ECLI:NL:GHAMS:2007:BC1889

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/4915
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • F.H.M. Possen
  • J.J.A.M. Kennis
  • M.J. Kuiper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navordering douanerechten touwproducten en indeling in het Gemeenschappelijk douanetarief

In deze zaak gaat het om een navordering van douanerechten die is ingesteld door de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam. De navordering betreft een gewijzigde indeling van touwproducten in het Gemeenschappelijk douanetarief. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane heeft de aangiften gecorrigeerd en een uitnodiging tot betaling verzonden voor een bedrag van € 6.945,70 aan douanerechten. Belanghebbende, een douane-expediteur, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat de indeling van de goederen onjuist was en dat er sprake was van een vergissing van de douaneautoriteiten, waardoor de navordering niet gerechtvaardigd zou zijn.

De mondelinge behandeling vond plaats op 12 december 2006, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en de inspecteur door een ambtenaar. De Douanekamer heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de relevante feiten en stukken in overweging genomen. De inspecteur heeft de indeling van de goederen als bindgaren, touw en kabel onder post 5607 van de Gecombineerde Nomenclatuur verdedigd, terwijl belanghebbende een indeling onder post 5609 voorstelde.

De Douanekamer heeft geoordeeld dat de indeling van de inspecteur correct was en dat er geen sprake was van een vergissing in de zin van artikel 220, lid 2, aanhef en onderdeel b, van het Communautair douanewetboek. Het beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard, en de Douanekamer heeft de navordering van douanerechten bevestigd. De uitspraak is op 11 december 2007 gedaan en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in de zaak nr. 04/4915 DK
de dato 11 december 2007
1. De procedure
1.1. Op 16 december 2004 is bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) een beroepschrift ingekomen van de gemachtigde, ingediend namens aangever A, belanghebbende, en aangevuld bij brief van 18 januari 2005.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van de
Belastingdienst/Douane Z (hierna: de inspecteur) van 10 november 2004, kenmerk …, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodiging tot betaling van 1 april 2004, kenmerk …, voor een bedrag van € 6.945,70 aan douanerechten, ten dele werd afgewezen.
1.2. Deze uitnodiging tot betaling ziet op de volgende aangiften voor het vrije verkeer:
aangiftenummer
6322
2161
2308
2312
3108
4806
5099
5890
7083
548
3500
3855
4810
8366
5044
5600
6972
7004
7809
123
1122
5446
1.3. Na bezwaar heeft de inspecteur met betrekking tot de
aangiftenummers …6322, …3855 en …7004 respectievelijk € 687,03,
€ 86,36 en € 20,84 teruggegeven, zodat nog in geschil is een bedrag groot € 6.151,47.
1.4. Van belanghebbende is een griffierecht van € 273,-- geheven. De
inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 28 juli 2005 een conclusie van repliek ingediend. Op 23 september 2005 is ter griffie een conclusie van dupliek van de inspecteur
ingekomen.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 12 december 2006. Namens belanghebbende is verschenen de ge-machtigde, vergezeld van C en D. Namens de inspecteur is verschenen X, vergezeld van Y. Partijen hebben ieder een pleitnota voorgelezen en overgelegd. De Douanekamer rekent deze pleitnota’s tot de stukken van het geding. Belanghebbende heeft tevens een afschrift van een foto van meertouw overgelegd. De inspecteur heeft van deze foto ken-nis kunnen nemen en zich erover kunnen uitlaten.
1.6. Het beroep is gelijktijdig behandeld met de zaken geregistreerd onder nummer 04/4912 DK, 04/4913 DK en 04/4914 DK.
1.7. Van de inspecteur is op 12 maart 2007 een nader stuk ontvangen, voorzien van een afschrift van een beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 31 oktober 2006, nummer C(2006) 5087 def. Dit stuk heeft betrekking op het bij de Douanekamer niet in geschil zijnde antidumpingrecht. Bij brief van 19 maart 2007 heeft
belanghebbende op eerstgenoemd stuk van de inspecteur gereageerd.
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende, douane-expediteur, heeft in de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003, in opdracht van de importeur, bij de douane te P tweeëntwintig aangiften voor het vrije verkeer gedaan (sub 1.2. hiervoor) voor verschillende touwproducten en spoelen en haspels, afkomstig uit India.
Het betrof onder meer:
- decoratiedraad van nylon (sub 2.7. hierna);
- strengen van polypropyleen (sub 2.8.1. en 2.8.2. hierna), strengen van
polyester (2.8.3., 2.8.4. en 2.8.5. hierna), strengen van nylon (2.8.6. hierna) en strengen van katoen (sub 2.8.7. en 2.8.8. hierna);
- opwindspoelen van kunststof (rectangle/quadrangle; sub 2.16. hierna);
- strengen van polyester en van nylon op een rol (kleine rolletjes; sub 2.17. hierna);
- spoelen en haspels van kunststof (sub 2.18. hierna).
Belanghebbende heeft de goederen aangegeven onder post 5609 00 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur van het Gemeenschappelijk
douanetarief (hierna: GN).
2.2. In 2004 heeft de douane een admini¬stratieve controle uitgevoerd bij de importeur over de periode 1 januari 2002 tot en met 30 september 2003, welke controle onder meer zag op “de aanvaardbaarheid van de aangiften en de naleving van de voorschriften in de vergunning (…) passieve veredeling, nummer ..”. Nadat was gebleken dat bij de aangif-ten voor het vrije verkeer geen gebruik was gemaakt van de vergunning passieve veredeling, is de controle uitgebreid met een controle na in-voer, welke controle de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003 betrof en waarbij een onderzoek werd ingesteld “naar de gevolgde
douaneformaliteiten bij invoer en de aanvaardbaarheid van de aangiften voor het vrije verkeer”. Van de controle is een verslag is neergelegd in het rapport van 29 maart 2004, kenmerk 2003/…. In dit
rapport is onder meer vermeld:
“4.1. Goederencode
De indeling van de voor het vrije verkeer aangegeven goederen in de Gecombineerde Nomenclatuur is gecontroleerd en niet akkoord bevonden. Tijdens het onderzoek zijn 26 monsters genomen die door het Douane Laboratorium zijn onderzocht. Een
overzicht van de uitslagen van het monsteronderzoek is als bijlage 1 bijgevoegd. Aan de importeur is de uitslag meegedeeld en hij is in de gelegenheid gesteld een
heronderzoek te verzoeken, waarvan hij geen gebruik heeft gemaakt. Mede aan de hand van de uitslagen van het monsteronderzoek hebben wij het artikelenbestand van de ingevoerde goederen opnieuw ingedeeld. Hierbij werd onder andere gekeken naar de factuuromschrijving, het materiaal en de diameter van de goederen. Een overzicht hiervan is als bijlage 2 bijgevoegd. Gebleken is dat een groot deel van de aangegeven goederen verkeerd ingedeeld was. Hierdoor is een verhoogd invoerrechtpercentage en antidumpingheffing van toepassing. Dit heeft geleid tot de volgende twee correcties: een correctie op de heffing van invoerrecht, op grond van artikel 20 CDW, en een correctie met betrekking tot antidumpingheffing, waarbij we verwijzen naar punt 4.5. (...)
