ECLI:NL:GHAMS:2007:BC2031

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
106.010.699/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuist handelen van notaris bij declaratie en betrokkenheid in geschil tussen klaagster en bank

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris. Klaagster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde D. van den Bergh, had een klacht ingediend tegen de notaris, die haar een declaratie had gestuurd voor werkzaamheden waarvoor zij geen opdracht had gegeven. De notaris had in opdracht van de bank, ABN AMRO, gehandeld en de declaratie rechtstreeks bij klaagster in rekening gebracht. Het hof oordeelde dat de notaris onjuist had gehandeld door deze declaratie op deze manier te presenteren, wat hem betrokken maakte in het geschil tussen klaagster en de bank. De klacht werd gegrond verklaard, maar het hof oordeelde dat het handelen van de notaris niet dermate laakbaar was dat er een maatregel opgelegd moest worden. De beslissing van de kamer van toezicht, die de klacht eerder ongegrond had verklaard, werd vernietigd. Het hof benadrukte dat het belangrijk is dat notarissen bij soortgelijke opdrachten duidelijke afspraken maken over de declaratie van hun kosten. De uitspraak is een belangrijke reminder voor notarissen om hun rol en verantwoordelijkheden in dergelijke situaties goed te overzien en te vermijden dat zij partij worden in geschillen waar zij geen deel van uitmaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Zaaknummer 106.010.699/01
Beslissing van 13 december 2007 in de zaak onder rekestnummer 208/07 NOT van:
[naam],
wonende te [plaats],
APPELLANTE,
gemachtigde: D. van den Bergh,
t e g e n
MR. [naam]
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. L.H. Rammeloo.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 27 februari 2007 ingekomen een verzoekschrift – met bijlagen – van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, waarbij zij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Utrecht, verder te noemen de kamer, van 1 februari 2007.
1.2. Bij die beslissing heeft de kamer gegrond verklaard het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 4 juli 2006, waarin de voorzitter van de kamer de klacht als kennelijk niet–ontvankelijk heeft afgewezen. In dezelfde beslissing heeft de kamer de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, verder te noemen, de notaris, ongegrond verklaard.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 4 mei 2007 een verweerschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 oktober 2007. Klaagster en haar gemachtigde zijn verschenen, alsmede de notaris en zijn gemachtigde. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de notaris aan de hand van een pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
3.1. Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt, behoudens het navolgende.
3.2. Klaagster heeft naar voren gebracht dat in de beslissing van de kamer onder punt 2 de opgevoerde feiten niet volledig zijn. Niet vermeld is dat klaagster heeft betwist dat zij in verzuim was en zich op het standpunt heeft gesteld dat de notaris derhalve niet gerechtigd was om het appartementsrecht openbaar te verkopen. Het hof zal met deze aanvulling bij de beoordeling – voor zover van belang – rekening houden.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij haar een declaratie heeft doen toekomen voor verrichte werkzaamheden waarvoor zij geen opdracht heeft gegeven.
4.2. Ook wordt de notaris in het verlengde van vorenstaande klacht verweten dat, toen klaagster niet bereid bleek de declaratie te voldoen, hij zich tot de hypotheekhouder, de ABN AMRO BANK, heeft gewend, verder te noemen de bank, met het verzoek over te gaan tot openbare verkoop van het appartement van klaagster. Klaagster vindt dat de notaris aldus misbruik heeft gemaakt van zijn positie.
4.3. Voor het eerst in hoger beroep verwijt klaagster de notaris dat hij een fictieve vordering heeft opgesteld zonder dat daar een overeenkomst aan ten grondslag ligt.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist ten stelligste de stellingen van klaagster en verweert zich als volgt.
5.2. Hij heeft in opdracht van de bank en op verzoek van Solveon Incasso B.V., verder te noemen: Solveon, de vordering op klaagster geïncasseerd. Als voorwaarde voor het niet laten doorgaan van de executieveiling had de bank gesteld dat klaagster de nota van de notaris diende te betalen. In dat verband wijst de notaris er op dat hij zulks aan klaagster heeft uitgelegd.
6. De beoordeling
6.1. In zijn algemeenheid kan het hof geen kennis nemen van klachten die voor het eerst in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Nu klaagster haar klacht inhoudende dat de notaris een fictieve vordering heeft opgesteld zonder dat daar een overeenkomst aan ten grondslag lag, voor het eerst in hoger beroep heeft ingediend, zal het hof niet tot behandeling van die klacht overgaan en haar daarin niet ontvankelijk verklaren.
