ECLI:NL:GHAMS:2007:BC3120

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
168/07 KG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van OAO Yukos Oil Company en vertegenwoordigingsbevoegdheid van de curator

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de curator van OAO Yukos Oil Company, Eduard Konstantinovic Rebgun, en Yukos Finance B.V. tegen een aantal partijen, waaronder de voormalige bestuurders van Yukos Finance. De curator vordert een verbod aan de advocaten van Yukos Finance om nog langer namens de failliete vennootschap op te treden. De vraag die centraal staat is of de appellanten zich in Nederland kunnen beroepen op het faillissement dat door de Arbitrale Rechtbank in Moskou is uitgesproken en of de curator vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft. De rechtbank had eerder de vorderingen van de curator afgewezen, wat de aanleiding vormde voor dit hoger beroep.

Tijdens de zitting hebben de geïntimeerden betoogd dat de curator niet bevoegd is, omdat het faillissement van Yukos Oil nietig zou zijn en dat de curator niet de juiste vertegenwoordiging heeft. Het hof heeft overwogen dat er voldoende twijfel bestaat over de rechtmatigheid van het faillissement en de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de curator. Het hof heeft de grieven van de appellanten verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat de vorderingen van de curator niet toewijsbaar zijn. De kosten van het geding in hoger beroep zijn voor rekening van de appellanten. Dit arrest is uitgesproken op 11 oktober 2007.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. Eduard Konstantinovic REBGUN, wonende en kantoor houdende te Moskou, Russische Federatie, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van OAO YUKOS OIL COMPANY, gevestigd te Moskou, Russische Federatie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid YUKOS FINANCE B.V., gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTEN,
procureur: mr. P.N. van Regteren Altena,
t e g e n
1. de naamloze vennootschap NAUTADUTILH N.V., gevestigd te Rotterdam,
2. Robert Jan VAN GALEN, wonende te Amsterdam,
3. Daniella Anna Maria Hubertina Wilhelmina STRIK, wonende te Rotterdam,
4. Joost ITALIANER, wonende te Abcoude,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid YUKOS FINANCE B.V., gevestigd te Amsterdam,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid YUKOS INTERNATIONAL UK B.V., gevestigd te Amsterdam,
7. [A], wonende te [...], Verenigde Staten van Amerika,
8. [B], wonende te [...], Verenigde Staten van Amerika,
GEÏNTIMEERDEN,
procureur: mr. R.J. Van Galen.
1. Partijen: Yukos Finance zowel appellante als geïntimeerde
Zowel mr. van Regteren Altena als mr. Van Galen voornoemd hebben zich in dit geding als procureur gesteld voor Yukos Finance B.V., verder Yukos Finance, eerstgenoemde voor ap-pellante sub 2 in opdracht van [S] te [..] en/of [H] te [...] en laatstgenoemde voor geïntimeerde sub 5 in op-dracht van geïntimeerde 7 en/of 8, verder respectievelijk [A] en [B]. Volgens inschrijvingen in het handelsregister zijn deze laatsten bestuurders van Yukos Finance geweest tot 11 augustus 2006 en zijn [S] en [H] voornoemd bestuur-ders geweest van 14 respectievelijk 30 augustus 2006 tot en met 20 augustus 2007.
Inzet van dit geding is – onder meer – de stelling van ge-intimeerden dat [A] en [B] ook na 11 augustus 2006 be-stuurders van Yukos Finance zijn gebleven en dat [S] en [H] nooit bestuurders zijn geworden. Dat betekent dat thans nog niet kan worden vastgesteld of appellante sub 2 dan wel geïntimeerde sub 5 moet worden aangemerkt als Yu-kos Finance. Daarom wordt de vennootschap verder aangeduid met Yukos Finance (appellante) respectievelijk Yukos Fi-nance (geïntimeerde) al naar gelang wier stelling wordt besproken, dan wel als Yukos Finance, indien dat niet van belang is.
