6 november 2007
vijfde civiele kamer
rolnummer 2007/976U
G E R E C H T S H O F T E A M S T E R D A M
nevenzittingsplaats Arnhem
de stichting Stichting Portaal,
procureur: mr. A.S. Rueb,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van het vonnis van 26 juni 2007 dat de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) in kort geding tussen appellante (hierna ook te noemen: Portaal) als eiseres en geïntimeerde (hierna ook te noemen: [geïntimeerde]) als gedaagde heeft gewezen; van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Portaal heeft bij exploot van 24 juli 2007 aangezegd van dat vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof teneinde te verschijnen op de zitting van 31 juli 2007. Bij exploot van 27 juli 2007 is [geïntimeerde] opgeroepen te verschijnen op de zitting van 7 augustus 2007 in plaats van 31 juli 2007. Portaal heeft drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Zij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, [geïntimeerde] zal veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van dit arrest het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar van zijnentwege bevinden en al hetgeen zich daarin van zijnentwege bevindt, alsmede het gehuurde, onder overgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking aan Portaal te stellen, waarbij Portaal gemachtigd wordt de ontruiming zonodig zelf te doen uitvoeren op kosten van [geïntimeerde] met behulp van de sterke arm van politie en justitie, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
2.2 Bij memorie van grieven heeft Portaal nogmaals de appeldagvaarding met de daarin reeds opgenomen grieven in het geding gebracht.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en heeft hij bewijs aangeboden. Hij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bevestigen en Portaal in haar hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel haar dit beroep zal ontzeggen als zijnde ongegrond en onbewezen, met veroordeling van Portaal in de kosten van het hoger beroep.
2.4 Vervolgens heeft Portaal de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en arrest gevraagd. [geïntimeerde] heeft daarvan afgezien. Het hof heeft vervolgens arrest bepaald.
Portaal heeft de volgende grieven aangevoerd.
Grief I
Ten onrechte stelt de kantonrechter onder 3.1 van het vonnis:
“Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een voorziening zoals door Portaal wordt gevorderd, het in hoge mate waarschijnlijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Aan dit criterium is in het onderhavige geval niet voldaan. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende (…).
en onder 3.4 van het vonnis:
“De kantonrechter acht het voorshands voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde] overdag, wanneer [A.] werkzaam is, (zeer) regelmatig is gesignaleerd aan de [adres]. De ter zitting door [geïntimeerde] over zijn leefpatroon en dagindeling gegeven informatie bevestigt dit. Echter, zoals door Portaal zelf ter zitting op basis van deze informatie ook concludeerde, houdt dit ritme ook in dat [geïntimeerde] gedurende telkens een min of meer vast deel van het etmaal verblijf houdt in de woning aan de [adres B]. De door [geïntimeerde] daarbij geschetste bijkomende omstandigheden, te weten zijn angststoornissen en daardoor ontwricht geraakt leefritme, en de zorg van (vooral) zijn zoon [B.], maken dit naar het oordeel van de kantonrechter niet op voorhand onaannemelijk. Daarbij is mede gelet op een door een maatschappelijk werker opgestelde verklaring, die bevestigt dat [geïntimeerde] genoemde gezondheidsklachten heeft en dat zijn zoon [B.] zich over [geïntimeerde] ontfermt.”
en onder 3.5 van het vonnis:
“Hierbij betrekt de kantonrechter verder nog dat het in de toepasselijke algemene huurvoorwaarden niet omschreven begrip hoofdverblijf onder omstandigheden een dubbel hoofdverblijf niet hoeft uit te sluiten. Waar het (dan) om gaat is dat de huurder zijn genotsrecht niet prijsgeeft, hetgeen tot uitdrukking komt in een persoonlijk en voortdurend, althans niet langdurig onderbroken, gebruik. Het antwoord op de vraag waar iemand regelmatig ’s nachts slaapt kan daarbij van grote betekenis zijn. Vanwege [geïntimeerde]s (huidige) leefpatroon verdient dit in zijn geval enige nuancering, nu hij immers onweersproken stelt in de nachtelijke uren mee te rijden met zijn zoon [B.] bij diens uitoefening van een koeriersdienst. In aansluiting op die dienst slaapt [geïntimeerde] ’s ochtends nog maar een paar uur in de woning, die hij kennelijk deelt met zijn zoon [C.], waarna hij zich naar [plaats adres A] begeeft, om vervolgens tegen de avond weer terug te keren naar [woonplaats].”
Grief II
Ten onrechte stelt de kantonrechter onder 3.6 van het vonnis:
“Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter werpen de door de omwonenden aan de [adres] afgelegde verklaringen geen ander licht op dit leefritme. Daarvoor zijn de daarvan opgemaakte processen-verbaal niet eenduidig en gedetailleerd genoeg. Hieruit volgt dat Portaal onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van de hiervoor genoemde verplichtingen. De gevraagde voorziening wordt daarom afgewezen.
