ECLI:NL:GHAMS:2007:BB9321

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
300/07 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen gerechtsdeurwaarder wegens onjuist handelen en informatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 november 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een gerechtsdeurwaarder die door klaagster was aangeklaagd wegens onjuist handelen en het niet nakomen van zijn informatieplicht. De klacht was eerder gegrond verklaard door de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders, die de gerechtsdeurwaarder een berisping had opgelegd. Klaagster had de gerechtsdeurwaarder belast met het incasseren van een vordering, maar de gerechtsdeurwaarder had nagelaten de geïncasseerde gelden tijdig aan klaagster uit te keren. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet voldoende toezicht had gehouden op de afhandeling van de zaak door een collega-gerechtsdeurwaarder en dat hij niet had gezorgd voor tijdige afdracht van de gelden. Het hof bevestigde dat de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk blijft voor de uitvoering van de opdracht, ook als hij een collega inschakelt. De gerechtsdeurwaarder had bovendien een toezegging gedaan om een bedrag van € 500 aan klaagster over te maken, maar dit was niet nagekomen. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder in zijn informatieplicht tekort was geschoten, maar dat er geen onnodige kosten waren gemaakt door het inschakelen van de collega-gerechtsdeurwaarder. De klacht werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en het hof legde de maatregel van berisping op, met de waarschuwing dat bij herhaling zwaardere sancties overwogen zouden worden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van gerechtsdeurwaarders in hun rol en de noodzaak om transparant te zijn naar hun cliënten toe.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 22 november 2007 in de zaak onder rekestnummer 300/2007 GDW van:
[X],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. J.D. van Vlastuin,
t e g e n
SILVERJET VAKANTIES B.V.,
gevestigd te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
vertegenwoordigd door: T.I. JAGER, boekhoudkundig medewerkster,
gemachtigde: mr. S.J. Bruins Slot.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 5 april 2007 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - waarbij namens appellant, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, tijdig hoger beroep is ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 27 februari 2007, verzonden 8 op maart 2007, waarbij de klacht van geïntimeerde, verder te noemen klaagster, gegrond is verklaard onder oplegging aan de gerechtsdeurwaarder van de maatregel van berisping met aanzegging, dat indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.
1.2. Van de zijde van klaagster is op 4 mei 2007 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 24 september 2007 nog een brief met één bijlage ter griffie van het hof ingekomen
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof op 27 september 2007. Verschenen zijn namens klaagster mw. T.I. Jager en de gemachtigde alsmede de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde. Allen hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, alsmede van de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij zich ten onrechte op het standpunt stelt dat hij niet verantwoordelijk is voor de door hem zonder enig overleg met klaagster ingeschakelde gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder had de opdracht aan klaagster kunnen teruggeven en haar rechtstreeks naar een gerechtsdeurwaarder kunnen verwijzen. Nu hijzelf de zaak naar een collega heeft verwezen blijft hij jegens klaagster aansprakelijk. Klaagster acht het buitengewoon verwijtbaar dat de gerechtsdeurwaarder zijn aansprakelijkheid ontkent en zich ervan af heeft gemaakt door haar te verwijzen naar het Ministerie van Justitie.
4.2. Op grond van het voorgaande had de gerechtsdeurwaarder er op moeten toezien dat de geïncasseerde gelden op zijn eigen kwaliteitsrekening werden gestort. Door dat niet te doen is de gerechtsdeurwaarder tekort geschoten in zijn verplichtingen jegens klaagster in die zin dat hij erop had moeten toezien dat de zaak financieel met klaagster werd afgewikkeld.
4.3. De gerechtsdeurwaarder heeft in strijd met zijn informatieplicht sinds medio 2004 niets meer van zich laten horen en heeft nooit tussentijds afgerekend.
4.4. De gerechtsdeurwaarder heeft onnodig kosten gemaakt door het inschakelen van een collega gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder kon op grond van de Gerechtsdeurwaarderswet zelf overal beslag leggen.