De overige partijen worden hierna (ook) respectievelijk Rebgun, NautaDutilh, Van Galen, Strik, Italianer, Yukos International UK en – zoals al opgemerkt – [A] en [B] ge-noemd. NautaDutilh, Van Galen, Strik en Italianer worden tezamen verder (ook) Nauta cs genoemd. OAO Yukos Oil Com-pany wordt verder ook Yukos Oil genoemd.
2. Het verloop van het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 18 oktober 2006 zijn appellanten in ho-ger beroep gekomen van het vonnis dat de voorzieningenrech-ter in de rechtbank te Amsterdam in het kort geding tussen partijen (appellanten als eisers enerzijds en geïntimeerden 1-4 als gedaag¬den en geïntimeerden 5-8 als gevoegde partij-en aan de zijde van gedaagden anderzijds) onder rolnum¬mer 350421/KG 06 1503 P heeft gewezen en dat is uitgesproken op 21 september 2006.
Appellanten hebben bij memorie 11 grieven voorgesteld, be-scheiden in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof bij arrest uitvoerbaar bij voorraad het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog haar vorderingen zal toe-wijzen, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van het geding in beide instanties.
Daarop hebben geïntimeerden geantwoord, de grieven bestre-den, eveneens be¬schei¬den in het geding gebracht en gecon-cludeerd, dat het hof het beroep zal afwijzen, kosten rech-tens.
Daarnaast heeft Strik nog een afzonderlijke memorie van antwoord – met producties – genomen, waarin zij – naast de weren in de gemeenschappelijke memorie van antwoord – een slechts op haar betrekking hebbend verweer heeft gevoerd.
Partijen hebben de zaak doen bepleiten op 31 augustus 2007, appellanten door mrs. G.H. Gispen en P. Kuipers, advocaten te Amsterdam, en geïntimeerden door hun procureur, aan de hand van door ieder van partij¬en overge¬legde pleitnotities. Partijen hebben bij die gelegenheid bewijs¬stukken overge-legd.
Tijdens het pleidooi hebben geïntimeerden opgemerkt dat [S] en [H] – ook in de visie van Yukos Finance (appellante) – sedert 20 augustus 2007 geen bestuurder meer zijn en dat [S] en [H] de advocaten van Yukos Finance (appellante) niet voor het pleidooi hebben kunnen instrueren. Op die grond hebben zij bezwaar gemaakt tegen hun optreden ten pleidooie. Het hof heeft dit bezwaar verworpen. Het hof heeft daartoe overwogen
? dat aannemelijk is dat [S] en [H] de advocaten van Yu-kos Finance (appellante), zoals dezen hebben aange-voerd, met het oog op hun aftreden voordien hebben ge-instrueerd,
? dat niet gesteld of gebleken is dat hierin sedertdien iets is gewijzigd,
? zodat de advocaten voldoende zijn gelegitimeerd om het pleidooi te voeren.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
3. Grieven
Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grie-ven.
4. Feiten
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis on-der 1 sub a tot en met l een aantal feiten tot uitgangs-punt genomen. Grief 1, die anders dan geïntimeerden aan-voeren voldoende duidelijk is, keert zich tegen de vast-stellingen onder 1 sub b en g. Met de gekozen formulering heeft de voorzieningenrechter – anders dan appellanten me-nen – kennelijk in het midden willen laten of [A] en [B], respectievelijk de betrokken advocaten Yukos Finance (nog) vertegenwoordigden. De grief faalt dan ook.
Tegen de opsomming van feiten zijn verder geen grieven aangevoerd. Ook het hof zal derhalve van die opsomming uitgaan.
5. Voeging
Grief 2 keert zich tegen de voegingsbeslissing van de voor-zieningenrechter. Volgens appellanten kan Yukos Finance (geïntimeerde) zich niet voegen omdat Yukos Finance al par-tij in het geding is.
