ECLI:NL:GHAMS:2007:BB3693
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- P.G. Wiewel
- J.H. Huijzer
- C.E. van Oosten-van Smaalen
- Rechtspraak.nl
Derdenbeslag en de positie van de derde-beslagene in het civiele recht
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, ging het om een hoger beroep van Mill Music B.V. tegen X. over de rechtsgeldigheid van een derdenbeslag. Mill Music had de koopsom voor een woning gestort op de rekening van de notaris, maar een andere schuldeiser van de verkoper had derdenbeslag gelegd op deze gelden. Het hof oordeelde dat, nadat de koper de koopsom had gestort, een andere schuldeiser geen derdenbeslag meer kon leggen op die gelden. Dit depot vormde een gemeenschap waarop zowel de koper als de verkoper recht hadden onder ontbindende en opschortende voorwaarden. Het hof benadrukte dat de derde-beslagene niet in een slechtere positie mag komen te verkeren door het derdenbeslag en dat hij niet meer hoeft te voldoen dan hij aan de geëxecuteerde verschuldigd was.
Het hof stelde vast dat de verplichting van X. jegens A. bestond uit het voldoen van de koopprijs ten tijde van de levering van het onroerend goed. Door de storting van de koopsom in het depot van de notaris, werd X. rechthebbende op de gemeenschap die het depot vormde, onder de ontbindende voorwaarde dat de levering van het onroerend goed zou plaatsvinden. De levering vond plaats op 18 maart 2004, waardoor de ontbindende voorwaarde ten aanzien van X. was vervuld. Dit betekende dat X. op het moment van de storting van de koopsom aan zijn verplichtingen had voldaan, en dat het derdenbeslag op 17 maart 2004 geen doel trof.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en oordeelde dat Mill Music de kosten van het hoger beroep moest dragen. De uitspraak benadrukt de bescherming van de derde-beslagene in het civiele recht en de voorwaarden waaronder derdenbeslag kan worden gelegd.