4.5. De gerechtsdeurwaarder heeft - meer algemeen - zijn taak niet naar behoren verricht.
4.6. Voor het eerst in hoger beroep verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld in financiële aangelegen. Zo heeft de gerechtsdeurwaarder niet aangegeven welke tarieven hij hanteert.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1. De gerechtsdeurwaarder betwist de stellingen van klaagster gedeeltelijk en verweert zich als volgt.
5.2. De gerechtsdeurwaarder brengt naar voren dat hij in opdracht van klaagster meerdere incassoprocedures heeft gevoerd, ook elders in het land, zonder dat klaagster had aangegeven dat voor het inschakelen van een collega vooroverleg met klaagster gevoerd diende te worden. De zaak waarover nu wordt geklaagd is al op 6 november 2001 ter dagvaarding aan het Amsterdamse gerechtsdeurwaarderkantoor Touber, Van der Velden en Kassies, verder TVK, gezonden. Hiervan heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster mededeling gedaan bij zijn brief van 13 november 2001. Niets wees er op dat TVK vier jaren later failliet zou worden verklaard. Ten aanzien van de aansprakelijkheid heeft de gerechtsdeurwaarder voorgesteld de afwikkeling van de zaak af te wachten omdat het altijd mogelijk is een claim ex artikel 480 lid 3 Rv neer te leggen bij de Staat der Nederlanden.
5.3. De gerechtsdeurwaarder heeft voorts betoogd dat de gerechtsdeurwaarder die beslag heeft gelegd, degene is die de gelden voortvloeiend uit het beslag incasseert. De gerechtsdeurwaarder acht het in dat verband dan ook onterecht dat hij er op had moeten toezien dat de gelden op zijn derdenrekening werden gestort. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de waarnemend gerechtsdeurwaarder bij brief heeft opgegeven dat er ten behoeve van klaagster € 2.892,63 is betaald en dat hij nog niet tot afdracht aan klaagster is overgegaan.
5.4. Ook wijst de gerechtsdeurwaarder het klachtonderdeel met betrekking tot het niet nader informeren van klaagster ten aanzien van de stand van zaken van de hand. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster regelmatig geïnformeerd over de stand van zaken. Klaagster heeft hiertoe zelf stukken overgelegd waaruit dat blijkt.
5.5. Ten slotte wijst de gerechtsdeurwaarder er op dat er door het inschakelen van TVK geen onnodige kosten ten laste van klaagster zijn gemaakt aangezien er slecht handelingen zijn verricht die op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders, verder Btag, volledig aan de schuldenaar kunnen worden doorberekend. Door hem zijn er bovendien niet te veel kosten in rekening gebracht.
6. De beoordeling
6.1. In zijn algemeenheid kan het hof geen kennis nemen van verzoeken die voor het eerst in hoger beroep naar voren worden gebracht. Nu klaagster haar verzoek met betrekking tot het onzorgvuldig handelen in financiële aangelegenheden, in het bijzonder met betrekking tot het niet vastleggen van het tarief dat de gerechtsdeurwaarder zou hanteren, voor het eerst in hoger beroep heeft gedaan, zal het hof om die reden niet tot behandeling van dit verzoek over gaan.
6.2. Het hof zal de klachten zoals genoemd in de rubrieken 4.1. en 4.3. gezamenlijk behandelen omdat zij op dezelfde materie betrekking hebben. Het hof is van oordeel dat het gegeven dat de gerechtsdeurwaarder bevoegd is tot het verrichten van ambtshandelingen op het grondgebied van Nederland niet inhoudt dat hij verplicht is een opdracht tot het verrichten van die handelingen persoonlijk uit te voeren en dat het hem niet zou zijn toegestaan daarvoor een collega in te schakelen. Het is zeker niet ongebruikelijk dat het verrichten van ambtshandelingen buiten de vestigingsplaats en de naaste omgeving daarvan aan een collega-gerechtsdeurwaarder wordt uitbesteed. Expliciete toestemming van de opdrachtgever daarvoor is dan ook in beginsel niet noodzakelijk.
Tijdens het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de aansprakelijkheid ten aanzien van het inschakelen van TVK heeft erkend en heeft toegezegd de schadeprocedure te zullen begeleiden.