Zoals overwogen is in dit geding omstreden wie namens Yukos Finance kan optreden en of Yukos Finance als appellante sub 2 dan wel als geïntimeerde sub 5 is verschenen. Daargelaten of voeging daartoe het juiste instrument is, heeft de voor-zieningenrechter terecht aan – in feite – [A] en [B] de ge-legenheid geboden om te verdedigen dat zij en niet [S] en/of [H] Yukos Finance vertegenwoordigen en dat hetgeen zij Yukos Finance (geïntimeerde) doen stellen dan ook de stellingen van Yukos Finance vormen.
[A] en [B] die het standpunt innemen dat het aan hen gege-ven ontslag als bestuurder van Yukos Finance ongeldig is en dat zij derhalve nog steeds Yukos Finance representeren en uit dien hoofde NautaDutilh en de betrokken advocaten van dat kantoor kunnen instrueren, hebben – ter uitoefening van de door hen gestelde bestuurstaak – voldoende belang in de zin van artikel 217 Rv om zich aan de zijde van Nauta cs te voegen. Dat dat belang mogelijk een ander is dan dat van laatstgenoemden kan daaraan niet afdoen, nu dat – anders dan appellanten menen – niet aan voeging in de weg staat.
Appellanten vorderen onder meer dat Nauta cs documenten met betrekking Yukos International UK afgeven aan de raadsman van appellanten. Yukos International UK heeft voldoende be-lang in de zin van artikel 217 Rv om daartegen in dit ge-ding bezwaar te maken.
Een en ander brengt mee dat grief 2 dient te worden verwor-pen.
6. Verdere beoordeling
6.1 Appellanten vorderen in dit kort geding, kort weerge-geven, dat het hof
? Nauta cs verbiedt om nog langer in of buiten rechte voor of namens Yukos Oil of Yukos Finance op te treden,
? Nauta cs beveelt om zich te onthouden van handelin-gen die [S] in de uitoefening van zijn hoedanigheid van vertegenwoordigingsbevoegde bestuurder van Yu-kos Finance belemmeren,
? Nauta cs beveelt zich te onthouden van uitlatingen waaruit volgt of kan volgen dat zij bevoegd zijn om Yukos Oil of Yukos Finance te vertegenwoordigen en
? Nauta cs beveelt de dossiers met betrekking tot Yu-kos Oil en Yukos Finance c.a. aan mr. Gispen als raadsman van appellanten te overhandigen.
Daartoe stellen zij, samengevat, onder meer:
­ dat Yukos Oil op 1 augustus 2006 door de Arbitrale Rechtbank te Moskou failliet is verklaard met benoe-ming van Rebgun tot curator in het faillissement,
­ dat Rebgun als curator in het faillissement Yukos Oil vertegenwoordigt,
­ dat Yukos Oil alle aandelen in Yukos Finance houdt,
­ dat Rebgun namens Yukos Oil tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van Yukos Finance van 11 augustus 2006 het bestuur, toen bestaande uit [A] en [B], heeft ontslagen,
­ dat Rebgun namens Yukos Oil en de nieuw benoemde bestuurder van Yukos Finance, [S], namens Yukos Fi-nance aan Nauta cs hebben meegedeeld dat zij niet langer van hun diensten gebruik willen maken en dat Nauta cs alle stukken en documenten die zij als ad-vocaat van appellanten onder zich hebben gehad aan de nieuwe advocaat van appellanten dienen af te ge-ven,
­ dat Nauta cs daaraan geen gevolg hebben gegeven,
­ dat Nauta cs op verschillende wijzen de afwikkeling van het faillissement belemmeren onder meer door zich als bevoegdelijk geïnstrueerde advocaten van Yukos Oil en Yukos Finance voor te doen en
­ dat appellanten een spoedeisend belang bij hun vor-deringen hebben.
