengekomene.
Daarbij gebruik ik als richtsnoer de kosten die ik moet maken om bij een andere firma alle zes stoelen opnieuw te laten stofferen met dezelfde soort stof of één van overeenkomende kwaliteit, incl. transport- en overige kosten. Op grond daarvan zal ik de prijs verminderen met € 1.680,00.
Wat betreft de beschadigingen aan het houtwerk van de stoelen stel ik vast dat deze niet reparabel zijn en vervanging van deze stoelen in redelijkheid niet van u gevergd kan worden. In dit geval stel ik de vermindering van de prijs vast op € 300,00.
(...) Per saldo resteert derhalve een door mij aan u verschuldigd bedrag van € 1.137,00; dit bedrag zal binnenkort worden overgemaakt onder vermelding van “slotbetaling order nummer 1,75681” (...)
f. Op 24 december 2003 schrijft [verkoper] aan [koper] onder meer:
“(...)
Liever zien wij dan ook dat u ons in de gelegenheid stelt de stoffering van uw stoelen te verbeteren. Dan niet door de leverancier dan wel door onze eigen meubelstoffeerderij.
Wij menen echter wel dat u uit coulance in aanmerking komt voor een prijsreductie (...)
Wat wij u willen aanbieden is het volgende.
Onze eigen meubelstoffeerder gaat de stoffering van de stoelen verbeteren (...)Ook nu impliceert dat niet dat er nieuwe stof op de stoelen wordt gestoffeerd (...) Indien dat voor een goede stoffering wel noodzakelijk is zal er nieuwe stof gebruikt worden (...).
Dit zal volledig kosteloos worden uitgevoerd.
Daarnaast bieden wij u uit coulance een reductie van 10% op de verkoopprijs inclusief BTW op ordernummer 1,75681.
Indien u ons niet in de gelegenheid wilt stellen uw stoelen goed te stofferen kunnen wij U een reductie van 20% aanbieden op de verkoopprijs inclusief BTW op ordernummer 1,75681 (...)
Gaarne vernemen wij uw reactie voor 15 januari aanstaande. Hierna nemen wij aan dat u geen gebruik wilt maken van onze serviceafdeling en sluiten uw verzoek tot service af.
(...)”
g. [Koper] heeft van dit voorstel geen gebruik gemaakt en heeft het door hem als slotbetaling berekende bedrag van € 1.137,- eind december aan [verkoper] overgemaakt. Nadien heeft [verkoper] [koper] bij brief van 23 februari 2004 laten weten het dossier te sluiten en aanspraak te maken op betaling van € 1.616,16 (de koopprijs minus de door [koper] verrichte betalingen ad € 500,- en € 1.137,- en verminderd met de door [verkoper] toegezegde korting van 20% op de koopsom (neerkomende op € 813,40).
h. [Koper] heeft de restant koopsom ad € 1.616,16 onbetaald gelaten.
4.2. Kernvraag in deze is of [koper] in verband met de door hem aan [verkoper] verweten toerekenbare tekortkoming(en) bij de nakoming van de op 21 april 2003 gesloten koopovereenkomst bevoegd was de koopprijs “te verminderen in evenredigheid met de mate van afwijking van het overeengekomene” als bedoeld in art. 7:22 lid 1 sub b BW.
De kantonrechter heeft die vraag ontkennend beantwoord, overwegende – kort samengevat – dat weliswaar sprake is van een consumentenkoop, doch dat deze bevoegdheid de koper pas toekomt wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn en dat daarvan in casu - gelet op het door [verkoper] (hiervoor in r.o. 4.1. sub f bedoelde) gedane voorstel, waarop [koper] niet meer gereageerd heeft – geen sprake was. De vordering van [verkoper] tot betaling van het restant koopsom, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente is integraal toegewezen.
4.3. Naar aanleiding van de door [koper] tegen het vonnis aangevoerde grieven wordt het volgende overwogen.
De door [koper] gestelde, door hem en/of zijn echtgenote bij de eerste aflevering van de zes stoelen (7 oktober 2003) en opnieuw bij de tweede aflevering van die stoelen op 13 november 2003 geconstateerde en aan [verkoper] kenbaar gemaakte gebreken betreffende de stoffering, zijn - in het licht van de (hiervoor in 4.1. sub c en f genoemde) brieven en gelet op het feit dat telkens bezorgers van [verkoper] aanwezig waren toen de bezwaren van [koper] c.s. direct per telefoon aan [verkoper] gemeld en toegelicht werden - onvoldoende gemotiveerd weersproken.
