ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9984

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/1123
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.B.C.M. van der Reep
  • J.M.H. van Staveren
  • E.J.H. Schrage
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen van verkoper bij ontbinding koopovereenkomst caravan

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een koper en verkoper van een caravan. De koper, [koper], heeft op 31 oktober 1998 een caravan gekocht van [verkoper] voor een bedrag van € 25.436,65. De caravan werd geleverd op 25 maart 1999 en de fabrikant, Westfalia, verleende een garantie van zes jaar, mits er binnen bepaalde termijnen vochtdichtheidscontroles werden uitgevoerd. Na enkele jaren traden er problemen op met de caravan, waaronder scheuren in de zijwand, wat leidde tot de conclusie dat de caravan als total loss moest worden beschouwd. De koper vorderde ontbinding van de koopovereenkomst en restitutie van de koopsom, wat door de rechtbank werd toegewezen.

De verkoper ging in hoger beroep en betoogde dat de caravan voldeed aan de koopovereenkomst, omdat de koper op de hoogte was van de garantiebepalingen en de noodzaak van vochtdichtheidscontroles. Het hof oordeelde echter dat de verkoper niet had aangetoond dat de koper had moeten verwachten dat de caravan na vier jaar als total loss zou worden beschouwd. Het hof bevestigde de ontbinding van de koopovereenkomst en oordeelde dat de verkoper de dagwaarde van de caravan, € 12.500,-, aan de koper moest terugbetalen, rekening houdend met de afschrijving.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis en stelde de betalingsverplichting van de verkoper vast op € 12.500,-, terwijl de proceskosten in eerste aanleg voor rekening van de verkoper bleven. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit arrest werd uitgesproken op 1 maart 2007.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[VERKOPER] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
APPELLANTE,
procureur: mr. F.B.Falkena,
t e g e n
[KOPER],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Partijen worden hierna (ook) [verkoper] en [koper] genoemd.
1.2 Bij dagvaarding van 8 februari 2006 is [verkoper] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank te Utrecht van 9 november 2005, gewezen onder zaaknr./rolnr. 188306/HAZA 04-2720 tussen [koper] als eiser en [verkoper] als gedaagde.
1.3 [Verkoper] heeft bij memorie vier grieven voorgesteld, een productie in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, [koper] alsnog niet ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering, althans aan deze zal ontzeggen, met veroordeling van [koper] in de kosten van beide instanties.
1.4 Bij memorie van antwoord heeft [koper] de grieven bestreden, zijnerzijds producties in het geding gebracht en geconcludeerd, kort gezegd, tot bekrachtiging van het vonnis, met veroordeling van [verkoper] in de kosten van het hoger beroep.
1.5 Ten slotte hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.
2. Grieven
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de desbetreffende memorie.
3. Feiten
De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.5 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. De beoordeling in hoger beroep.
4.1 Het gaat in deze zaak om het volgende.
[Koper] heeft bij overeenkomst van 31 oktober 1998 van [verkoper] een caravan gekocht van het merk Westfalia, type Columbus 551, modeljaar ‘99, inclusief accessoires, voor een koopprijs van € 25.436,65, welke caravan op 25 maart 1999 aan [koper] is geleverd. De fabrikant, Westfalia, heeft op de afdichting van de caravan een garantie van zes jaar verleend onder de voorwaarde dat binnen 16 tot 18 maanden na aflevering van de caravan een eerste zogenaamde vochtdichtheidscontrole zou worden uitgevoerd en binnen 34 tot 36 maanden na aflevering een tweede. In oktober 2000 heeft [koper] zich in verband met het optreden van een scheur in de zijwand van de caravan tot [verkoper] gewend. [Verkoper] heeft de caravan vervolgens ter reparatie aan het bedrijf Delphin Caravaning GmbH te Duitsland aangeboden, aan welk bedrijf Westfalia haar onderhoud- en servicewerkzaamheden had overgedragen. Delphin heeft de scheur gerepareerd en tevens op 3 november 2000 een verklaring afgegeven dat de eerste vochtdichtheidscontrole is uitgevoerd. In augustus 2003 heeft [koper] zich in verband met verschillende klachten, waaronder het wederom optreden van een scheur in de zijwand van de caravan, opnieuw tot [verkoper] gewend. De caravan is vervolgens door Delphin onderzocht. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat de caravan in zodanige mate door vocht is aangetast, dat deze als total loss moet worden beschouwd. [Koper] heeft daarop [verkoper] in rechte betrokken en - kort gezegd - de ontbinding gevorderd van de koopovereenkomst en restitutie van de koopsom met rente en kosten. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, de koopovereenkomst ontbonden en [verkoper] veroordeeld om aan [koper] te betalen een bedrag van € 25.436,65, met kosten.
4.2 Tegen de beslissing om de koopovereenkomst te ontbinden komt [verkoper] op met de eerste drie grieven, die gezamenlijk behandeld kunnen worden.