Ten slotte is het hof van oordeel met betrekking tot de informatieplicht dat de gerechtsdeurwaarder hierin niet is te kort geschoten. Blijkens de in het hoger beroep overgelegde stukken is klaagster regelmatig door de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd hoe de stand van zaken was. Daarbij heeft klaagster ter zitting niet het standpunt van de gerechtsdeurwaarder betwist dat klaagster nooit bij gerechtsdeurwaarder naar de stand van zaken informeerde. Gelet op het vorenstaande zijn deze klachtonderdelen ongegrond.
6.3. Het hof is van oordeel dat het standpunt van de gerechtsdeurwaarder ten aanzien van de op grond van het gelegde executoriaal beslag ingehouden gelden juist is. Deze gelden dienen op grond van de wet (art. 477 Rv.) uitbetaald te worden aan de beslagleggende gerechtsdeurwaarder. Ten aanzien van de afdracht van de aan klaagster toekomende gelden is het hof van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder gelet op het bepaalde in artikel 7 lid a. van de Administratieverordening gerechtsdeurwaarder dat voor zover van belang luidt:
“De gerechtsdeurwaarder zorgt er voor dat maatregelen worden genomen die waarborgen dat:
a. het juiste bedrag tijdig aan de rechthebbende wordt uitgekeerd.”
onjuist heeft gehandeld.
Vaststaat dat op 9 mei 2006 de gerechtsdeurwaarder een bedrag onder zich had ten behoeve van klaagster ad € 1.000,= en dat hiervan geen afdracht heeft plaatsgevonden. De gerechtsdeurwaarder had dit bedrag ontvangen, nadat de beslagleggend deurwaarder zijn kosten reeds in mindering had gebracht. Op 5 juli 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster de toezegging gedaan € 500,= aan haar over te maken. Die toezegging heeft de gerechtsdeurwaarder niet gestand gedaan, omdat zijn inziens geen rechtsgrond tot betaling bestond, nu op grond van het vonnis van de kantonrechter er onvoldoende middelen aanwezig waren – na aftrek van de kosten - om tot betaling over te gaan. Blijkens de toelichting [Staatscourant 12 juli 2001, nr. 132/pag. 10], op het eerder vermelde artikel geldt in het algemeen dat binnen 1 tot 2 weken na ontvangst van de gelden aan de opdrachtgever betaald zal dienen te worden. De gerechtsdeurwaarder kan binnen een andere termijn betalen, indien dit met de opdrachtgever is overeengekomen. In de onderhavige zaak is dit niet het geval. Van de aftrek van de kosten wordt geen gewag gemaakt, zodat het hof het ervoor houdt dat de gerechtsdeurwaarder tot afdracht had dienen over te gaan. Ter zitting is gebleken dat er nog geen afdracht heeft plaats gevonden, hetgeen de gerechtsdeurwaarder wordt verweten. Dit klachtonderdeel is dan ook op dit punt gegrond.
6.4. Het klachtonderdeel ten aanzien van de vermeend onnodig gemaakte kosten door het inschakelen van een collega-gerechtsdeurwaarder treft geen doel. Niet is gebleken dat er onnodige kosten zijn gemaakt. Blijkens de stukken heeft TVK slechts ambtshandelingen verricht die op grond van de Btag aan de schuldenaar worden door berekend en klaagster dus niet raken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.5. Met de kamer is het hof van oordeel dat de klacht dat de gerechtdeurwaarder zijn taak het niet naar behoren zou hebben verricht een samenvatting is van de overige klachtonderdelen en daarom een zelfstandige betekenis ontbeert.
6.6. Nu het hof de klacht in rubriek 6.2. ongegrond heeft bevonden en de klacht onder 6.3. op andere gronden dan die van de kamer gegrond heeft bevonden, zal het hof de beslissing van de kamer vernietigen. Het hof acht het handelen van de gerechtsdeurwaarder laakbaar en wel in die mate dat een maatregel passend en geboden is. Het hof zal de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opleggen.
