4 december 2007
vijfde civiele kamer
rolnummer 07/650
G E R E C H T S H O F T E A M S T E R D A M
nevenzittingsplaats Arnhem
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van het vonnis van 5 april 2007 dat de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) bij wijze van voorlopige voorziening tussen appellant (hierna te noemen: [appellant]) als gedaagde en geïntimeerde (hierna te noemen: [geïntimeerde]) als eiser heeft gewezen. Van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 [appellant] heeft bij exploot van 1 mei 2007 [geïntimeerde] aangezegd van genoemd vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] niet als zodanig benoemde grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Bij akte heeft [appellant] een aantal producties in het geding gebracht.
[appellant] heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest
- het vonnis d.d. 5 april 2007 van de kantonrechter te Utrecht, tussen partijen gewezen onder zaaknunmmer 511452 UV EXPL 07-57 EH, zal vernietigen voor zover daarbij de vorderingen van eiser in eerste aanleg, thans geïntimideerde zijn toegewezen, en, zonodig onder aanvulling van de gronden, het vonnis zal bekrachtigen voor zover daarbij de vorderingen van eiser in eerste aanleg, thans geïntimideerde zijn afgewezen;
- al dan niet onder aanvulling van de gronden, de vorderingen van eiser in eerste aanleg alsnog zal afwijzen;
- eiser in eerste aanleg, thans geïntimideerde zal veroordelen om de reeds ontvangen c.q. geëxecuteerde bedragen uit hoofde van voormeld vonnis van de kantonrechter aan appellant terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- eiser in eerste aanleg, thans geïntimideerde zal veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en heeft hij bewijs aangeboden. Hij heeft geconcludeerd dat het hof [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn beroep, dan wel de vordering van [appellant] zal afwijzen onder bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter, met veroordeling van [appellant] in de kosten van deze procedure.
2.3 Vervolgens hebben partijen schriftelijk pleidooi gevraagd en hebben beide partijen een pleitnota in het geding gebracht.
2.4 Daarna hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3.1 De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 5 april 2007 onder 2 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan.
3.2 Op grond van hetgeen verder is gesteld en niet of onvoldoende weersproken, kunnen hieraan de volgende vaststaande feiten worden toegevoegd.
3.2.1 [appellant] heeft, blijkens een door [geïntimeerde] in eerste aanleg het geding gebracht bankafschrift, de na te noemen betalingen aan [geïntimeerde] gedaan:
Datum Bedrag Omschrijving
3 april 2006 € 1.000,- voorschot salaris
8 mei 2006 € 1.000,- voorschot salaris
22 mei 2006 € 540,- salaris
8 juni 2006 € 600,- voorschot salaris
20 juni 2006 € 500,- voorschot salaris
4 juli 2006 € 250,- voorschot salaris en voorschot
vakantiegeld
11 augustus 2006 € 880,- salaris
12 september 2006 € 680,- salaris
29 september 2006 € 680,- salaris
7 november 2006 € 680,- salaris november
30 november 2006 € 680,- loon november.
3.2.2 Over de maand december 2006 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] geen salaris betaald.
3.2.3 In een salarisspecificatie met betrekking tot de maand november 2006 staat dat het salaris € 2.979,56 bruto bedraagt. Verder heeft [appellant] geen salarisspecificaties verstrekt.
In oktober 2006 heeft [appellant] een door hem ondertekende arbeidsovereenkomst aan [geïntimeerde] verstrekt. In die overeenkomst wordt uitgegaan van een dienstverband van 40 uur per week en wordt hetzelfde bruto salaris als in de specificatie met betrekking tot november 2006 genoemd. Deze stukken zijn opgemaakt ten behoeve van een hypotheekaanvraag door [geïntimeerde].
4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Het geschil in hoger beroep beperkt zich tot de door de kantonrechter toegewezen loonvordering, vakantietoeslag en vakantierechten, wettelijke verhoging en wettelijke rente, alsmede de compensatie van de proceskosten.
4.2 Uit hetgeen [appellant] bij memorie van grieven heeft aangevoerd, begrijpt het hof dat hij het geschil, voor zover dat op de hiervoor genoemde veroordeling en compensatie van proceskosten betrekking heeft, in volle omvang aan het hof heeft voorgelegd.
4.3 Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een voorziening als door [geïntimeerde] in eerste aanleg is gevorderd, slechts dan plaats is, indien het in hoge mate waarschijnlijk is dat diezelfde vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.4 Anders dan door [appellant] is aangevoerd, is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] voldoende spoedeisend belang heeft bij de loonvordering nu loon naar zijn aard bedoeld is te voorzien in het levensonderhoud. Dat [geïntimeerde] het bestreden vonnis nog niet heeft geëxecuteerd, zoals door [appellant] is gesteld, doet daaraan niet af.