5.2. Uitnodiging tot betaling
Over de jaren 2001 tot en met 2003 zullen voor de rechten bij invoer boekingen
achteraf plaatsvinden. Deze zijn gebaseerd op artikel 220 CDW. Voor de boekingen achteraf worden uitnodigingen tot betaling verzonden. De uitnodigingen tot betaling (UTB), voor de rechten bij invoer en de antidumpingheffing, zullen verzonden worden aan de aangevers en aan de importeur. Aan de importeur wordt de UTB ook
verzonden, omdat hij aan de aangever inklaringsopdrachten heeft gegeven en zomede onjuiste gegevens aan de aangevers heeft verstrekt (artikel 201, lid 3, CDW juncto artikel 54 Douanebesluit). Betrokken zijn de volgende aangevers:
Aangevernummer 0000 aangever A;
Aangevernummer 0000 aangever B;
Aangevernummer 0000 aangever C.”.
2.3. Tijdens de controle heeft de douane, in overleg met
De importeur, monsters van de sub 2.1. vermelde goederen genomen en ingezonden aan het Douane Laboratorium te Amsterdam (hierna: het Laboratorium).
2.4. Naar aanleiding van deze controle heeft de inspecteur ten aanzien van de goederen sub 2.1. genoemd besloten dat deze als “Bindgaren, touw en kabel” als bedoeld in post 5607 50 11 van de GN moeten
worden aangemerkt.
2.5. De inspecteur heeft daarop de aangiften gecorrigeerd en het meer verschuldigde bedrag aan douanerechten door middel van de sub 1.1. genoemde uitnodiging tot betaling nagevorderd.
2.6. Belanghebbende heeft op 26 april 2004 tegen de litigieuze
uitnodiging tot betaling bezwaar gemaakt. Bij de sub 1.1. vermelde
uitspraak heeft de inspecteur het bezwaar ten dele toegewezen. In de uitspraak is voorzover hier van belang het volgende vermeld:
“Beoordeling van uw bezwaar
(…)
Bij de administratieve controle is vastgesteld dat de importeur de
kunststofgrondstoffen heeft aangeleverd. Deze goederen zijn weer ten invoer
aangegeven onder goederencode 5609 00 00 00. Op grond van de toelichtingen op de GN worden goederen van kunststof ingedeeld onder goederencode 3923 40 90 00. Indien de goederen uit een ander materiaal zijn vervaardigd worden deze ingedeeld onder goederencode 3926 90 99. U overlegt een factuur van de fabrikant waarop de laatste goederencode is vermeld. Op deze factuur staat tevens de
goederenomschrijving “Kunststofscheiben”.
Gelet op het bovenstaande moet ik concluderen dat de vermelde
goederencode op de factuur dus onjuist is. Kunststofartikelen dienen immers onder goederencode 3923 40 90 00 te worden ingedeeld. Bovendien is deze factuur van 3 maart 2004, terwijl de onderhavige invoer heeft plaatsgevonden inde jaren 2001-2003. De boeking achteraf is dus terecht.
Gelet op de beschrijving van de goederen, genoemd artikelen van touw, meent
belanghebbende dat de indeling onder tariefpost 5609 van toepassing is. Onder deze post worden echter slechts artikelen ingedeeld, die niet elders ingedeeld kunnen worden. Onder post 5607 worden de ingevoerde goederen met name genoemd en onder deze post vallen alle soorten touw, vervaardigd uit garens. De lengte, de
verfijning of de opmaak zijn geen criteria die de indeling beïnvloeden. Slechts
indien de onder tariefpost 5607 bedoelde touwen een verdere afwerking hebben ondergaan, zoals hiervoor omschreven, is indeling als een artikel van touw onder tariefpost 5609 mogelijk.
De door u omschreven droogmolenlijnen hebben een bewerking ondergaan aan de uiteinden. In de GS-toelichting op de GN van tariefpost 5609 zijn als voorbeelden genoemd schoenveters en drooglijnen. Schoenveters hebben een soortgelijke
afwerking ondergaan. Het afbinden of plakken van de uiteinden geschiedt om
rafelen te voorkomen bij het rijgen en is kennelijk een bewerking die van het touw een gereed artikel maakt van tariefpost 5609. De boeking achteraf van de
droogmolenlijnen wordt op de UTB verminderd met € 20,84.
De zogenaamde scheerlijnen, die voorzien zijn van aluminium spanners, voldoen wel aan de omschrijving van aangepaste garens. Deze goederen zijn daarom aan te merken als artikelen van tariefpost 5609. Bij de controle is aan de hand van de
factuuromschrijving een splitsing gemaakt tussen scheerlijnen met en zonder
aluminium delen. In bijlage 2 bij het controlerapport, volgnummers 222 t/m 239, zijn de scheerlijnen met aluminium delen ingedeeld onder goederencode
5609 00 00 00. Echter de eveneens ingevoerde scheerlijnen, die volgens de
omschrijving niet zijn voorzien van aluminium delen (alu parts), zijn ingedeeld onder tariefpost 5607, bij voorbeeld volgnummer 62 en 63 van bijlage 2. Tijdens het hoorgesprek heeft u benadrukt dat alleen maar scheerlijnen met de aluminium delen worden ingevoerd, in gemonteerde staat. Aan de hand van foto’s van de ingevoerde
goederen toont u dit aan.
Bij een rood geselecteerde aangifte, met nummer 3016, zijn ook scheerlijnen met aluminium delen bevonden. U stelt dat de omschrijving op de
factuur niet altijd volledig is geweest. Aangezien de ingevoerde scheerlijnen een maximale lengte hebben van 4,5 meter is aannemelijk dat het hier gerede artikelen betreft. De boeking achteraf van de scheerlijnen wordt op de UTB verminderd met
€ 373,70.