6.7. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.8. Dit leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing, behoudens de daarin vervatte vaststelling van de feiten, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart het klachtonderdeel 6.3. gedeeltelijk gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, P.J.N. van Os en L.J. Saarloos in het openbaar uitgesproken op donderdag 22 november 2007 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 27 februari 2007 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 359.2006 van:
[ ]
gevestigd te[ ],
klaagster,
gemachtigde: [ ],
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Verloop van de procedure
Bij brief van 14 augustus 2006 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Bij brief van 11 oktober 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.
De klacht is behandeld ter zitting van 16 januari 2007 alwaar klaagster, [ ] namens de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 27 februari 2007.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) Bij brief van 6 augustus 2001 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder belast met het incasseren van een vordering ad f. 8.829,94 op een debiteur. Bij brief van 9 augustus 2001 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht bevestigd.
b) Bij brief van 13 november 2001 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat de wederpartij niet voor betaling van de vordering had zorg gedragen en dat hij de stukken ter dagvaarding had doorgezonden naar een collega te [ ]. Het betrof hier het gerechtsdeurwaarderskantoor [ ] te [ ].
c) Bij brief van 25 februari 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat de vordering door de kantonrechter te Amsterdam was toegewezen en dat behoudens tegenbericht tot betekening en zonodig verdere executie zou worden overgegaan. Op de overgelegde kopie van die brief staat met de hand geschreven: "Vervolgactie akkoord [ ] ", met daarachter een handtekening. [ ] is directeur van klaagster.
d) Bij brief van 22 juli 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster geschreven dat het vonnis aan de wederpartij was betekend en dat onderzoek werd gedaan naar verhaalsmogelijkheden.
e) Bij brief van 14 januari 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat er beslag was gelegd op de uitkering van de debiteur en dat vanwege de door zijn collega gerechtsdeurwaarder gemaakte kosten, nog geen ruimte was voor een tussentijdse afdracht.
f) Bij brieven van 23 september 2003 en 15 juli 2004 heeft de gerechtsdeurwaarder opgave gedaan van de stand van zaken in het dossier.
g) Bij brief van 23 maart 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster geschreven dat de zaak nog steeds bij hem in behandeling was maar dat de afwikkeling werd vertraagd door het faillissement van [ ]. In die brief heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verwezen naar de inhoud van een brief d.d. 14 maart 2006 van een gerechtsdeurwaarder die is belast met de waarneming van de praktijk van [ ]. Volgens een in die brief gedane opgave van de financiële stand van zaken in het dossier van klaagster is door [ ] een bedrag van € 2.892,63 geïncasseerd en zijn € 1.000,03 aan executie- en/of betekeningskosten gemaakt.
h) Bij brief van 9 mei 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster in antwoord op een brief van 19 april 2006 onder meer medegedeeld dat een bedrag ad € 1.000,00 aan hem is doorbetaald en dat hij een bedrag ad € 500,00 op de rekening van klaagster zou storten.
i) Bij brief van 5 juli 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder een inmiddels door klaagster ingeschakelde advocaat (zijn gemachtigde in deze klachtprocedure) in antwoord op diens brief van 30 juni 2006 onder meer geschreven:.....” In het laatste bericht van mijn inmiddels gefailleerde collegae hebben zij mij bericht dat in totaal € 2.296,98 in mindering was ontvangen. Hierop wordt in mindering gebracht hetgeen zij aan kosten hebben gemaakt, te weten een bedrag van € 1.033,60 terwijl zij mij van het resterende bedrag € 1.000,00 hebben afgedragen. De mij toegewezen buitengerechtelijke kosten bedragen € 544,45 en het toegewezen salaris gemachtigde bedraagt € 225,00 excl. BTW, zodat mijn kosten incl. BTW in totaal € 915,76 bedragen (ik verwijs u naar ingesloten kopie vonnis). In tegenstelling tot hetgeen ik cliënte op 9 mei jl. heb doen laten weten, bestaat er bij nader inzien dan ook nog geen ruimte om cliënte tussentijds € 500,00 over te maken, zodat ik dat nog niet heb gedaan. De zaak lag nog bij mij om cliënte dit te berichten waarop ik echter uw schrijven van 30 juni jl. ontving.”
