ECLI:NL:GHAMS:2007:BX5700

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000893-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis zware mishandeling met dodelijke afloop na langdurige verbale agressie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, die gedetineerd is, werd beschuldigd van zware mishandeling met de dood als gevolg, nadat zij in een opwelling haar huisgenoot met een mes in het bovenbeen stak. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte was vrijgesproken van moord en doodslag, maar wel schuldig werd bevonden aan zware mishandeling. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte niet voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, omdat de kans dat een steekwond in het bovenbeen dodelijk zou zijn, als gering werd beschouwd.

De verdachte en het slachtoffer hadden een langdurige en problematische relatie, gekenmerkt door verbale en fysieke agressie, vaak verergerd door alcoholgebruik. Op de dag van het incident, na een periode van spanningen, kwam het tot een conflict waarbij het slachtoffer de verdachte beledigde en bedreigde. In een impulsieve reactie stak de verdachte het slachtoffer met een mes, wat leidde tot een fatale verwonding. Het hof oordeelde dat, hoewel de verdachte in een opwelling handelde, de omstandigheden van het incident en de ernst van de verwondingen voldoende waren om de zware mishandeling vast te stellen.

De strafmaat werd bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld en dat er positieve vooruitzichten waren voor haar resocialisatie. Uiteindelijk bevestigde het hof de eerder opgelegde gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met reclasseringstoezicht.

Uitspraak

parketnummer: 23-000893-10
datum uitspraak: 27 oktober 2010
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2010 in de strafzaak onder parketnummer 13-410383-09 tegen
[Verdachte ],
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum ],
thans gedetineerd in P.I.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 22 januari 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep met dien verstande dat de navolgende overwegingen in de plaats komen van die van de rechtbank onder 3.4 (bewijsoverwegingen) en 6 (strafmotivering).
Bewijsoverwegingen
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep met een beroep op de ter zake heersende jurisprudentie betoogd dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer op grond van het volgende. De verdachte heeft, door met een mes in het bovenbeen van het slachtoffer te steken, de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden bewust aanvaard. Naar algemene ervaringsregels bestaat bij een dergelijke messteek een aanmerkelijke kans dat een slagader wordt geraakt, met de dood als gevolg. Indien een grote ader wordt doorkliefd, zoals ten deze het geval is, had het intreden van de dood voorkomen kunnen worden door tijdig ingrijpen. De verdachte heeft evenwel de woning verlaten in plaats van hulp te bieden aan het slachtoffer of medische hulp in te roepen.
De raadsman van de verdachte heeft betwist dat sprake was van een naar algemene ervaringsregels als aanmerkelijk te beschouwen kans dat door een willekeurig toegebrachte messteek in het bovenbeen de dood van het slachtoffer zou intreden, zodat niet bewezen kan worden dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Volgens de raadsman is de kans dat een slagader of een grote ader in het bovenbeen wordt geraakt bij een dergelijke messteek gering, gelet op de omvang en de ligging van zowel de slagader als de grote ader in het gebied waar de verdachte heeft gestoken. Ook heeft de raadsman erop gewezen dat de verdachte het slachtoffer daarna wilde helpen, maar dat hij die hulp heeft geweigerd, zeggende dat zij, de verdachte, moest “oprotten”.
Voorts heeft de raadsman betoogd, dat volgens vaste jurisprudentie een steekwond in een been geen zwaar lichamelijk letsel oplevert, zodat de verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde behoort te worden vrij gesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De relatie tussen de verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] was al geruime tijd ernstig verstoord. Tijdens de vele ruzies, waarbij overmatig alcoholgebruik door beiden dikwijls een rol speelde, werd de verdachte door het slachtoffer op grove wijze uitgescholden en beledigd, en soms ook bedreigd. Datzelfde gebeurde op de bewuste zondag 26 april 2009, nadat de verdachte en haar zoon de zaterdagmiddag daaraan voorafgaand tijdelijk hun intrek hadden genomen in een hotel om zich aan de onhoudbare situatie te onttrekken, maar zondag wegens geldgebrek gedwongen waren weer naar huis terug te keren. Vlak voor het incident zat het slachtoffer in een fauteuil met een zogenaamd “steakmes” in zijn hand waarmee hij zwaaiende bewegingen maakte, terwijl hij nog steeds bezig was de verdachte uit te schelden, te beledigen en met de dood te bedreigen. Toen er vervolgens “iets knapte” bij de verdachte liep zij naar het slachtoffer, pakte hem het mes af en stak hem lukraak in het bovenbeen, ten einde te bewerkstelligen dat hij ophield met schelden en dreigen. Dit alles vond plaats in slechts zeer korte tijd.
Naar het oordeel van het hof kan in het midden blijven of in het onderhavige geval de aanmerkelijke kans bestond dat de dood van het slachtoffer zou intreden, nu de boven beschreven omstandigheden onvoldoende aanknopingspunten bieden om aan te nemen dat de verdachte de kans op de dood van [slachtoffer] bewust heeft aanvaard. In aanmerking genomen dat de verdachte in een opwelling heeft gehandeld na een opeenstapeling van verbale agressie en bedreigingen aan haar adres van de kant van het slachtoffer, zij het slachtoffer niet in de onmiddellijke nabijheid van vitale organen heeft gestoken en zij steeds heeft betoogd de dood van het slachtoffer in het geheel niet gewild te hebben, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de dood van het slachtoffer op de koop heeft toegenomen.
De omstandigheid dat de verdachte geen medische hulp heeft ingeroepen, kan aan dit oordeel niet afdoen. Daarbij neemt het hof in overweging dat het slachtoffer de door de verdachte aangeboden hulp resoluut heeft geweigerd en de verdachte, naar moet worden aangenomen, in een toestand van shock verkeerde toen zij de woning verliet.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt het hof dat, anders dan de raadsman heeft betoogd, de gedraging van de verdachte is aan te merken als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gelet op de diepte van het steekkanaal, de doorklieving van een grote ader als gevolg daarvan en de omstandigheid dat een dergelijke verwonding zonder nader ingrijpen onherroepelijk tot de dood leidt.
Strafmotivering
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met verplicht reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde, doodslag, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren.
Met de rechtbank in eerste aanleg en anders dan de advocaat-generaal, acht het hof bewezen het subsidiair ten laste gelegde, namelijk zware mishandeling met de dood als gevolg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van haar huisgenoot – een messteek in het bovenbeen van 11 centimeter diep waardoor een grote ader is doorkliefd – met als gevolg dat het slachtoffer is overleden aan een verbloeding.
De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Daartegen staan evenwel de volgende mitigerende omstandigheden.
De verdachte heeft gedurende een lange periode geleden onder de verbale agressie van het slachtoffer en het bewezen verklaarde feit is de uitkomst geweest van langdurige spanningen. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 september 2010 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Uit de omtrent de verdachte opgemaakte rapporten van Jellinek Justitiële Verslavingszorg en het rapport van psycholoog M.H. de Groot kan worden afgeleid dat verdachtes alcoholafhankelijkheid in remissie is, dat de kans op recidive gering is en dat de kansen op een geslaagde resocialisatie via het zogeheten Tussenfasehuis reëel zijn te noemen.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen grond af te wijken van de door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf van drie jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht.
Beslissing
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R.E. de Winter en mr. H.A. Holthuis, in tegenwoordigheid van mr. D. Hwang, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 oktober 2010.
Mr. De Winter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.