6.2. Het hof is van oordeel dat de notaris onjuist heeft gehandeld door zijn declaratie betreffende de in opdracht van de bank verrichte notariële werkzaamheden ter voorbereiding van de veiling rechtstreeks bij klaagster in rekening te brengen, ook al zou het bedrag van deze declaratie overeenkomstig de Algemene voorwaarden van de bank door deze op klaagster verhaald kunnen worden en ook al had de bank de notaris verzocht rechtsreeks aan klaagster te declareren. Door aldus te handelen is de notaris betrokken geraakt bij het geschil tussen klaagster en de bank. De klacht is dan ook gegrond. Het hof acht het handelen van de notaris echter niet dermate laakbaar dat het opleggen van een maatregel geboden zou zijn. Aangezien het hof, anders dan de kamer, tot gegrondheid van de klacht komt, dient de beslissing van de kamer vernietigd te worden.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.4. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht gegrond zonder oplegging van een maatregel aan de notaris.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A Stille, A.M.A. Verscheure en P.J.N. van Os in het openbaar uitgesproken op donderdag 13 december 2007 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT UTRECHT
BESLISSING van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Utrecht op het verzet van:
Mevrouw [naam],
wonende te [plaats],
gemachtigde: D. van den Bergh,
tegen de beslissing van de voorzitter van deze Kamer van 4 juli 2006 op de klacht tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats].
1. De procedure
Voor het verloop van de procedure tot aan de beslissing van de voorzitter van 4 juli 2006 waartegen verzet, wordt verwezen naar hetgeen in die beslissing dienaangaande is vermeld.
Tegen die beslissing van de voorzitter heeft mevrouw [naam] (hierna: klaagster) verzet gedaan bij brief van 14 juli 2006, aangevuld met een brief van 22 juli 2006.
De Kamer heeft het verzet behandeld op 21 december 2006. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- klaagster vergezeld van haar gemachtigde de heer D. van den Bergh,
- mr. R.J. Huzink als gemachtigde van de notaris, vergezeld van de heer [naam], hoofd afdeling registergoed van het notariskantoor.
Klaagster heeft bij monde van haar gemachtigde het verzet toegelicht mede aan de hand van een overgelegde pleitnotitie.
Mr. Huzink heeft het standpunt van de notaris uiteengezet. De heer [naam] heeft ook enige inlichtingen verschaft.
De Kamer heeft daarop de uitspraak bepaald op 1 februari 2007.
2. De feiten
2.1 Bij brieven van 11 mei 2005 en 8 juni 2005 heeft het kantoor van de notaris van Solveon Incasso B.V. te Utrecht het verzoek ontvangen een aanvang te maken met de openbare executoriale verkoop van het appartementsrecht van het appartement [adres] te [plaats]. Dat appartementsrecht behoort klaagster in eigendom toe.
2.2 Na overleg hierover tussen klaagster en de beslaglegger heeft Solveon Incasso B.V. klaagster op 30 juni 2005 een brief gestuurd met -voor zover van belang- de volgende inhoud:
“ Wij hebben van de notaris begrepen dat de beslagen inmiddels worden
doorgehaald.
Wij verzoeken u zorg te dragen voor betaling van de achterstand op het flexibel
krediet van EUR 822,28 en de kosten van notaris B. De kosten
van de notaris kunt u bij hen navragen en direct aan hen voldoen.
Wij zullen niet eerder de executieveiling annuleren eer deze betalingen zijn ontvangen.”
2.3 Op 19 juli 2005 heeft de notaris zijn declaratie ten belope van € 452,20 aan klaagster toegezonden. In een begeleidende brief, gericht aan de gemachtigde van klaagster en getekend door de heer[naam], heeft de notaris verwezen naar de hiervoor onder 2.2 bedoelde brief van Solveon Incasso B.V. en heeft tevens vermeld dat de opdracht tot annulering van de veiling zal geschieden zodra betaling van -onder andere- zijn declaratie heeft plaatsgevonden.
2.4 Nadat de gemachtigde van klaagster de notaris had bericht het niet eens te zijn met de verschuldigdheid van hetgeen de notaris in rekening had gebracht heeft de notaris, toen betaling uitbleef, verdere stappen tot openbare verkoop van het appartementsrecht ondernomen.
2.5. Bij brief van 13 juli 2006 heeft Solveon Incasso B.V. de notaris verzocht de veiling te annuleren en de kostennota aan haar toe te zenden. De notaris heeft daarop de veilingadvertentie van de Internetsite verwijderd.