2. De klacht
Klaagster maakt de gerechtsdeurwaarder de volgende verwijten.
1. De gerechtsdeurwaarder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat hij niet verantwoordelijk is voor de door hem zonder enig overleg met klaagster ingeschakelde [ ] gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder had de opdracht aan klaagster terug kunnen geven en haar rechtstreeks naar een [ ] gerechtsdeurwaarder kunnen verwijzen. Nu hijzelf de zaak naar een [ ] collega heeft verwezen blijft hij jegens klaagster aansprakelijk. Klaagster acht het buitengewoon verwijtbaar dat de gerechtsdeurwaarder zijn aansprakelijkheid ontkent en zich ervan af heeft gemaakt door haar te verwijzen naar het Ministerie van Justitie.
2. Op grond van het voorgaande had de gerechtsdeurwaarder er op toe moeten zien dat de geïncasseerde gelden op zijn eigen kwaliteitsrekening werden gestort. Door dat niet te doen is de gerechtsdeurwaarder te kort geschoten in zijn verplichtingen jegens klaagster in die zin dat hij erop had moeten toezien dat financieel met klaagster werd afgewikkeld.
3. De gerechtsdeurwaarder heeft in strijd met zijn informatieplicht sinds medio 2004 niets meer van zich laten horen en heeft nooit tussentijds afgerekend.
4. De gerechtsdeurwaarder heeft onnodig kosten gemaakt door het inschakelen van een collega gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder kon op grond van de gerechtsdeurwaarderswet zelf overal beslag leggen.
5. De gerechtsdeurwaarder heeft -meer algemeen- zijn taak niet naar behoren verricht.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat in het verleden door hem meerdere incasso-opdrachten voor klaagster in behandeling zijn genomen en uitgevoerd. Meestal betrof het
debiteuren van klaagster elders in het land. Nimmer heeft klaagster er blijk van gegeven dat er voor het inschakelen van een collega elders in het land eerst overleg met haar gevoerd diende te worden. De onderhavige zaak is reeds op 6 november 2001 aan [ ] verzonden en toen was er geen reden om aan te nemen dat dit kantoor ruim vier jaar later in een faillissement zou geraken. Wettelijk is geregeld dat de op grond van een gelegd beslag ingehouden gelden uitbetaald dienen te worden aan de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd. Ten onrechte wordt door klaagster gesteld dat hij erop had moeten toezien dat die gelden op zijn derdengeldrekening werden gestort. Blijkens door klaagster zelf overgelegde correspondentie is klaagster regelmatig geïnformeerd omtrent de stand van zaken. Overigens is door klaagster zelf slechts tweemaal telefonisch naar de stand van zaken gevraagd. Klaagster was kennelijk zelf ook de mening toegedaan dat er geen reden was om vaker te informeren nu er slechts minimaal werd ingehouden. Het is juist dat een bedrag van € 2892,63 is betaald, althans dat is het bedrag dat de waarnemend-gerechtsdeurwaarder bij brief van 14 maart 2006 heeft opgegeven, en dat klaagster nog geen afdracht heeft ontvangen. Bestreden wordt dat er onnodige kosten zijn gemaakt. Klaagster geeft ook niet aan op grond waarvan zij die mening is toegedaan Dat [ ] is ingeschakeld heeft niet kostenverhogend gewerkt nu slechts ambtshandelingen zijn verricht die op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders volledig aan de debiteur kunnen worden doorberekend. Ook zijn door hem zijn niet teveel kosten in rekening gebracht, aldus de gerechtsdeurwaarder.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Ten aanzien van klachtonderdelen 1 en 3 geldt het volgende. Het enkele feit dat de gerechtsdeurwaarder bevoegd is tot het verrichten van ambtshandelingen op het grondgebied van Nederland betekent niet dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is een opdracht tot het verrichten van die handelingen persoonlijk uit te voeren en dat het hem niet zou zijn toegestaan daarvoor een collega in te schakelen. Het is zeker niet ongebruikelijk dat het verrichten van ambtshandelingen buiten de vestigingsplaats en de naaste omgeving daarvan aan een collega-gerechtsdeurwaarder wordt uitbesteed. Expliciete toestemming van de opdrachtgever daarvoor is dan ook in beginsel niet noodzakelijk, althans het feit dat die toestemming niet is gevraagd, acht de Kamer in de gegeven omstandigheden tuchtrechtelijk niet laakbaar.