Voor wat betreft uw opmerkingen over de zogenaamde “kleine rolletjes” is mij
gebleken dat de goederen gevlochten zijn en dus goederencode 5607 50 11 00 van toepassing is in plaats van goederencode 5607 50 19 00. In de bijlage bij het rapport dient u dus in plaats van goederencode 5607 50 11 00 de goederencode 5607 50 19 00 te lezen. Deze wijziging heeft echter geen financiële gevolgen voor de boeking
achteraf aangezien de van toepassing zijnde tarieven hetzelfde zijn. De boeking
achteraf blijft in stand.
De indeling van het katoenkoord is door u onjuist overgenomen uit de bijlagen van het controlerapport. Over de indeling bestaat geen meningsverschil meer.
Bij de monsteronderzoeken is gebleken dat bij touw van polypropyleen met een diameter van 6 mm het aantal decitex 41.000 is, bij touw van polyester met een diameter van 4 mm het aantal decitex 88.500 is en bij touw van nylon met een
diameter van 3,5 mm het aantal decitex 42.250 is. Polypropyleen vanaf 8 mm,
polyester vanaf 4 mm en nylon vanaf 7 mm zijn in het kader van de controle
achteraf aangemerkt als touw met meer dan 50.000 decitex.
Uw stelling dat het aantal van 50.000 decitex al bereikt kan worden vanaf 4,2 mm is, afhankelijk van de materiaalsoort, de dichtheid en de indeling, in het nadeel van belanghebbende, omdat dan ook de ADH verschuldigd is. Voor toekomstige
aangiften ten invoer zal altijd per soort goed bepaald moeten worden wat het aantal decitex is om de juiste onderverdeling in de GN te kunnen bepalen.
(…)
… De boeking achteraf van deze genoemde aangifte (6322) wordt op de UTB ver-minderd met € 399,69, na de vermindering betreffende de
scheerlijnen.
(…)
De UTB wordt verminderd met respectievelijk € 20,84, € 373,70 en € 399,69 voor een totaal bedrag van € 794,23 (…).
Voor het overige wijs ik uw bezwaar af.”
2.7. Tot de stukken behoort een verslag van onderzoek van het
Laboratorium van 22 oktober 2003, kenmerk B761.3.0134, waarin ten aanzien van het product decoratiedraad van nylon (in het verslag
aangeduid als “Nylon monofil”) onder meer het volgende is vermeld:
“Onderzocht product: Nylon monofil
(…)
Bij onderzoek bevonden:
Synthetisch monofilament van polyamide, waarvan de grootste afmeting van de dwarsdoorsnede niet meer bedraagt dan 1 mm, van ca. 1200 decitex.
GN-code
Advies goederencode: 5404.10 90”.
2.8.1. Tot de stukken behoort een verslag van onderzoek van het
Laboratorium van 5 november 2003, kenmerk B761.3.0122, waarin ten aanzien van het product strengen van polypropyleen (in het verslag
aangeduid als “Polypropyleen gevlochten koord”), onder meer het
volgende is vermeld:
“Onderzocht product: Polypropyleen gevlochten koord
(…)
Bij onderzoek bevonden:
(…)
Gevlochten touw van synthetische textielvezels van polypropyleen, met een kern van synthetische textielvezels van polyester, van ca. 655.300 decitex.
GN-code
Advies goederencode: 5607.49 11”.
2.8.2. Tot de stukken behoort een verslag van onderzoek van het
Laboratorium van 5 november 2003, kenmerk B761.3.0135, waarin ten aanzien van het product strengen van polypropyleen (in het verslag
aangeduid als “Polypropyleen blauw”), onder meer het volgende is
vermeld:
“Onderzocht product: Polypropyleen blauw
(…)
Bij onderzoek bevonden:
(…)
Gevlochten touw van synthetische textielvezels van polypropyleen, van ca. 33.500 decitex.
GN-code
Advies goederencode: 5607.49 90”.
2.8.3. Tot de stukken behoort een verslag van onderzoek van het
Laboratorium van 16 oktober 2003, kenmerk B761.3.0117, waarin ten aanzien van het product strengen van polyester (in het verslag
aangeduid als “Polyester braid, mixcolour”), onder meer het volgende is vermeld:
“Onderzocht product: Polyester braid, mixcolour
(…)
Bij onderzoek bevonden:
Gevlochten touw dat voor het grootste deel uit van synthetische textielvezels van polyamide en polyester bestaat en voor het overige deel uit synthetische textielvezels van polypropyleen, van ca. 340.000 decitex.
GN-code
Advies goederencode: 5607.50 11”.
2.8.4. Tot de stukken behoort een verslag van onderzoek van het
Laboratorium van 20 oktober 2003, kenmerk B761.3.0136, waarin ten aanzien van het product strengen van polyester (in het verslag
aangeduid als “polyester”), onder meer het volgende is vermeld:
“Onderzocht product: polyester
(…)
Bij onderzoek bevonden:
Gevlochten touw van synthetische textielvezels van polyester, van ca. 88.500
decitex.
GN-code
Advies goederencode: 5607.50 11”.
2.8.5. Tot de stukken behoort een verslag van onderzoek van het
Laboratorium van 20 oktober 2003, kenmerk B761.3.0140, waarin ten aanzien van het product strengen van polyester (in het verslag
aangeduid als “polyester weefsel”), onder meer het volgende is
vermeld:
“Onderzocht product: polyester weefsel
(…)
Bij onderzoek bevonden:
Gevlochten touw van synthetische textielvezels van polyester, van ca. 86.650
decitex.
GN-code
Advies goederencode: 5607.50 11”.
2.8.6. Tot de stukken behoort een verslag van onderzoek van het
Laboratorium van 16 oktober 2003, kenmerk B761.3.0118, waarin ten aanzien van het product strengen van nylon (in het verslag aangeduid als “Polyester braid, wit”), onder meer het volgende is vermeld:
“Onderzocht product: Polyester braid, wit
(…)
Bij onderzoek bevonden:
Gevlochten touw van synthetische textielvezels van polyester, van ca. 665.000
decitex.
GN-code
Advies goederencode: 5607.50 11”.
2.8.7. Tot de stukken behoort een verslag van onderzoek van het
Laboratorium van 29 oktober 2003, kenmerk B761.3.0128, waarin ten aanzien van het product strengen van katoen (in het verslag aangeduid als “Cotton twine”), onder meer het volgende is vermeld:
“Onderzocht product: Cotton twine
(…)
Bij onderzoek bevonden:
Gevlochten touw van katoen, van ca. 17.200 decitex.
Taric
GN-code ond. verd.
Advies goederencode: 5607.90 00 90”.
2.8.8. Tot de stukken behoort een verslag van onderzoek van het
Laboratorium van 29 oktober 2003, kenmerk B761.3.0129, waarin ten aanzien van het product strengen van katoen (in het verslag aangeduid als “Katoen 200/3”), onder meer het volgende is vermeld:
“Onderzocht product: Katoen 200/3
(…)
Bij onderzoek bevonden:
Gevlochten touw van katoen, met een kern van synthetische textielvezels van
Polyester, van ca. 58.000 decitex.
