Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
’s-Gravenhage van 22 februari 2006 vernietigd en de zaak verwezen naar dit hof ter verdere beoordeling en beslissing.
2.De feiten
2 november 2004 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 19 juli 2004 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk zijn geboren […] (hierna: [kind a]) [in]
1990 en […] (hierna: [kind b]) [in]
1992. [kind a] en [kind b] hebben hun gewone verblijfplaats respectievelijk bij de man en bij de vrouw. De kinderen verblijven in het kader van een co-ouderschapregeling de ene week bij de vrouw en de andere week bij de man.
€ 500,- per maand, en heeft voorts bepaald dat het eventueel door de man teveel betaalde niet door de vrouw aan de man hoeft te worden terugbetaald.
22 februari 2006 vernietigd en het geding naar dit hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, nu het hof aangaande de aard van de werkzaamheden van de vrouw in de periode tot 15 september 2005 niets heeft vastgesteld en de stellingen van de vrouw evenmin duidelijkheid hieromtrent geven, het hof zijn stelling dat de vrouw in die periode het voor haar toen maximale haalbare aantal uren werkte, onvoldoende heeft gemotiveerd. De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bij de bepaling van de draagkracht van de man slechts rekening is gehouden met de door hem te betalen bijdrage in de kosten voor verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen van € 340,- per maand, zonder rekening te houden met het feit dat de kinderen voor de helft van de tijd bij de man verblijven en daaraan eveneens € 340,- per maand aan kosten voor verzorging en opvoeding zijn verbonden.
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
€ 426.000,- en de winst uit bijtelling € 448.000,- bedroeg.
3.Het geschil in hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad
2 november 2004 te bepalen op € 2.500,- per maand afgewezen.
4.Beoordeling van het hoger beroep
15 september 2005 een behoefte aan een aanvullende uitkering in haar levensonderhoud had van € 1.038,- bruto per maand.
€ 1.969,- per maand. Haar inkomen overstijgt dan ook met ingang van
15 september 2005 haar behoefte. Het hof zal derhalve de door de man te betalen uitkering in haar levensonderhoud met ingang van die datum op nihil stellen.
5.Beslissing
15 september 2005 op € 1.038,- (DUIZEND EN ACHTENDERTIG EURO) per maand;