De grieven strekken blijkens hun toelichting ten betoge, dat de caravan beantwoordde aan de koopovereenkomst, nu [koper] uit de (inhoud van de) garantiebepalingen en het daarin opgenomen schema voor het uitvoeren van vochtdichtheidscontroles had behoren te begrijpen dat de uitvoering daarvan van essentieel belang was voor de levensduur van de caravan.
4.3 Dit betoog kan niet worden aanvaard. [Verkoper] baseert zich voor zijn stelling dat de caravan bij aflevering beantwoordde aan de koopovereenkomst uitsluitend op de (inhoud van de) garantiebepalingen, doch hij miskent de aard daarvan. Garantiebepalingen kunnen niet de verplichtingen van de verkoper beperken om een zaak te leveren die de koper op grond van de overeenkomst mag verwachten. Een redelijke interpretatie van de onderhavige garantiebepalingen brengt met zich dat de strekking daarvan uitsluitend is om de koper onder de vermelde voorwaarden zonder enig verder onderzoek een aanspraak te geven op Westfalia indien zich in de verkochte caravan gebreken zouden voordoen binnen de genoemde termijn. Zij kunnen dus niet bewerkstelligen dat de koper het recht zou worden ontnomen op levering van een caravan die aan de overeenkomst beantwoordt.
4.4 Uit het reeds in eerste instantie overgelegde en inhoudelijk niet bestreden expertiserapport van de ANWB van 27 december 2004 blijkt dat er in 1998/1999 een serie (Westfalia Columbus) caravans is verkocht met een dunnere zijwandbeplating dan voordien, welke wanden dus kwetsbaarder waren. De ANWB concludeert dat de zijwanden van de onderhavige caravan niet voldoende stevig waren geconstrueerd, hetgeen, naar de mening van de ANWB, een constructiefout oplevert. Bij een caravan met een nieuwwaarde van ruim € 20.000 zouden dergelijke vochtproblemen niet mogen voorkomen, aldus de ANWB. Deze conclusie stemt inhoudelijk overeen met het, eveneens in eerste instantie reeds overgelegde "rapport van expertise" van 25 november 2004, dat is uitgebracht door CED Bergweg te Capelle aan den IJssel. Dit rapport vermeldt als conclusie: "de schade is naar onze mening veroorzaakt door een eigen gebrek welke zijn basis heeft in een fabricage en/of constructiefout met als gevolg langzaam binnendringend vocht."
4.5 Onder deze omstandigheden staat vast dat de caravan niet de eigenschappen bevat die [koper] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Zulks zou anders zijn, indien Van de Duinkerken [koper] uitdrukkelijk te kennen zou hebben gegeven dat deze een caravan kocht waarvan het normaal zou zijn dat die na ommekomst van een periode van vier jaren als total loss zou moeten worden beschouwd als de voorgeschreven vochtdichtheidscontroles niet stipt op de voorgeschreven tijdstippen zouden worden uitgevoerd. [Verkoper] heeft echter niet betoogd dat hij voor de totstandkoming van de koopovereenkomst op andere wijze dan door middel van de garantievoorwaarden aan [koper] te verstaan gegeven heeft, dat deze op het punt stond tegen een koopprijs van € 25.436,65 (inclusief accessoires) een caravan met een levensduur van ten hoogste vier jaren te kopen. Derhalve hoefde [koper] dat ook niet te verwachten. Dus voldeed de caravan niet aan de gesloten koopovereenkomst en heeft de rechtbank terecht die overeenkomst ontbonden. De eerste drie grieven worden verworpen.
4.6 Anders staat het echter met de vierde grief. Door middel daarvan stelt [verkoper] de omvang aan de orde van de ongedaanmakingsverplichting die na de ontbinding van de overeenkomst op haar is komen rusten. [Verkoper] betoogt dat [koper] gedurende viereneenhalf jaar ongestoord gebruik heeft kunnen maken van de caravan, tegenover welk gebruik haars inziens rekening zou moeten worden gehouden met de reguliere afschrijving op de aankoopsom van de caravan. Bij restitutie van de volledige aankoopsom wordt mitsdien, zo begrijpt het hof deze grief, [koper] op kosten van [verkoper] ongerechtvaardigd verrijkt met een bedrag ten belope van het met die reguliere afschrijving gemoeide bedrag.
4.7 [Koper] bestrijdt door algehele restitutie van de koopprijs verrijkt te zijn, aangezien hij in verband met de problemen met de caravan deze eerst heeft terug moeten brengen en vervolgens meerdere keren daarmee heen en weer heeft moeten rijden.