Taric
GN-code ond. verd.
Advies goederencode: 5607. 90 00 90”.
2.9. Tot de stukken behoort een verslag van onderzoek van het
Laboratorium van 20 oktober 2003, kenmerk B761.3.0138, waarin ten aanzien van het product sisal touw onder meer het volgende is vermeld:
“Onderzocht product: sisal touw
(…)
Bij onderzoek bevonden:
Getwijd touw van sisal, van ca. 205.700 decitex.
Taric
GN-code ond. verd.
Advies goederencode: 5607.2910 00”.
2.10. De inspecteur heeft naar aanleiding van de bevindingen van het Laboratorium het nadere standpunt ingenomen dat het decoratiedraad van nylon onder post 5404 10 90 van de GN moet worden ingedeeld, de strengen van polypropyleen, de strengen van polyester, de strengen van nylon en de strengen van katoen, niet op een opwindspoel, onder post 5607, de opwindspoelen (rectangle/quadrangle) onder post 5607, de strengen van polyester en de strengen van nylon, op een rol, onder post 5607 50 11 en de spoelen en haspels van kunststof onder post
3923 40 90. Deze correctie heeft uiteindelijk geleid tot de vaststelling van de in geschil zijnde uitnodiging tot betaling, van - na bezwaar - groot € 6.151,70.
2.11. Een aantal goederen is voorzien van kunststof opwindspoelen (door partijen aangeduid als “rectangle/quadrangle”). De goederen
betreffen strengen van polypropyleen (sub 2.8.1. hiervoor), strengen van nylon (sub 2.8.6. hiervoor) en strengen van sisal (sub 2.9.
hiervoor).
2.12. De strengen van polyester (sub 2.8.3. tot en met 2.8.5. hiervoor) en de strengen van nylon (2.8.6.) komen ook voor op een kunststof rol (door partijen aangeduid als “kleine rolletjes”); de strengen van
polyester hebben een diameter van 4 tot 11 mm en de strengen van
nylon een diameter van 7 tot 12 mm. Deze goederen zijn gevlochten.
2.13. Tot de gedingstukken behoort een factuur van F te Duitsland, ge-richt aan de importeur van de goederen ter zake van de spoelen en has-pels van kunststof. Deze goederen zijn in het vrije verkeer gebracht bij de aangiften met de nummers 2308 van 12 april 2001, 3108 van 22 mei 20011, 0548 van 28 januari 2002 en 04810 van 22 augustus 2002. De factuur heeft betrekking op vier nader omschreven artikelen, is gedag-tekend 22 juli 2002 en geeft als code van de goederen (“Statistische Warennummer”) aan: 3926 90 99 van de GN.
3. Het geschil
3.1. In geding is de indeling in de GN van de volgende goederen:
goed aangegeven post
belanghebbende gecorrigeerde post
inspecteur
decoratiedraad van nylon 5609 00 00 5404 10 90
strengen van
polypropyleen, polyester,
nylon en katoen 5609 00 00 en
5607 10 00 ten aanzien van de strengen van
katoen 5607; onderverdelingen
afhankelijk van
materiaalsoort, dikte en opmaak
opwindspoelen
(rectangle/quadrangle)
voor touwproducten van
polypropyleen, nylon of sisal 5609 00 00 5607 49 11 ten aanzien van de touwproducten van
polypropyleen, 5607 50 11 ten aanzien van touwproducten van nylon en 5607 29 10 ten aanzien van touwproducten van sisal
strengen van polyester en van nylon op een
kunststof rol
(kleine rolletjes) 5609 00 00 5607 50 11
spoelen en haspels van
kunststof 5609 00 00 3923 40 90
Voorts is in geschil of artikel 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) aan de navorde-ring in de weg staat.
3.2. De in het geding zijnde Aantekening en posten luiden, voorzover relevant, als volgt:
Aantekening 3 op Afdeling XI
“3. A. In deze afdeling worden, behoudens de in letter B hierna
gemaakte uitzonderingen, aangemerkt als “bindgaren, touw en kabel”, de garens
(eendraads, getwijnd of gekabeld):
(…)
b) van synthetische of van kunstmatige vezels (die verkregen uit meer dan een
monofilament bedoeld bij hoofdstuk 54 daaronder begrepen), van meer dan 10 000
decitex;”.
B. De in letter A vervatte regels gelden niet ten aanzien van:
(…)
c) poil de Messine (crin de Florence) bedoeld bij post 5006 en monofilamenten
bedoeld bij hoofdstuk 54;”.
Post 3923 40 90
“3923 Artikelen voor vervoer of voor verpakking, van kunststof; stoppen, deksels, capsules en andere sluitingen, van kunststof:
(…)
3923 40 - spoelen, cops, klossen en dergelijke opwindmiddelen:
3923 40 10 - - spoelen en dergelijke dragers voor fotografische of
cinematografische films dan wel voor banden, films, enz., bedoeld bij de posten 8523 en 8524
3923 40 90 - - andere”.
Post 3926 90 99
“3926 Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen
bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914:
(…)
3926 90 - andere
(…)
- - andere
(…)
- - - andere
3926 90 91 - - - - vervaardigd van vellen
3926 90 99 - - - - andere”.
Post 5404 10 90
“5404 Synthetische monofilamenten van 67 decitex of meer en waarvan de grootste afmeting van de dwarsdoorsnede niet meer bedraagt dan 1 mm; strippen en artikelen van dergelijke vorm (bijvoorbeeld
kunststro), van synthetische textielstoffen, waarvan de schijnbare breedte niet meer bedraagt dan 5 mm:
5404 10 - monofilamenten:
(…)
5404 10 90 - - andere”.
Post 5607
“5607 Bindgaren, touw en kabel, al dan niet gevlochten,
ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of
ommanteld met rubber of met kunststof:
5607 10 00 - van jute of van andere bastvezels bedoeld bij post 5303
- van sisal of van andere textielvezels van agaven:
5607 21 00 - - bindtouw
5607 29 - - andere:
5607 29 10 - - - van meer dan 100 000 decitex (10g/m)
5607 29 90 - - - van niet meer dan 100 000 decitex (10g/m)
- van polyethyleen of van polypropyleen:
5607 41 00 - - bindtouw
5607 49 - - andere:
- - - van meer dan 50 000 decitex (5g/m)
5607 49 11 - - - - gevlochten
5607 49 19 - - - - andere
5607 49 90 - - - van niet meer dan 50 000 decitex (5 g/m)
5607 50 - van andere synthetische vezels:
- - van nylon of van andere polyamiden of van
polyesters:
- - - van meer dan 50 000 decitex (5g/m)
5607 50 11 - - - - gevlochten
5607 50 19 - - - - andere
5607 50 30 - - - van niet meer dan 50 000 decitex (5 g/m)
5607 50 90 - - van andere synthetische vezels
5607 90 - andere:
5607 90 10 - - van abaca (Manillahennep of Musa textilis Nee) of
van andere harde vezels (bladvezels)
5607 90 90 - - andere”.