3. Het verzet en de beoordeling daarvan
3.1 Klaagster heeft in haar klaagschrift gesteld dat zij voor de werkzaamheden waarvoor de
notaris haar een rekening van € 452,20 had gestuurd geen opdracht had gegeven. In haar klaagschrift verwijt zij de notaris dat hij opzettelijk misbruik heeft gemaakt van zijn positie om de bestreden factuur betaald te krijgen.
3.2 De voorzitter van deze Kamer heeft de klacht blijkens zijn beslissing van 4 juli 2006
opgevat als alleen te zijn gericht tegen een door de notaris opgemaakte rekening. Om die reden heeft hij de klacht kennelijk niet ontvankelijk bevonden en die afgewezen.
Klaagster heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat zij haar bezwaren in haar klaagschrift van 25 juni 2006 niet alleen heeft geformuleerd ter adstructie van haar standpunt omtrent de niet verschuldigdheid van de in rekening gebrachte werkzaamheden, maar dat zij die bezwaren ook beoordeeld wilde zien. De Kamer acht het verzet dan ook gegrond.
3.3 Klaagster verwijt de notaris dat hij zich, toen klaagster niet bereid bleek de rekening van de notaris te voldoen, tot de ABN AMRO Bank, de hypotheekhouder, heeft gewend met het verzoek de openbare executoriale verkoop van het appartementsrecht op het appartement [adres] door te zetten. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris daarmee zijn positie heeft misbruikt om de rekening betaald te krijgen.
3.4 De notaris heeft daartegen ingebracht dat alle werkzaamheden in opdracht van de bank zijn uitgevoerd. Zoals in alle gevallen van een opdracht tot executoriale openbare verkoop heeft de notaris ook in dit geval al het mogelijke gedaan om in overleg met de eigenaar na te gaan of de verkoop kon worden voorkomen, zo heeft hij betoogd. In dat kader heeft de heer [naam] bemiddeld en heeft hij met de gemachtigde van klaagster en met Solveon Incasso B.V. telefonisch en schriftelijk overleg gehad. Hij heeft klaagster ook uitleg gegeven over de voorwaarde tot voldoening van de notariskosten die Solveon Incasso B.V. namens de bank had gesteld. Naar zijn zeggen is het niet ongebruikelijk dat een opdrachtgever aan het afzien van een executoriale openbare verkoop de voorwaarde verbindt dat de debiteur ook de kosten van de notaris rechtstreeks aan deze voldoet. De notaris is van mening dat dit een zaak is tussen klaagster en de bank.
3.5 De Kamer leidt uit het in het geding gebrachte stukken af dat het initiatief tot het stellen van bedoelde voorwaarde is uitgegaan van de bank. Niet aannemelijk is geworden dat de notaris hierbij een actieve rol heeft gespeeld. In beginsel staat de notaris hier dus, zoals hij terecht stelt, buiten.
Wel acht de Kamer het minder gelukkig dat de notaris is meegegaan in de wens van de bank dat klaagster de kosten rechtstreeks aan hem voldeed. Op die manier loopt de notaris het risico partij te worden in een verhouding, waarvan hij geen deel uitmaakt. Het verdient dan ook aanbeveling dat de notaris bij soortgelijke opdrachten met de opdrachtgever afspreekt de kosten voor zijn werkzaamheden bij deze te declareren. Hoewel het dienstig zou zijn geweest als de notaris in het onderhavige geval met de opdrachtgever een zodanige nadere afspraak zou hebben gemaakt, kan niet gezegd worden dat de notaris misbruik heeft gemaakt van zijn positie door zich, ter verkrijging van de betaling van zijn factuur, te beroepen op de namens de bank gestelde voorwaarde tot afzien van de openbare executoriale verkoop, zoals klaagster hem verwijt, of dat hij in deze zaak anderszins laakbaar heeft gehandeld. De Kamer bevindt de klacht dan ook ongegrond.
3.6 Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.
4. De beslissing:
De Kamer van Toezicht:
verklaart het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van 4 juli 2006 gegrond;
verklaart de klacht ongegrond.
`
Gewezen te Utrecht door mr. S.M. van Lieshout, wnd. voorzitter, mr. E.J.M. Kerpen,
mr. H.J.Th.G. Tomlow, mr. C. Slothouber en mr. R.J.M. van den Heuvel leden, bijgestaan door mr. L. Heij, secretaris, en uitgesproken op 1 februari 2007.
De secretaris De wnd. voorzitter
Tegen deze beslissing voorzover deze betrekking heeft op de aanvullende klacht, kan binnen dertig dagen na de verzenddatum daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Civiele Griffie, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Aan partijen toegezonden op: 1 februari 2007