6.2 Geïntimeerden hebben daartegen onder meer aangevoerd
­ dat Yukos Oil niet insolvent was of is,
­ dat het faillissement van Yukos Oil het gevolg is van door de Russische Federatie gecoördineerde ac-ties, op verschillende gronden onrechtmatig te ach-ten belastingaanslagen, freezing orders waardoor die aanslagen niet konden worden voldaan, het in strijd met de regels tijdens een ‘nepveiling’ verkopen van de belangrijkste dochter van Yukos Oil tegen onge-veer de helft van de waarde, een gemanipuleerde faillissementsaanvraag en een beslissing tot fail-lietverklaring waartegen Yukos Oil niet behoorlijk in hoger beroep op heeft kunnen komen en
­ dat het faillissement nietig is althans dat erken-ning van het faillissement en van (de vertegenwoor-digingsbevoegdheid van) de curator in strijd is met de Nederlandse openbare orde.
Geïntimeerden hebben soortgelijke stellingen ten grondslag gelegd aan een klacht bij het Europese hof voor de rechten van de mens. Over de ontvankelijkheid van de klacht is nog niet beslist.
6.3 Appellanten hebben deze feitelijke stellingen – zoals de voorzieningenrechter ook onbestreden heeft vastge-steld – in dit kort geding slechts in algemene bewoor-dingen bestreden.
6.4 De voorzieningenrechter heeft de vordering bij het vonnis van 21 september 2006 waarvan beroep afgewezen.
6.5 Op 27 september 2006 hebben [A], [B] en Yukos Finance (geïntimeerde) Rebgun in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Yukos Oil, [H] en [S] doen dagvaarden voor de rechtbank te Amsterdam (verder de bodemprocedure) en gevorderd
­ dat de rechtbank voor recht verklaart dat alle aandeelhoudersbesluiten genomen door Rebgun in zijn hoedanigheid van curator dan wel door diens advocaat, waaronder het besluit tot ontslag van [A] en [B] en de besluiten tot benoeming van [S] en [H], nietig zijn en
­ dat de rechtbank voor recht verklaart dat alle be-sluiten genomen door [S] en [H] ‘in hun vermeende hoedanigheid van bestuurder van Yukos Finance B.V.’ nietig zijn,
met subsidiaire en nevenvorderingen.
6.6 Voor de beoordeling van het geschil in dit kort geding is doorslaggevend het antwoord op de vraag of appel-lanten zich in Nederland kunnen beroepen op het fail-lissement van Yukos Oil en daarmee op de vertegenwoor-digingsbevoegdheid van Rebgun en de door hem genomen besluiten alsmede op de vervolgens door hem namens Yu-kos Oil respectievelijk door de door hem benoemde nieuwe bestuurders van Yukos Finance namens deze aan Nauta cs gegeven opdracht de werkzaamheden te staken en de dossiers aan de nieuwe advocaat van appellanten af te geven.
In het licht van hetgeen geïntimeerden hebben aange-voerd en hetgeen appellanten daartegenover hebben ge-steld kan in redelijkheid niet voldoende worden uitge-sloten dat de bodemrechter oordeelt dat de door Rebgun genomen (ontslag)besluiten ongeldig of onrechtmatig zijn of dat erkenning ervan in strijd met de openbare orde zou zijn, en dat de vordering in de bodemprocedu-re geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen.