Post 5609 00 00
“5609 00 00 Artikelen van garen, van strippen of dergelijke vorm
bedoeld bij post 5404 of 5405, van bindgaren, van touw
of van kabel, elders genoemd noch elders onder
begrepen”.
3.3. De relevante GS-toelichtingen luiden als volgt:
De GS-toelichting op Afdeling XI
(…)
“2. Onderscheid tussen “garens” (ééndraads, getwijnd of gekabeld)
bedoeld bij de hoofdstukken 50 tot en met 55, bindgaren, touw en kabel bedoeld bij post 5607 en vlechten bedoeld bij post 5808
(Aantekening 3 op Afdeling XI)
De hoofdstukken 50 tot en met 55 omvatten niet alle garens. Volgens bepaalde
kenmerken (nummer of titer, het gepolijst of geglansd zijn, het aantal samenstellende draden), worden zij ingedeeld onder de op garens betrekking hebbende posten van de hoofdstukken 50 tot en met 55, dan wel als bindgaren, touw of kabel, onder post 5607, of als vlechten onder post 5808. Tabel 1 hierna geeft, voor elk geval, de juiste indeling weer:
Synoptische tabel 1
Indeling van garens, bindgaren, touw en kabel
Soort (*) Kenmerken die de indeling bepalen Indeling
(…)
- van synthetische of
kunstmatige textielvezels
(…)
(**) 1. van 10.000 decitex of minder hoofdstuk 54 of 55
2. van meer dan 10.000 decitex post 5607”.
De GS-toelichting op Hoofdstuk 56
“Dit hoofdstuk omvat een grote verscheidenheid van textielproducten van bijzondere aard, namelijk watten, vilt, gebonden textielvlies, speciale garens, bindgaren, touw en kabel, alsmede bepaalde werken van voornoemde producten”.
De GS-toelichting op post 3923
“Deze post omvat het geheel van artikelen uit kunststof dat doorgaans dient voor
verpakking of het vervoer van alle soorten goederen.
Daarvan kunnen worden genoemd:
a. (…)
b. spoelen, klosse, cops en dergelijke opwindmiddelen. (…)”.
De GS-toelichting op post 5607
“Deze post omvat bindgaren, touw en kabel, vervaardigd door middel van twisten of vlechten.
1. Bindgaren, touw en kabel, niet gevlochten
(...)
2. Bindgaren, touw en kabel, gevlochten
Door vlechten verkregen bindgaren, touw en kabel wordt in alle gevallen ongeacht hun gewicht per meter, onder deze post ingedeeld. Gewoonlijk bestaan zij uit
buisvormige vlechten en meestal zijn zij vervaardigd uit grovere grondstoffen dan de bij post 5808 bedoelde vlechten.
(…)
Bindgaren, touw en kabel worden meestal vervaardigd van hennep-, jute-, sisal-,
katoen- en kokosvezels en van synthetische vezels.
(…)
Bindgaren, touw en kabel worden in hoofdzaak gebezigd voor het vastbinden (…), voor verpakkingsdoeleinden, voor het slepen, bij het beladen, voor het optakelen van schepen, enzovoort. Deze producten hebben gewoonlijk een ronde dwarsdoorsnede; sommige soorten, vooral drijfsnaren, hebben een vierkante, trapeziumvormige of driehoekige dwarsdoorsnede. Zij zijn gewoonlijk gemaakt van ongebleekte vezels, maar soms zijn zij geverfd of samengesteld uit verschillend gekleurde ééndraads- of meerdraadsgaren; ze mogen geïmpregneerd zijn met bepaalde zelfstandigheden om ze tegen rotting te vrijwaren, dan wel geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld zijn met rubber of met kunststof.
De hier bedoelde producten mogen op lengte zijn gesneden.
Van deze post zijn uitgezonderd:
(…)
c. artikelen van bindgaren, touw en kabel, bedoeld bij post 5609;”.
De GS-toelichting op post 5609
“Deze post omvat artikelen vervaardigd van garen bedoeld bij de
hoofdstukken 50 tot en met 55, artikelen vervaardigd van strippen of dergelijke
vormen bedoeld bij post 5404 of 5405, alsmede artikelen van bindgaren, touw of
kabel bedoeld bij post 5607 en die niet bij de andere posten meer specifiek zijn
omschreven.
Met name worden hier ingedeeld: afgepaste garens, bindgarens, touw of kabel,
waarvan een of beide einden een lus vormen of die voorzien zijn van nestels, haken, ringen of andere toebehoren (bijvoorbeeld schoenveters, drooglijnen, sleepkabels); hijsstroppen; stootkussens, wrijfkussens of wrijfworsten; loskussens; touwladders; vaatkwasten zonder steel, bestaande uit bundels garen of bindgaren die in het midden zijn gevouwen en bijeengebonden worden aan het gevouwen einde;
Van deze post zijn uitgezonderd:
(...)
c. weefsels en artikelen van weefsel, die worden ingedeeld onder de desbetreffende posten ( bijvoorbeeld schoenveters van vlechtwerk vallen onder post 6306)”.
3.4. De verschuldigde douanerechten bedroegen in 2003 voor post
5404 10 90 4,2%, voor post 5406 10 00 5% en voor post 5607 50 11 en post 5607 90 90 8,4%. Voor de invoer in het vrije verkeer van
goederen van post 5609 00 00 van de GN was een douanerecht van 5,8% verschuldigd.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. De ingevoerde goederen zijn geen bulkgoederen maar goederen die een verdere bewerking hebben ondergaan. De omzet per werknemer in India is laag, aangezien daar noodzakelijkerwijs veel handwerk moet worden verricht.
Het gaat om de volgende bewerkingen:
- handmatig afmeten;
- handmatig door- en afsmelten om rafelen te voorkomen;
- handmatig wikkelen;
- handmatig labelen en/of etiketteren;
- handmatig inkrimpen in folie.
Deze verdere bewerking tot een gereed product rechtvaardigt indeling onder post 5609 van de GN, welke post belast is met 5,8 percent
douanerecht. Het verschil tussen de producten van post 5607 en post 5609 komt ook tot uitdrukking in de prijs per kilogram.