Grief III
Ten onrechte stelt de kantonrechter onder 3.7 van het vonnis:
“Portaal wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure aan zijde van [geïntimeerde].”
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan.
5 De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.1 Portaal heeft een spoedeisend belang bij de vordering, indien voldoende aannemelijk is dat [geïntimeerde] geen hoofdverblijf houdt in het gehuurde, zodat zij dit aan een ander kan verhuren. De kantonrechter heeft overwogen dat Portaal onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De grieven I en II van Portaal richten zich in de kern tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet in hoge mate waarschijnlijk is dat een gelijkluidende vordering van Portaal in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen en dat de gevorderde ontruiming van het gehuurde daarom diende te worden afgewezen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2 Aan de vordering tot ontruiming heeft Portaal ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] in strijd met zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst geen hoofdverblijf houdt in het gehuurde, alsmede dat hij het gehuurde zonder haar toestemming in gebruik heeft gegeven aan derden, namelijk aan zijn zoon en diens vriendin.
5.3 [geïntimeerde] heeft de stellingen van Portaal betwist. [geïntimeerde] heeft gesteld dat hij sinds eind 2000 feitelijk gescheiden leeft van zijn echtgenote. Volgens [geïntimeerde] bewoont hij het gehuurde samen met zijn zoon [C.]. [geïntimeerde] stelt dat hij ’s nachts door zijn andere zoon, [B.], wordt opgehaald en dat hij tot de volgende ochtend tussen 07.00 en 10.00 uur in de auto slaapt, terwijl zijn zoon koerierswerkzaamheden verricht. [geïntimeerde] stelt dat hij vervolgens in de woning aan de [adres] verblijft om telefoontjes voor het koeriersbedrijf aan te nemen en gaat hij net voor 17.00 uur – voordat zijn echtgenote thuiskomt – naar zijn woning aan de [adres B] om te eten en te slapen. Volgens [geïntimeerde] lijdt hij aan angsten en depressies en kan zijn zoon [B.] op deze manier een oogje in het zeil houden.
5.4 Het hof stelt voorop dat bij de vraag of op grond van een beweerdelijke tekortkoming in de huurovereenkomst bij wege van voorlopige voorziening in kort geding een vordering tot een zeer ingrijpende maatregel als ontruiming kan worden toegewezen, grote terughoudendheid dient te worden betracht, gelet op de waarborgen waarmee de wet de rechten van huurders van woonruimte omkleedt. Daarbij komt dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar de bestreden feiten. Voor toewijzing van een dergelijke vordering zal dan ook slechts plaats zijn indien deze vooruit loopt op een vonnis in een bodemprocedure waarbij met grote mate van waarschijnlijkheid eveneens de ontruiming zal worden bevolen, terwijl bovendien sprake moet zijn van een zodanig ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht. Naar het voorlopige oordeel van het hof heeft Portaal haar stellingen in de onderhavige kort gedingprocedure niet voldoende aannemelijk gemaakt om er het bevel tot ontruiming op te kunnen baseren. Dit klemt temeer nu de aard van de procedure zich niet leent voor nadere bewijslevering. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Hoofdverblijf in het gehuurde?
5.5 Voor de vraag waar iemand zijn hoofdverblijf heeft is bepalend waar het centrum van iemands persoonlijke levensbelangen is, hetgeen naar de feitelijke omstandigheden wordt beoordeeld. Van belang hierbij is waar iemand werkelijk woont met zijn gezin, waar hij de zetel van zijn fortuin heeft, waar hij zijn zaken behartigt en zijn goederen en eigendommen beheert. Van grote betekenis voor de vaststelling van het hoofdverblijf is de plaats waar iemand ’s nachts slaapt.
5.6 Anders dan de kantonrechter is het hof van oordeel dat bepaling 8.1 van de toepasselijke algemene bepalingen van de huurovereenkomst slechts één hoofdverblijfplaats toestaat. Het houden van hoofdverblijf hoeft echter niet te betekenen dat permanente bewoning is vereist. In beginsel mag een huurder tijdelijk de woning verlaten. Onder omstandigheden kan tijdelijke afwezigheid echter wanprestatie opleveren, waarbij van belang is de duur van de afwezigheid, de maatregelen die de huurder met betrekking tot de woning heeft getroffen tijdens zijn afwezigheid en de belangen over en weer. In dit geval kan, in het kader van deze procedure, niet worden geoordeeld dat sprake is van tijdelijke afwezigheid. [geïntimeerde] stelt immers dat hij zijn hoofdverblijf voortdurend in het gehuurde had en heeft. In zoverre slaagt grief I. Deze grief kan echter niet tot vernietiging leiden, aangezien Portaal – in aanmerking genomen de bijzondere omstandigheden van het geval – onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [geïntimeerde] geen hoofdverblijf in het verhuurde heeft. Het hof overweegt daartoe als volgt.