Wel blijft de gerechtsdeurwaarder die de opdracht heeft ontvangen jegens de opdrachtgever aansprakelijk voor een juiste uitvoering van de opdracht en voor afdracht van geïncasseerde bedragen (na aftrek van kosten).
De Kamer is van oordeel dat aan de gerechtsdeurwaarder moet worden verweten dat hij onvoldoende toezicht heeft gehouden op het bij zijn collega in behandeling zijnde dossier. De gerechtdeurwaarder had bij zijn collega-gerechtsdeurwaarder dienen te informeren naar de stand van zaken en erop toe moeten zien dat door zijn collega ontvangen bedragen voor zover mogelijk naar hem worden doorbetaald. In elk geval staat vast dat vanaf 29 november 2004 tot 14 maart 2006 -toen hij door de waarnemend-gerechtsdeurwaarder werd geïnformeerd over het faillissement van { ] en de gevolgen daarvan- door de gerechtsdeurwaarder niet meer is geïnformeerd naar de stand van zaken. Dat is tuchtrechtelijk laakbaar en de klachtonderdelen 1 en 3 zijn daarom gegrond.
4.2 De gerechtsdeurwaarder kan worden gevolgd in zijn standpunt dat de op grond van het gelegde executoriaal beslag ingehouden geleden uitbetaald dienen te worden aan de beslagleggende gerechtsdeurwaarder. Als hiervoor reeds overwogen valt de gerechtsdeurwaarder wel aan te rekenen dat hij geen toezicht heeft gehouden op de financiële afwikkeling van het dossier. Ook stond het de gerechtsdeurwaarder niet vrij om terug te komen op zijn onvoorwaardelijke toezegging aan klaagster om een bedrag van € 500,00 aan klaagster te voldoen.
Ten aanzien van de door de gerechtsdeurwaarder ingehouden buitengerechtelijke kosten wijst de Kamer erop dat die kosten bij vonnis zijn toegewezen aan de eisende partij, in casu klaagster. De Kamer kan de gerechtsdeurwaarder dan ook niet volgen daar waar hij in zijn brief van 5 juli 2006 stelt dat die kosten hem toekomen. De gerechtsdeurwaarder had van het van zijn collega ontvangen bedrag na aftrek van de vergoeding voor zijn bemoeiingen moeten afdragen aan klaagster. Klachtonderdeel 2 is in die zin dan ook gegrond.
4.3. Dat er onnodige kosten zijn gemaakt door het inschakelen van de collega-gerechtsdeurwaarder is niet gebleken. Uit de stukken blijkt dat [ ] slechts is ingeschakeld voor het verrichten van ambtshandelingen die op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders aan de debiteur kunnen worden doorberekend. Klachtonderdeel 4 is dan ook ongegrond.
4.4 Klachtonderdeel 5 is een samenvatting van hetgeen in de klachtonderdelen 1 tot en met 4 is gesteld en heeft als zodanig geen zelfstandige betekenis. Dit klachtonderdeel behoeft naar het oordeel van de Kamer geen nadere bespreking meer.
5. Op grond van het voorgaande dient de klacht dan ook grotendeels gegrond te worden verklaard. De Kamer acht termen aanwezig tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan. De Kamer heeft daarbij meegewogen dat de gerechtsdeurwaarder ter zitting geen enkel blijk heeft gegeven van inzicht in de naar het oordeel van de Kamer evidente onjuistheid van zijn standpunten met betrekking tot de gegrond bevonden onderdelen van de klacht.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op met aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.
Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en J. Smit, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.