De GS-toelichting waarnaar de inspecteur verwijst is, volgens vaste jurisprudentie, niet meer dan een hulpmiddel bij de indeling. Deze kan nooit het bewijs leveren dat een goed onder een bepaalde post moet worden ingedeeld.
Mocht de Douanekamer twijfelen omtrent de indeling van de
onderhavige goederen dan wordt verzocht prejudiciële vragen te stellen.
De spoelen en haspels van kunststof zijn abusievelijk onder post 5609 aangegeven. Deze goederen moeten conform de door de fabrikant
geadviseerde indeling (sub 2.13. hiervoor) onder post 3926 90 99
worden ingedeeld.
4.2. Er is sprake van een vergissing van de douaneautoriteiten in de zin van artikel 220, tweede lid 2, onderdeel b, van het CDW. De visie van de inspecteur dat iedere aangifte op zichzelf staat wordt niet gedeeld.
Blijkens het arrest van het Hof van Justitie van 1 april 1993,
nr. C-250/91, Hewlett Packard France, is er ook sprake van een
vergissing wanneer de douaneautoriteiten ondanks het aantal en de
omvang van de door belastingschuldige verrichte importen, geen
bezwaar hebben gemaakt tegen de tariefindeling van de betrokken
goederen, ofschoon een vergelijking van de aangegeven tariefpost met de duidelijke omschrijving van de goederen volgens de specificatie van de nomenclatuur de verkeerde tariefindeling aan het licht zou hebben
gebracht.
Daarnaast wordt verwezen naar beslissingen van de Commissie REC 01/2001 van 4 december 2001 en REM 10/2002 van 18 november 2002 waaruit volgt dat er sprake is van een vergissing indien twee jaar lang de op de aangiften vermelde tariefindeling respectievelijk
douanewaarde is geaccepteerd, en deze indeling respectievelijk waarde ook na een fysieke controle is aanvaard.
De aangifte met nummer 6322 van 1 november 2001 is voor twee arti-kelen aan de hand van verificatiecode 03, daadwerkelijke uitslag van de controle 0 conform, geverifieerd. De goederen zijn fysiek opgenomen. Daarbij zijn de aangegeven posten
akkoord bevonden.
De aangifte met nummer 278 van 22 januari 2003, gedaan door aange-ver B, is voor drie artikelen aan de hand van verificatiecode 03, daad-werkelijke uitslag van de controle 0 conform, geverifieerd. In het sagit-tasysteem staat “fyco 660”. Tijdens deze fysieke controle zijn de posten niet gecontroleerd. Als er geen daadwerkelijke opneming heeft
plaatsgevonden - hoewel de term fyco anders doet vermoeden - mag toch worden aangenomen dat de douane naar de factuur heeft gekeken. Reeds op basis daarvan had de correctie (welke correctie overigens wordt bestreden) kunnen plaatsvinden. Belanghebbende heeft
bovendien de brief met het fycoformulier niet ontvangen.
Er is in deze zaak sprake van een vergissing van de douaneautoriteiten gelet op:
- de omstandigheid dat de controles (verificatiediepgang 2 en 3) niet tot een correctie van de tariefindeling hebben geleid;
- dat in drie jaar in totaal 38 douaneaangiften zijn gedaan, zonder
correctie van de aangegeven tariefposten, ondanks de waarschuwing door de Commissie (OLAF);
- dat de vier betrokken douaneposten nooit een opmerking hebben
gemaakt.
Belanghebbende kon deze vergissing redelijkerwijs niet ontdekken, aangezien:
- het voor de douane ook niet duidelijk was dat er een onjuiste
tariefindeling was aangegeven;
- de douane de aangegeven tariefpost, ondanks de controle, heeft
gehandhaafd;
- de douane de aangegeven post heeft geaccepteerd ondanks de
waarschuwing van de Commissie (OLAF) en de daarmee gepaard gaande extra controles;
- de indeling een complexe zaak is, hetgeen ook volgt uit Verordening (EG) nr. 1736/2004;
- zowel de importeur als belanghebbende te goeder trouw waren.
Nu ook aan alle voorschriften met betrekking tot de aangifte is voldaan, moet op grond van artikel 220, lid 2, onderdeel b, van het CDW van de
navordering worden afgezien.
4.3. De aangiften met de nummers 258, 2138, 2782,
4344 en 04760, gedaan door aangever B, zijn - net als de aangiften van belanghebbende - aan de hand van de bescheiden, onder meer de
factuur, gecontroleerd. Uit de factuur kan worden opgemaakt dat er artikelen zijn vermeld die onder een onjuiste goederencode zijn
aangegeven.
4.4. De inspecteur schendt het fair trial beginsel door de risicoprofielen niet openbaar te maken.
4.5. Ter zitting is namens belanghebbende, zakelijk weergegeven, het volgende aan haar standpunt toegevoegd.
Bulktouw wordt op bepaalde lengten gesneden waarna de
uiteinden worden bewerkt met een smeltijzer. Dit is om rafelen te
voorkomen. Daarna wordt het touw opgerold en van een wikkel
voorzien. Er wordt ook nog een etiket op aangebracht. Tenslotte wordt het bundeltje kleiner gemaakt. Dit heet inkrimpen. Vijf van dergelijke bundels gaan in één doos voor de consumentenverkoop.
De producten zijn in verschillende hoofdgroepen te verdelen hebben maar verschillen vooral qua materiaalsoort en dikte van het touw.
De douane heeft tijdens de controle dertien monsters genomen.
Daarnaast heeft de directeur van belanghebbende dertien monsters
afgegeven aan de controlerende ambtenaren. De douane beschikte dus in totaal over zesentwintig monsters. De representativiteit van deze monsters wordt niet betwist.
Het laboratorium heeft ieder monster bekeken op het soort materiaal en de dikte daarvan en aan de hand daarvan het aantal decitex bepaald. Een
heronderzoek was dus niet nodig omdat over het aantal decitex niet valt te twisten.
Op de vraag of belanghebbende de goederen onder een juiste code had aangegeven antwoordden de ambtenaren: ga zo door. Zou zij hebben geweten dat dit toch anders was, dan had zij de monsters nooit vrijwil-lig afgestaan.
Indien een aangifte rood wordt geselecteerd, dan moet de ambtenaar naar de goederen kijken. Doet hij dit niet, dan is hem dit kwalijk te
nemen.
De goederen die nog in discussie zijn worden thans niet meer
ingevoerd.