5.7 Uit de door [geïntimeerde] in het geding gebrachte brief van zijn maatschappelijk werker [D.], verbonden aan Cumulus Welzijn, blijkt dat [geïntimeerde] gedurende drie jaar in behandeling is geweest voor angststoornissen en ernstige burnoutproblemen, waardoor zijn nacht en dagritme ernstig zijn verstoord. Gelet op deze verklaring acht het hof voorshands niet onaannemelijk dat [geïntimeerde] een ander leefritme heeft zoals door hem gesteld. In dat licht bezien dient hetgeen in rechtsoverweging 5.5 is overwogen enige nuancering, in die zin dat [geïntimeerde] naar eigen zeggen ’s nachts slaapt in de auto van zijn zoon. Volgens [geïntimeerde] slaapt hij echter ook regelmatig in het gehuurde en beheert hij daar zijn administratie. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [geïntimeerde] bankafschriften in het geding gebracht, die op het adres van het gehuurde zijn gesteld.
5.8 Portaal heeft ter onderbouwing van haar stelling dat [geïntimeerde] geen hoofdverblijf in het gehuurde houdt een tweetal processen-verbaal van 27 maart 2007 en 24 mei 2007, opgemaakt door [E.], particulier woonfraude rechercheur, en [F.], sociaal beheerder, in het geding gebracht. Uit de in deze processen-verbaal opgenomen getuigenverklaringen blijkt dat [geïntimeerde] veelvuldig overdag in en rond de woning aan de [adres] is gesignaleerd. Deze verklaringen sluiten de stellingen van [geïntimeerde] omtrent zijn leefpatroon echter niet uit, integendeel, zij bevestigen de lezing van [geïntimeerde] dat hij overdag in de woning van zijn echtgenote is. Voorts blijkt uit de processen-verbaal niet dat getuigen in de woning aan de [adres C] zijn geweest of dat getuigen hebben waargenomen dan wel in de wetenschap verkeren dat [geïntimeerde] in die woning slaapt.
5.9 De getuigenverklaringen zijn onvoldoende gedetailleerd om voorshands aannemelijk te achten dat [geïntimeerde] geen hoofdverblijf heeft in het gehuurde, mede gelet op de door hem in het geding gebrachte verklaring van zijn maatschappelijk werker waarin wordt bevestigd dat zijn zoon [B.] de zorg over hem op zich heeft genomen. Het gestelde van Portaal omtrent de onbetrouwbaarheid van de door de familie van [geïntimeerde] opgestelde verklaringen, is voorshands onvoldoende om haar verstrekkende ontruimingsvordering zonder nader onderzoek naar de bijzondere omstandigheden van [geïntimeerde], toe te wijzen.
Gebruik door derden van het gehuurde?
5.10 Aangezien onvoldoende aannemelijk is geworden dat [geïntimeerde] geen hoofdverblijf in het gehuurde heeft, kan van het zonder toestemming in gebruik geven aan derden geen sprake zijn. Uit het door Portaal overgelegde acceptatieformulier van 26 mei 2004 blijkt immers dat [geïntimeerde] heeft aangegeven het gehuurde met zijn zonen [B. en C.] te betrekken. Portaal wist derhalve dat ook de zonen van [geïntimeerde] in het gehuurde woonden. Artikel 16 van de toepasselijke huurvoorwaarden staan voorts inwoning van de rechtstreeks tot het gezin van de huurder behorende personen toe. Portaal heeft tegenover de betwisting door [geïntimeerde] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vriendin van [C.] bij hem inwoont, nog afgezien van de vraag of haar inwoning tot ontbinding van de huurovereenkomst zou kunnen leiden.
5.11 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Portaal terecht is afgewezen en Portaal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten is veroordeeld.
De grieven II en III falen. Grief I is weliswaar deels terecht voorgesteld, maar kan niettemin niet leiden tot vernietiging van het vonnis, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Portaal in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 26 juni 2007;
veroordeelt Portaal in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 1.145,=, waarvan te voldoen aan de griffier van het gerechtshof (bankrekeningnummer 1923.25.752 ten name van MvJ arrondissement Arnhem, postbus 9030, EM Arnhem, onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen) het bedrag van € 1.082,25 te weten:
- € 188,25 wegens in debet gesteld griffierecht,
- € 894,= wegens salaris van de procureur,
en het restant ad € 62,75 aan de procureur van [geïntimeerde] wegens diens eigen aandeel in het griffierecht;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Fokker, Prakke-Nieuwenhuizen en De Groot en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2007.