Voorts staat vast dat de eerste aflevering van de (eettafel en de) zes stoelen bijna drie maanden na afloop van de verwachte levertijd (van 12 weken) plaatsvond en dat het vervolgens geen drie maar circa vijf weken duurde voordat de stoelen met – wederom - een stoffering, die niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed, opnieuw bezorgd werden.
Reeds daarom moet geoordeeld worden dat [verkoper] [zijn] verplichting tot “herstel van de afgeleverde zaak” (art. 7:21 lid 1 sub b BW) niet binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de koper (art. 7:21 lid 3 BW) is nagekomen en [koper] dus gebruik mocht maken van de hem ingevolge de wet toekomende bevoegdheden, waaronder die tot vermindering van de prijs overeenkomstig art. 7:22 lid 1 sub b BW.
Dat [verkoper] afhankelijk was/is van [zijn] leverancier(s), is een omstandigheid, die voor [zijn] rekening en risico komt en noopt dan ook niet tot een ander oordeel, terwijl – zonder nadere toelichting, die ontbreekt - niet is in te zien dat en waarom [koper] gehouden was om in te gaan op het (bijna zes weken na de tweede aflevering van de stoelen en drie weken nadat hij had laten weten prijsvermindering toe te passen) door [verkoper] gedane voorstel.
Gegeven het feit dat de koper ingevolge art. 7:22 lid 1 BW de keuze heeft tussen ontbinding en prijsvermindering valt zonder die nadere toelichting evenmin in te zien dat en waarom [koper] in deze voor ontbinding van de koopovereenkomst had moeten kiezen.
Het voorgaande betekent dat de grieven in zoverre slagen dat [koper] de prijs voor de stoelen mocht verminderen.
Bij verdere (afzonderlijke) behandeling van de grieven heeft hij geen belang.
4.4. De terzake door [koper] in mindering gebrachte € 1.680,- is volgens hem het bedrag dat gemoeid zou zijn met het herstel (herstofferen) van de bekleding van de zes stoelen door een derde (inclusief transportkosten), waarbij hij de hem door [verkoper] voor de (in r.o. 4.1. sub b bedoelde) herstoffering van twee banken en een fauteuil in rekening gebrachte kosten als richtsnoer heeft genomen. Aldus heeft hij het bedrag van de door hem toegepaste prijsvermindering afdoende gemotiveerd.
Hetgeen [verkoper] daartegen heeft aangevoerd (memorie van antwoord sub 15) kan [hem] niet baten. Anders dan [koper] is [hij] op dit gebied immers wél deskundig, terwijl [hij] als geen ander bekend was/is met zowel de zes stoelen als de banken en met de bij de stoffering van een en ander gebruikte materialen. Aldus mocht van [hem] verwacht worden dat [hij] gemotiveerd zou hebben aangegeven waarom de door [koper] gekozen benadering/berekening niet juist is. Nu [hij] dat heeft nagelaten moet het bedrag van € 1.680,- voor juist gehouden worden.
Het door [koper] wegens de bij de tweede aflevering van de stoelen geconstateerde beschadigingen van het houtwerk in mindering gebrachte bedrag (€ 300,-) is door [verkoper] in het geheel niet betwist, zodat ook dit voor juist gehouden moet worden.
4.5. [Koper]s stelling dat de eettafel bij de aflevering op 7 oktober 2003 al beschadigingen vertoonde is door [verkoper] betwist. Die betwisting vindt steun in het feit dat [koper] in zijn brief van 9 oktober 2003 met betrekking tot de tafel geen enkele klacht heeft geuit, doch slechts heeft laten weten dat – indien de stoelen nu (nog) niet tijdig en in onberispelijke staat uitgeleverd worden - de tafel eveneens moet worden teruggenomen, omdat hij daar in dat geval niets aan heeft. [Koper] heeft geen enkele verklaring gegeven voor het feit dat hij er niet eerder over heeft geklaagd dat “een metaalrand van de (...) geleverde tafel een scherpe inkeping bevat” en dat de tafel bovendien “in de buurt daarvan licht beschadigd” is, zodat – gelet op het feit dat de tafel vanaf 7 oktober 2003 bij hem in gebruik is geweest - zijn op dit punt gedane bewijsaanbod als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd wordt. Voor zijn betoog dat ook voor (niet verborgen) gebreken als waarvan hier sprake is het in art. 7:18 lid 2 BW opgenomen vermoeden van non conformiteit geldt, biedt het recht geen steun.