4.8 Dit betoog van [koper] kan niet worden aanvaard. Dat hij na de eerste vakantie de caravan heeft teruggebracht lag reeds daarom in de rede, omdat hij, wilde hij de garantie behouden, een vochtdichtheidscontrole zou moeten laten uitvoeren. Aan de stelling van [koper] dat hij meerdere keren heen en weer zou hebben moeten rijden, gaat het hof als te weinig specifiek voorbij, nu [koper] nalaat te vermelden op welke data hij welke ritten, van welke lengte heeft moeten maken en welke kosten daarmee gemoeid zouden zijn geweest. [Koper] is derhalve verrijkt door de algehele restitutie van de koopprijs. Deze verrijking is ongerechtvaardigd voor het bedrag dat [koper] onder andere, normale omstandigheden zou hebben moeten afschrijven.
4.9 Indien en voorzover [koper] nog wenst te betogen dat de verlangde ontbinding van de koopovereenkomst van rechtswege restitutie van het gehele betaalde aankoopbedrag met zich brengt, ziet hij er aan voorbij dat ongerechtvaardigde verrijking niet slechts aanleiding kan geven tot een rechtsvordering tot restitutie van het daarmee gemoeide bedrag maar ook, zoals in het onderhavige geval, kan worden opgeworpen als verweermiddel tegen een op andere gronden gebaseerde rechtsvordering.
4.10 Omtrent het met de ongerechtvaardigde verrijking gemoeide bedrag bevatten de stukken van het geding voldoende gegevens ter bepaling ervan. Uit de ANWB/Bovag koerslijst van 2003 (productie bij memorie van grieven) volgde dat in 2005 de inkoopwaarde van een caravan als de onderhavige zonder accessoires een bedrag van € 12.125,- bedroeg, terwijl CED Bergweg de dagwaarde van de onderhavige caravan inclusief accessoires, mits in normale staat, begrootte op € 12.500,-. Het bedrag van de normale afschrijving voor de periode maart 1999 tot en met september 2003 bedraagt het verschil tussen de aankoopprijs en de dagwaarde, telkens inclusief accessoires, derhalve € 25.436,65 minus € 12.500,- hetgeen gelijk staat aan € 12.936,65. Dit bedrag aan afschrijving komt het hof redelijk voor. Bij iedere ongedaanmaking van de gevolgen van de koopovereenkomst (waartoe beide partijen gehouden zijn) dient met dit bedrag rekening gehouden te worden.
4.11 De restwaarde van de caravan is tegenover de dagwaarde van € 12.500,- slechts € 3.500,-. Anders dan [verkoper] betoogt brengt de op haar als verkoper rustende ongedaanmakingsverplichting niet slechts de verplichting met zich om het verschil tussen deze beide bedragen aan [koper] uit te keren, te weten € 9.000,-, maar bovendien dient zij de caravan tegen de restwaarde ad € 3.500,- terug te nemen. Dit een en ander brengt met zich dat [verkoper] gehouden is om tegenover teruggave door [koper] van de caravan aan [koper] het bedrag van de dagwaarde daarvan uit te keren. De vierde grief slaagt, zij het slechts gedeeltelijk. Het hof gaat voorbij aan hetgeen [verkoper] in dit verband nog ter sprake brengt omtrent de eigen schuld van [koper] aan de grootte van de schade, nu die veronderstelde eigen schuld niets afdoet aan de ontbinding van de koopovereenkomst en de daaruit volgende op [verkoper] rustende ongedaanmakingsverplichting.
5. Slotsom
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de eerste drie grieven tevergeefs zijn voorgedragen. Terecht heeft de rechtbank de koopovereenkomst ontbonden. De gedeeltelijke gegrondbevinding van de vierde grief leidt ertoe dat de betalingsveroordeling op [verkoper] in het vonnis waarvan beroep (ten belope van de volledige koopprijs) niet in stand kan blijven. De proceskosten uit de eerste aanleg dienen echter voor rekening van [verkoper] te blijven, aangezien zij de in eerste instantie overwegend in het ongelijk gestelde partij is. Daar in hoger beroep beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk gesteld zijn zal het hof de proceskosten van de tweede instantie compenseren, aldus dat iedere partij de hare draagt. Gemakshalve zal het hof met inachtneming van het vorenstaande het vonnis waarvan beroep geheel, niet partieel, vernietigen en dus de te geven beslissing opnieuw formuleren, met inachtneming van het petitum van de dagvaarding in hoger beroep.
6. Beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep;
- en opnieuw rechtdoende
- ontbindt de onder 4.1 van dit arrest genoemde koopovereenkomst en veroordeelt [verkoper] om aan [koper] te betalen een bedrag van € 12.500,-;
- veroordeelt [verkoper] in de proceskosten in eerste aanleg, aan de zijde van [koper] tot op dat vonnis begroot op € 2.106,78;
- compenseert de proceskosten in hoger beroep des dat iedere partij de hare drage;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, J.M.H. van Staveren en E.J.H. Schrage en door de rolraadsheer uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2007.