Mede in aanmerking nemend
? dat de rechtbank in de bodemprocedure na pleidooi op 12 juli 2007 heeft aangekondigd dat zij op 31 oktober 2007, 20 dagen na heden, vonnis zal wijzen en dat op grond van ambtshalve ingewonnen en ter gelegenheid van de pleidooien aan partijen meege-deelde informatie het vonnis alsdan ook redelij-kerwijs te verwachten is,
? dat – ook indien dit een tussenvonnis zal zijn – aangenomen mag worden dat dit vonnis meer helder-heid zal brengen
en voorts
? dat Nauta cs onbestreden hebben aangevoerd (memo-rie van antwoord 48) dat ‘in alle gevallen waarin [B] en [A] handelen namens Yukos Finance, of waar-in NautaDutilh hen daarin bijstaat, aan de weder-partij het conflict omtrent de vertegenwoordi-gingsbevoegdheid geopenbaard wordt’,
? dat Nauta cs hebben toegezegd alle relevante docu-menten (alle contracten en stukken van procedures waarbij Yukos Finance partij was en alle besluiten en verslagen van Algemene Aandeelhoudersvergade-ringen alsmede bankbescheiden van Yukos Finance) aan appellanten toe te zenden, doch dat zij niet bereid zijn om in hun ogen vertrouwelijke stukken, zoals adviezen aan, concepten voor en correspon-dentie met ([A] en [B] als bestuurders van) Yukos Finance af te geven,
? dat Nauta cs stellen die toezegging te zijn nage-komen,
? dat appellanten weliswaar stellen dat Nauta cs niet alle stukken overeenkomstig de toezegging hebben verschaft, maar dat zij – zo deelden zij desgevraagd mee ter terechtzitting in hoger beroep – ook geen pogingen hebben ondernomen het in het licht van de toezegging ontbrekende alsnog te ont-vangen,
? dat appellanten voorts zelfs geen indicatie hebben gegeven welke stukken van Yukos Oil of Yukos In-ternational UK dienen te worden toegezonden, ter-wijl dat – gezien de beperkte werkzaamheden die Nauta cs voor deze vennootschappen hebben verricht – wel op haar weg zou hebben gelegen en
? dat niet bij voorbaat ondenkbaar is dat (een aan-tal van) de overige stukken als vertrouwelijk tus-sen advocaat en cliënt (in de persoon van [A] en [B], mogelijk ook voor zover zij namens Yukos Oil en namens Yukos Finance opkomen tegen de vertegen-woordigingsbevoegheid van Rebgun en de eerder ge-noemde ontslag- en benoemingsbesluiten) moet(en) worden beschouwd,
acht het hof het thans niet opportuun op het oordeel in de bodemprocedure vooruit te lopen.
6.7 Appellanten hebben ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep nog aangevoerd dat het hof gebonden is aan zijn arrest van 24 mei 2007, onder rolnummer 1713/06 KG gewezen tussen Yukos Finance (geïntimeer-de), [A] en [B] enerzijds en Rebgun in zijn hoedanig-heid van curator in het faillissement van Yukos Oil anderzijds. Zij beroepen zich in het bijzonder op rechtsoverweging 4.5, die – voor zover hier van be-lang – als volgt luidt.
Partijen zijn het er over eens dat de vraag naar de (on)rechtmatigheid van het faillissement van Yukos Oil Company in dit kort geding niet aan de orde is. Derhalve zal in het kader van de thans door Yukos Finance c.s. gevorderde voorziening van de rechtma-tigheid daarvan worden uitgegaan.
Naar de stelling van appellanten dient het hof daarom ook in dit geding van de geldigheid van het faillisse-ment en daarmee van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van Rebgun en van de bindende kracht van de betrokken besluiten van Yukos Finance uit te gaan.
6.8 Daargelaten dat geïntimeerden – zoals zij tijdens het pleidooi hebben opgemerkt – cassatie hebben ingesteld (onder andere tegen de betrokken overweging: het hof had niet van de rechtmatigheid maar van de onzeker-heid daaromtrent moeten uitgaan), miskennen appellan-ten dat het hof in dat kort geding geen eigen oordeel op dit punt heeft gegeven en dat overigens de kort geding uitspraak geen gezag van gewijsde heeft.
7. Slotsom
Het hof verwerpt de grieven 1 en 2.
Het onder 6 overwogene leidt tot de conclusie dat de vorde-ring thans niet toewijsbaar is. De (overige) grieven kun-nen niet tot een ander oordeel leiden en falen derhalve.
Bij deze stand van zaken kan in dit kort geding ook in het midden blijven wie namens Yukos Finance optreedt en dus of Yukos Finance (appellante) dan wel Yukos Finance (geïnti-meerde) de ‘echte’ Yukos Finance is.
8. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
verwijst appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van geïntimeerden tot op heden begroot op € 2.982,-;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Ingelse, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2007.