5.1 Voor zover thans van belang staan in deze zaak de volgende feiten vast, gelet op het over en weer gestelde en de, in zoverre niet (deugdelijk) bestreden, inhoud van de bescheiden die in het geding zijn.
a. [Eigenaar appartementsrecht] had een schuld uit geldlening aan Bouwfonds, die tot zekerheid voor de betaling van het in verband daarmee verschuldigde een in 1989 gevestigde eerste hypotheek had op een aan [eigenaar appartementsrecht] toebehorend appartementsrecht met betrekking tot een onroerende zaak te Amsterdam (hierna: het appartement).
b. Omdat [eigenaar appartementsrecht] in de loop van 2001 in verzuim geraakte ter zake van de betaling van de verschuldigde rente en aflossing zegde op 1 oktober 2001 Bouwfonds hem de executie aan op grond van haar hypotheekrecht en wel door openbare verkoop ten overstaan van een notaris te Amsterdam (hierna: de notaris) op 5 november 2001, tot verhaal van de vordering van Bouwfonds ten bedrage van ruim ƒ 107.000 met rente en kosten vanaf 7 augustus 2001.
c. Na de gebruikelijke bekendmaking van de voorgenomen executie kwamen enkele onderhandse biedingen bij de notaris binnen, waaronder die van [geïntimeerde] op 23 oktober 2001.
d. Op 29 oktober 2001 is tussen Bouwfonds als verkoper en [geïntimeerde] als koper een koopovereenkomst met betrekking tot het appartement gesloten, die is neergelegd in een onderhandse akte van die datum.
e. In die akte is onder meer, zakelijk samengevat, het volgende opgenomen.
Bouwfonds handelt krachtens de haar ingevolge artikel 3:268 lid 1 BW toekomende bevoegdheid.
De koopprijs bedraagt ƒ 297.000, kosten koper.
De leveringsakte zal worden verleden ten overstaan van de notaris op 5 december 2001, of eerder of later, in verband met na te noemen ontbindende voorwaarde.
De koop geschiedt onder de ontbindende voorwaarde dat "niet uiterlijk op de datum van levering de vereiste toestemming van de president van de rechtbank is ontvangen voor de onderhavige levering".
De koop en levering geschieden onder de op 22 oktober 2001 door de notaris vastgestelde veilingvoorwaarden.
f. Ingevolge laatstgenoemde voorwaarden zijn mede toepasselijk de Algemene veilingvoorwaarden voor executieveilingen Amsterdam 2001 (hierna: Algemene veilingvoorwaarden), waarvan artikel 22, leden 1 tot en met 3, in het vonnis (onder 1.m) is weergegeven.
g. Bij vonnis van 29 oktober 2001 is door de rechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) ten aanzien van [eigenaar appartementsrecht] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, onder meer met bepaling van een "afkoelingsperiode" als bedoeld in artikel 309 Faillissementswet (hierna: F) voor de duur van één maand.
h. Op enig moment heeft Bouwfonds de openbare verkoop die op 5 november 2001 zou plaats vinden, afgelast.
i. Op 16 november 2001 heeft Bouwfonds zich gewend tot de president van de rechtbank met het verzoek, zakelijk samengevat, te bepalen (op de voet van artikel 3:268 lid 2 Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) dat de executie ondershands zal geschieden bij de tussen Bouwfonds en [geïntimeerde] op 29 oktober 2001 gesloten koopovereenkomst die hem, de president, bij dat verzoek ter goedkeuring werd voorgelegd.
j. De mondelinge behandeling van dit verzoek vond plaats op 16 januari 2002, alwaar de procureur van Bouwfonds, [eigenaar appartementsrecht], [geïntimeerde] en de notaris zijn verschenen. Bij deze gelegenheid heeft [eigenaar appartementsrecht] meegedeeld dat er op grond van de WSNP een schuldsanering liep. Daags tevoren, op 15 januari 2002, beschikte de genoemde procureur van Bouwfonds over een kopie van het (onder g vermelde) vonnis van 29 oktober 2001. Op 14 januari 2002 had Bouwfonds, voor het eerst, contact gehad met de bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling. Half december 2001 had [geïntimeerde] "van de buren" vernomen van de schuldsanering; de notaris zei haar toen op haar vraag hoe het zat, dat hij van niets wist, en vlak voor de zitting op 16 januari 2002 dat er inderdaad een schuldsanering was.
k. Bij beschikking van 25 januari 2002 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank het (onder i vermelde) verzoek toegewezen en daarbij onder meer overwogen dat er vóór de zitting (van 16 januari 2002) een brief was ingekomen van de Afdeling bewindvoering WSNP met (kennelijk) het meergenoemde vonnis van 29 oktober 2001 en dat de omstandigheid dat op [eigenaar appartementsrecht] een schuldsaneringsregeling van toepassing is, er niet aan in de weg staat dat Bouwfonds haar rechten als hypotheekhoudster uitoefent.
l. Bij beschikking van 24 januari 2002 heeft de rechter-commissaris in de schuldsaneringsregeling van [eigenaar appartementsrecht] opnieuw een afkoelingsperiode bepaald, voor de duur van een maand, en daarbij onder meer overwogen: dat "heden" uit telefonisch overleg met de bewindvoerder en Bouwfonds was gebleken dat de hypotheekhoudster (Bouwfonds) op korte termijn tot onderhandse verkoop van de woning van [eigenaar appartementsrecht] over wilde gaan, pas zeer recent van de schuldsaneringsregeling op de hoogte was en niet bekend was met de eerder door de rechtbank bepaalde afkoelingsperiode; en dat nog onvoldoende had kunnen worden onderzocht of een minnelijke regeling mogelijk was in verband met de overwaarde van de woning. Bij beschikking van 21 februari 2002 heeft de rechter-commissaris de termijn van de afkoelingsperiode verlengd tot één maand na de datum van die beschikking.
m. Op 29 januari 2002 (volgens Bouwfonds) of op 25 februari 2002 (volgens [geïntimeerde]) ontving Bouwfonds betaling van al het door [eigenaar appartementsrecht] verschuldigde.
n. Bij brief van 4 februari 2002 is namens de notaris aan [geïntimeerde] bericht dat de koopovereenkomst geen doorgang kan vinden, omdat [eigenaar appartementsrecht] inmiddels de achterstallige bedragen en kosten had voldaan, zodat Bouwfonds "geen gronden meer heeft om het registergoed te kunnen verkopen c.q. te leveren, waardoor de koopovereenkomst als ontbonden moet worden beschouwd".
o. [Geïntimeerde] heeft bij exploot van 23 september 2002 onder meer Bouwfonds ingebrekegesteld en gesommeerd alsnog binnen drie dagen mee te werken aan het verlijden van de leveringsakte met aanzegging dat, mocht geen gevolg worden gegeven aan de sommatie, [geïntimeerde] ontbinding van de koopovereenkomst zal vorderen en Bouwfonds de in artikel 22 van de Algemene veilingvoorwaarden omschreven boete verschuldigd is.