Belanghebbende, bij monde van D:
In 1997 hebben wij een nieuw boekhoudsysteem in gebruik genomen. Toen is ook de “Statistiekcode” opgesteld. Deze lijst diende om
bulktouw in hoofdgroepen in te kunnen delen. In 1998 zijn we
aangevangen met de kleinverpakkingen. De lijst verloor toen aan
betekenis. Er is vanaf die tijd sprake van een gereed product en niet meer van touw in bulk. Door de verschillende bewerkingen die de
producten hebben ondergaan is sprake van artikelen van touw als
bedoeld in post 5609.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Het metselkoord moet op grond van de bewoordingen van de GN,
afhankelijk van het soort materiaal, de dikte en de opmaak, onder de posten 5404, 5406 en 5607 worden ingedeeld. Er is geen sprake van artikelen in de zin van post 5609 van de GN.
De strengen van katoen zijn conform de uitslag van het
monsteronderzoek ingedeeld onder post 5607 90 90 van de GN.
De rectangle en quadrangle zijn opwindmiddelen en moeten worden aangemerkt als verpakking. Op grond van indelingsregel 5b volgen
deze goederen de indeling van het hoofdproduct. Het hoofdproduct is van polypropyleen, van nylon of het betreft sisal koeientouw. Deze goederen moeten, gelet op de uitslagen van de monsteronderzoeken,
worden ingedeeld onder post 5607 van de GN.
De kleine rolletjes zijn van polyester met een diameter van 4 tot 11
millimeter of van nylon met een diameter van 7 tot 12 millimeter. Deze goederen zijn gevlochten en dienen onder post 5607 50 11 van de GN te worden ingedeeld.
5.2. Van navordering kan worden afgezien indien aan de voorwaarden van artikel 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het CDW is
voldaan. Er moet sprake zijn van een vergissing. Deze kan slechts
ontstaan door een actieve gedraging van de douane met betrekking tot de controle van de goederen. Hiervan is sprake als de aangifte rood wordt geselecteerd voor een daadwerkelijke opname van de goederen.
De boeking achteraf met betrekking tot de aangifte met nummer 0000.88.101/01.00006322 van 1 november 2001 is in de bezwaarfase geheel ongedaan gemaakt. De uitnodiging tot betaling is dan ook met een bedrag van € 399,69 verminderd. Deze aangifte speelt in de
onderhavige uitnodiging tot betaling dan ook geen rol meer.
De aangiften met de nummers 0278, 0258, 2138, 2782, 4344 en 4760 zijn geen van allen aangiften ten invoer die belanghebbende heeft ge-daan. In het geval dat er bij deze aangiften al sprake zou zijn geweest van een vergissing van de douaneautoriteiten, dan kan een beroep van belanghebbende daarop nooit worden gehonoreerd.
Overigens zijn deze aangiften slechts aan de hand van de bescheiden
gecontroleerd, met name de factuur. De vaststelling van een onjuiste goederencode op basis van een factuuromschrijving is veelal niet
mogelijk. In het algemeen is daarvoor een opname van de goederen en een monsteronderzoek noodzakelijk.
5.3. Belanghebbende had in haar hoedanigheid van
aangever/douane-expediteur kunnen of moeten weten onder welke post de goederen hadden moeten worden ingedeeld. Er is derhalve geen sprake van een vergissing in de zin van artikel 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het CDW. De goede trouw van belanghebbende wordt niet in twijfel getrokken.
5.5. Belanghebbende had om zekerheid te krijgen over de indeling een Bindende tariefinlichting kunnen aanvragen.
Uit controlestrategische overwegingen kunnen de selectieprofielen 2003 niet openbaar worden gemaakt.
Het beginsel van fair trial wordt in casu niet geschonden.
Belanghebbende heeft voldoende wetenschap voor het voeren van deze procedure.
5.7. De inspecteur heeft ter zitting, zakelijk weergegeven, het volgende aan zijn stellingen toegevoegd.
De aangiften bevatten maar drie goederencodes. Bij zoveel goederen roept dat vragen op. Tijdens de controle is vergeefs naar een verklaring hiervoor gezocht. De controleur heeft geen verklaring kunnen vinden en uiteindelijk besloten de goederen aan een monsteronderzoek te
onderwerpen.
Code 3 betekent dat de goederen fysiek moeten worden gecontroleerd. Uitzondering hierop is dat er reden is om daarvan af te zien. Dit is
afhankelijk van het soort product.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. De indeling in de GN
6.1.1. Aantekening 3 op Afdeling XI
Uit de sub 3.3. aangehaalde Aantekening 3, aanhef en onderdeel A, sub b, op Afdeling XI volgt, dat als “bindgaren, touw en kabel” worden aangemerkt garens (eendraads) van synthetische vezels, van meer dan 10.000 decitex. In onderdeel B, sub c, van voormelde Aantekening is ten aanzien van monofilamenten bedoeld bij hoofdstuk 54 bepaald dat de in letter A vervatte regels niet gelden.
In het navolgende zal derhalve voornoemde grens van 10.000 decitex in de oordeelsvorming moeten meewegen.
6.1.2. Ten aanzien van het decoratiedraad
In post 5404 worden onder meer vermeld: “Synthetische
monofilamenten van 67 decitex of meer en waarvan de grootste
afmeting van de dwarsdoorsnede niet meer bedraagt dan 1 mm”. Gelet op het vermelde in het sub 2.7. geciteerde rapport van het Laboratorium beantwoorden de ingevoerde goederen geheel aan deze omschrijving. Derhalve dienen zij te worden gerangschikt onder post 5404, waarvan in casu onderverdeling 10 90 van toepassing is.
6.1.3. Ten aanzien van de strengen van polypropyleen, de strengen van
polyester en de strengen van nylon
Deze producten komen voor in verschillende uitvoeringen en zijn
uitvoerig omschreven in de sub 2.8.1. tot en met 2.8.6. geciteerde
rapporten van het Laboratorium. Hieruit komt naar voren dat het gaat om gevlochten touwproducten van synthetische textielvezels van
- in alle gevallen - meer dan 10.000 decitex.
Zowel de door belanghebbende verdedigde post 5609 van de GN als de door de inspecteur voorgestane post 5607 komen in aanmerking zodat voor de indeling van de ingevoerde goederen moet worden
vastgesteld in welke post deze goederen - met toepassing van
algemene regel voor de interpretatie van de GN nr. 3 a - het meest nauwkeurig zijn omschreven.