4.5 [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gesteld dat hij met [appellant] een salaris van € 1.000,- netto per maand is overeengekomen op basis van een 20-urige werkweek.
[appellant] heeft dat bestreden. Volgens hem is een salaris van € 680,- netto per maand overeengekomen. Dat de eerste twee betalingen een bedrag van € 1.000,- netto betroffen komt volgens [appellant] omdat, kort gezegd, [geïntimeerde] wegens financiële problemen regelmatig om voorschotten heeft gevraagd die daarop door [appellant] zijn verstrekt. Die voorschotten zouden worden verrekend met het later aan [geïntimeerde] toekomende salaris, al dan niet na door [geïntimeerde] gemaakte overuren.
4.6 Het hof is voorshands van oordeel dat [geïntimeerde] in het kader van de onderhavige procedure onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat bij aanvang van de arbeidsovereenkomst een salaris van € 1.000,- netto per maand is overeengekomen.
[appellant] heeft twee maal, te weten in april en mei 2006, een bedrag van € 1.000,- aan [geïntimeerde] betaald. Bij de overschrijving van deze bedragen staat als omschrijving vermeld “voorschot salaris”. Zoals onder 4.5 al is overwogen heeft [appellant] heeft zich op het standpunt gesteld dat het hier (mede) voorschotbetalingen, gedaan op verzoek van [geïntimeerde], betrof.
4.7 Weliswaar heeft [geïntimeerde] bestreden dat de eerste twee betalingen (mede) voorschotten betroffen, maar die betwisting verdraagt zich niet goed met de inhoud van de brief van 5 januari 2007 van [geïntimeerde] aan [appellant], waarin [geïntimeerde] onder meer schrijft:
“[…] In juli 2006 heeft u mij, geheel onverwacht, te kennen gegeven mij teveel betaald te hebben. U wilde toen dat ik het, volgens u teveel betaalde salaris terug zou verdienen, d.m.v. extra overuren te draaien. Nu is er voor mij uitgezocht dat dit wettelijk gezien niet mogelijk is. […] Bij deze vorder ik dan ook mijn loon over de maan December, plus de extra gemaakte overuren. […].”.
Uit deze passage kan niet worden afgeleid dat [geïntimeerde], anders dan door het vorderen van betaling van overuren, zich er op beroept dat hij over de maanden april tot en met november 2006 te weinig salaris heeft ontvangen, terwijl dit in het licht van hetgeen [geïntimeerde] heeft gesteld, wel voor de hand zou hebben gelegen.
4.8 Voorts heeft [appellant] door middel van schriftelijke verklaringen die namens hem in het geding zijn gebracht, de stelling van [geïntimeerde] dat een salaris van € 1.000,- is overeengekomen, gemotiveerd bestreden.
4.9 Het hof is dan ook vooralsnog van oordeel dat [geïntimeerde], gelet op de gemotiveerde betwisting door [appellant], de juistheid van zijn stelling omtrent de overeengekomen hoogte van het salaris ad € 1.000,- per maand niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De salarisspecificatie met betrekking tot de maand november 2006 en de in oktober 2006 opgestelde arbeidsovereenkomst, zoals hierboven in alinea 3.2.2 genoemd, kunnen niet tot een ander oordeel leiden nu partijen het erover eens zijn dat deze stukken zijn opgemaakt in verband met een door [geïntimeerde] aan te vragen hypotheek.
4.10 Hetgeen hiervoor is overwogen brengt met zich dat de grieven slagen en het vonnis van de kantonrechter zal worden vernietigd.
4.11 Nu het bestreden vonnis zal worden vernietigd is daarmee de grondslag aan (een) eventueel door [appellant] in het kader van de uitvoering of executie van dat vonnis gedane betaling(en) komen te ontvallen. [geïntimeerde] is dan ook gehouden bedragen die [appellant] ter voldoening aan het bestreden vonnis aan hem heeft betaald terug te betalen. [geïntimeerde] zal daartoe worden veroordeeld.
4.12 [geïntimeerde] zal als zijnde de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 5 april 2007,
- wijst de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog af,
- veroordeelt [geïntimeerde] om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [appellant] die bedragen te betalen die [appellant] ter voldoening aan het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 5 april 2007 aan [geïntimeerde] heeft betaald,
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties,
in eerste aanleg begroot op € 768,- ter zake van salaris gemachtigde en
in hoger beroep begroot op € 335,31 ter zake van kosten exploot en griffierecht,
en € 632, - ter zake van salaris gemachtigde;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Fokker, Katz-Soeterboek en De Groot in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2007.