[Koper] heeft de door hem met betrekking tot de tafel verschuldigde koopprijs dan ook ten onrechte verminderd.
4.6. De in 4.1 sub b bedoelde overeenkomst was geen consumentenkoop maar een overeenkomst van opdracht, zodat art. 7:22 BW toepassing mist voor wat betreft de door [koper] gestelde onherstelbare beschadiging van de stof van de door [verkoper] gestoffeerde 2-zitsbank.
[Verkoper] heeft echter niet weersproken dat [koper] [hem] (reeds vóór [kopers] in 4.1. sub d geciteerde brief van 4 december 2003) telefonisch gemeld had dat sprake was van een door de bekleding van die bank uitstekende schroef (zie daartoe diezelfde brief). [Hij] heeft ook niet weersproken dat [zijn] bezorgers die schroef op 13 november 2003 hebben verwijderd en in plaats daarvan een kortere schroef hebben aangebracht en [hij] heeft evenmin betwist dat de bekledingsstof ter plaatse onherstelbaar beschadigd is. Het verweer van [verkoper] dat een en ander niet voor [zijn] rekening en risico komt heeft [hij] in het licht daarvan onvoldoende feitelijk onderbouwd, zodat de door [koper] gestelde toerekenbare tekortkoming van [verkoper] betreffende de hier bedoelde overeenkomst vaststaat. Nu [verkoper] het door [koper] terzake opgevoerde (schade)bedrag van € 200,- als zodanig niet weersproken heeft, kan [koper] zich op verrekening beroepen.. Dat zijn tegenvordering op [verkoper] niet uit dezelfde overeenkomst tussen partijen voortvloeit noopt niet tot een ander oordeel.
4.7. Het voorgaande betekent dat de vordering van [verkoper] ten onrechte integraal is toegewezen. [Koper] heeft op goede gronden gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid de koopprijs voor de zes stoelen te verminderen met (€ 1.680,- plus € 300,- derhalve) € 1.980,- en heeft zich eveneens terecht beroepen op verrekening met haar schadevordering ad € 200,- uit hoofde van de onder 4.1. sub b bedoelde overeenkomst.
[Verkoper] heeft er echter terecht – en door [koper] dan ook niet weersproken - op gewezen (inleidende dagvaarding sub 8 en repliek sub 10) dat [hij] bij de berekening van [zijn] restantvordering tevens de (bij brief van 24 december 2003 aan [koper]) aangeboden korting ten bedrage van € 813,40 in aanmerking heeft genomen, waarmee de koopprijs dus feitelijk al met dat bedrag verminderd is.
Derhalve is de vordering van [verkoper] toewijsbaar tot € 1.616,60 verminderd met (€ 1.980,- en € 200,- minus € 813,40 zijnde) € 1.366,60 derhalve € 250,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 30 juni 2004 tot de dag der algehele voldoening en met 15 % over € 250,- (€ 37,50) terzake buitengerechtelijke incassokosten.
4.8. Het hof zal het bestreden vonnis dan ook vernietigen, de vordering van [verkoper] toewijzen als hierboven aangegeven onder afwijzing van het meer of anders gevorderde.
Bij deze stand van zaken dient [verkoper] te worden verwezen in de kosten van beide instanties.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [koper] tot betaling aan [verkoper] van de somma van € 287,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,- vanaf 30 juni 2004 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [verkoper] in de kosten van beide instanties en begroot die kosten voor zover aan de zijde van [koper] gevallen in de eerste aanleg op nihil aan verschotten en € 300,- aan salaris en in hoger beroep op € 329,60 aan verschotten en € 632,- aan salaris procureur;
verklaart deze uitspraak voor wat betreft bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.O. van Manen, M.W.E. Koopmann en M. Flipse en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 maart 2007.