Volgens de sub 3.3. geciteerde GS-toelichting op post 5607
vallen onder deze post touwproducten, welke zijn verkregen door
middel van vlechten. De ingevoerde touwproducten beantwoorden aan bovengenoemde toelichting, zijnde een belangrijk hulpmiddel bij de uitlegging van de GN, en zijn in post 5607 meer specifiek omschreven dan in post 5609, zijnde een post van algemene strekking. Derhalve is post 5607 van de GN van toepassing, onderverdelingen 49 11 (ten
aanzien van de strengen van polypropyleen van meer dan 50.000
decitex), 49 90 (ten aanzien van de strengen van polypropyleen van niet meer dan 50.000 decitex) en 50 11 (ten aanzien van de strengen van nylon).
6.1.4. Ten aanzien van de strengen van katoen
Deze producten komen voor in verschillende uitvoeringen en zijn
uitvoerig omschreven in de sub 2.8.7. en 2.8.8. geciteerde
rapporten van het Laboratorium. Hieruit komt naar voren dat het gaat om gevlochten touwproducten van katoen van - in beide gevallen - meer dan 10.000 decitex.
De door belanghebbende voorgestane post 5607 10 00, waarin als mate-riaal “jute” of “andere bastvezels” wordt genoemd, is om die reden voor de strengen van katoen niet mogelijk. De goederen voldoen wel aan de bewoordingen van post 5607 90 90, zodat zij aldaar behoren te worden ingedeeld.
6.1.5. Ten aanzien van de opwindspoelen (rectangle/quadrangle)
De onderhavige opwindspoelen, welke voor een bepaald doel zijn
ontworpen en aan de door de importeur gestelde eisen voldoen, zijn geen artikelen van bindgaren, van touw of van kabel als bedoeld in post 5609 maar dienen als verpakkingsmiddelen van touwproducten met toepassing van indelingsregel 5b van de GN onder post 5607 te worden ingedeeld, onderverdelingen 29 10 (voor wat betreft de strengen van sisal), 49 11 (voor wat betreft de strengen van polypropyleen) en 50 11 (voor wat betreft de strengen van nylon) afhankelijk van de specifieke aard en samenstelling van het desbetreffende product.
6.1.6. Ten aanzien van de strengen van polyester en de strengen van nylon op een kunststof rol (kleine rolletjes)
Het sub 6.1.3. overwogene geldt ook ten aanzien van de onderhavige strengen van polyester en van nylon die qua aard en samenstelling
gelijk zijn aan de daar genoemde producten, en het sub 6.1.5.
overwogene ten aanzien van de kunststof rollen.
6.1.7. Ten aanzien van de spoelen en haspels van kunststof
Zowel de door belanghebbende verdedigde post 3926 van de GN als de door de inspecteur voorgestane post 3923 komen in aanmerking, zodat voor de indeling van de ingevoerde goederen moet worden
vastgesteld in welke post deze goederen - met toepassing van
algemene regel voor de interpretatie van de GN nr. 3 a - het meest
specifiek zijn omschreven.
Volgens de sub 3.3. geciteerde GS-toelichting op post 3923
vallen onder deze post spoelen, klossen, cops en dergelijke
opwindmiddelen. De ingevoerde spoelen en haspels beantwoorden aan bovengenoemde toelichting, zijnde een belangrijk hulpmiddel bij de uitlegging van de GN, en zijn in post 3923 meer specifiek omschreven dan in post 3926, zijnde een post van algemene strekking. Derhalve is post 3923 van de GN van toepassing, en wel daarvan onderverdeling
40 90.
6.1.8. Conclusie
De inspecteur heeft gelijk voor wat betreft de indeling van de goederen in de GN.
De Douanekamer ziet, gelet op al het voorgaande, geen aanleiding het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen prejudicië-le vragen te stellen.
6.2. Toepassing van artikel 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het CDW
6.2.1. Ingevolge artikel 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het CDW, wordt niet tot boeking achteraf overgegaan ingeval het wettelijk verschuldigde bedrag aan rechten niet was geboekt ten gevolge van een vergissing van de douaneautoriteiten zelf, die de belastingschuldige redelijkerwijze niet kon ontdekken en waarbij deze laatste zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld en aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte heeft voldaan. Belanghebbende heeft een beroep op deze bepaling gedaan.
6.2.2. Uit het arrest van het Hof van Justitie van 27 juni 1991,
Mecanarte, C-348/89, Jurispr. blz. I-3277, volgt, voorzover hier van belang, dat de in deze bepaling bedoelde vergissingen alle vergissingen omvatten inzake de uitlegging of de toepassing van de voorschriften betreffende de rechten bij invoer, die de belastingschuldige niet
redelijkerwijze kon ontdekken, wanneer zij het gevolg zijn van een
actieve gedraging van de tot navordering bevoegde autoriteiten.
6.2.3. Naar de inspecteur gemotiveerd heeft aangevoerd, heeft met
betrekking tot de onderwerpelijke aangiften geen daadwerkelijke
opneming van de goederen plaatsgevonden. Er is alleen gekeken naar de facturen en de certificaten van oorsprong. Indien bij een dergelijke globale controle de aangiften worden gevolgd, kan niet worden
gesproken van een actieve gedraging van de douane die zou zijn aan te merken als een vergissing in de zin van artikel 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het CDW, die aan controle achteraf en
navordering, zoals in casu heeft plaatsgevonden, in de weg zou staan.
6.2.4. Het beroep van belanghebbende op de afhandeling van aangiften
uit de gelijktijdig behandelde zaak nr. 04/4912 DK, die voor een
daadwerkelijke controle in aanmerking zijn gebracht, kan niet tot de conclusie leiden dat ook ten aanzien van de aangiften die slechts
globaal zijn gecontroleerd, door de douaneautoriteiten een vergissing zou zijn begaan. De actieve gedraging met betrekking tot een bepaalde aangifte werkt in beginsel niet door op aangiften, waarvan de goederen niet daadwerkelijk zijn gecontroleerd.
6.2.5. De navordering van douanerechten wordt beheerst door de
communautaire voorschriften dienaangaande, zodat het afzien van
navordering louter in het licht van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, van artikel 220 van het CDW, moet worden beoordeeld. Een beroep op andere beginselen, buiten het bereik van deze bepaling, kan derhalve niet slagen.
De inspecteur is niet gehouden de zogenaamde selectieprofielen
openbaar te maken. Van schending van het fair trail beginsel is derhalve geen sprake.
6.2.6. Uit het sub 6.2.1. tot en met 6.2.5. overwogene volgt dat het beroep niet kan slagen.
7. De proceskosten
De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet
bestuursrecht.
8. De beslissing
De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 11 december 2007 door mrs. F.H.M.
Possen, voorzitter, J.J.A.M. Kennis en M.J. Kuiper, leden, in tegen-woordigheid van mr. R.J.M Bosch, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
De Douanekamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.