GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Zaaknummer 106.011.320/01
Beslissing van 21 februari 2008 in de zaak onder rekestnummer 830/07 GDW van:
1. [A],
en
2. [B],
beiden wonende te [plaats],
APPELLANTEN,
gemachtigde: mr. J.P. van Vulpen,
[X],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
GEïNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. M.J. Folkeringa.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 20 juli 2007 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van de zijde van appellanten, verder tezamen te noemen klagers, waarbij zij hoger beroep instellen tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 19 juni 2007, verzonden op 26 juni 2007, waarbij de klacht tegen geïntimeerde verder te noemen de gerechtsdeurwaarder ongegrond is verklaard.
1.2. Op 16 augustus 2007 is van de zijde van klagers een aanvullend schrijven – met bijlagen – ter griffie ingekomen.
1.3. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 5 oktober 2007 een verweerschrift ter griffie ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 november 2007, alwaar de gemachtigde van klagers en de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen. De gemachtigde van klagers heeft verklaard dat het hoger beroep, voor zover dit is ingediend door [B], wordt ingetrokken. In het hierna volgende zal appellant sub 1 ook worden aangeduid als klager. De gerechtsdeurwaarder en de gemachtigden van partijen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van klager aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg en de hiervoor vermelde stukken.
3. Beoordeling van de bestreden beslissing
Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer en zal deze vernietigen.
De gerechtsdeurwaarder heeft vanaf 2003 in opdracht en voor rekening van klagers incassowerkzaamheden verricht en een juridische procedure gevoerd.
5. Het standpunt van klager
5.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, gerangschikt per zaak, het volgende:
Deze zaak is op 15 mei 2003 door de gerechtsdeurwaarder in behandeling genomen. De debiteur woonde toen nog in Haarlem. Op 19 augustus 2003 bericht de gerechtsdeurwaarder klager dat de dagvaarding niet kan worden uitgebracht omdat de woning van debiteur leeg staat voor sloop. Uiteindelijk bleek de debiteur vetrokken naar Engeland en kon de dagvaarding niet meer worden uitgebracht. Desondanks heeft de gerechtsdeurwaarder klager hiervoor op 3 maart 2004 kosten in rekening gebracht.
De gerechtsdeurwaarder heeft klager niet van de ontwikkelingen in deze zaak op de hoogte gehouden. Toen klager op 12 mei 2006 toevallig belde met de gerechtsdeurwaarder bleek de zaak reeds een jaar stil te liggen. Voorts bleek klager dat er een beslagpoging roerende zaken was gedaan zonder zijn toestemming.
Deze zaak werd door de gerechtsdeurwaarder voor de kantonrechter gebracht. Deze heeft op 24 september 2003 een comparitie bepaald op 10 oktober 2003. Klager is in een zeer laat stadium, te weten één dag van tevoren, van de comparitie op de hoogte gesteld. Toen klager op 12 mei 2006 belde met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder bleek hem dat het dossier in maart 2006 was gesloten. Voorts zijn geïncasseerde gelden niet tijdig uitbetaald en bleken er plotseling nieuwe kostenposten uit andere dossiers die verrekend werden.
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze zaak reeds drie jaar loopt zonder een enkel resultaat, terwijl er slechts een oud vonnis geëxecuteerd diende te worden. Voorts is volgens klager sprake van belangenverstrengeling, omdat de advocaat van de debiteur ook voor de gerechtsdeurwaarder werkt. Klager is gedwongen een betalingsvoorstel van slechts € 100.- per maand te accepteren. De gerechtsdeurwaarder heeft, nadat debiteur niet betaalde, geen enkele actie ondernomen.
5.2. Ten aanzien van alle zaken wijst klager er nog op dat de facturen die de gerechtsdeurwaarder als bijlagen bij zijn verweer heeft gevoegd afwijken van de facturen die hij van de gerechtsdeurwaarder ontving.
5.3. In hoger beroep stelt klager de gang van zaken in eerste aanleg aan de orde. Na de mondelinge behandeling bij de kamer op 13 maart 2007 heeft klager zijn klacht, op verzoek van de kamer, gespecificeerd bij brief van 8 april 2007. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd met een verweerschrift, bij de kamer ingediend op 8 mei 2007. Klager stelt dit verweerschrift nooit te hebben ontvangen. De kamer heeft vervolgens een beslissing genomen op 19 juni 2007 zonder nadere mondelinge behandeling.
5.4. Voorts formuleert klager in hoger beroep een aantal nieuwe klachten, te weten:
- de opdrachten zijn steeds aan de gerechtsdeurwaarder verstrekt; wie of wat [X&Y] Incasso BV (hierna: Incasso) is, is onduidelijk;
- in de zaak [C] is geen opdracht tot dagvaarding gegeven;
- het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is in de zomer van 2003 tweeëneenhalve maand gesloten geweest vanwege vakantie.
6. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
Deze zaak is in behandeling genomen door [Y] Incasso BV (voorheen genaamd [X&Y] Incasso BV), verder te noemen Incasso. Op 27 mei 2003 heeft Incasso de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven de dagvaarding te vervaardigen. Als gevolg van de vakanties is pas op 14 augustus 2003 een poging gedaan deze dagvaarding uit te brengen. De woning van [C] stond leeg en klager is op de hoogte gesteld door Incasso. In oktober 2003 is het adres nogmaals geverifieerd bij de gemeente. Het adres bleek in onderzoek te zijn. Wederom is klager op de hoogte gesteld door Incasso. In februari 2004 is dit nogmaals gebeurd. Uiteindelijk is de dagvaarding niet uitgebracht, doch de gerechtsdeurwaarder heeft aan Incasso wel kosten in rekening gebracht voor het vervaardigen. Deze kosten zijn op 3 maart 2004 door Incasso gefactureerd aan klager.
In deze zaak is het vonnis op 1 augustus 2003 betekend. Op de uitkering van [D] is beslag gelegd. Tot april 2005 zijn maandelijks bedragen ontvangen. Daarna stagneerden de betalingen. Op 22 augustus 2005 maakte de Sociale Dienst bekend dat de uitkering per 1 mei 2005 was geblokkeerd. De debiteur bleek ook verhuisd. Toen diens nieuwe adres bekend was, begin november 2005, is de debiteur meermalen op dit adres aangeschreven. In januari 2006 is, tevergeefs, een poging gedaan om beslag te leggen op roerende zaken.
Klager heeft het vonnis ter executie uit handen gegeven, waarmee hij zijn toestemming heeft verleend de vordering door middel van executie te incasseren. De gerechtsdeurwaarder verkeerde in de veronderstelling dat klager via Incasso op de hoogte werd gehouden van de ontwikkelingen in deze zaak.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 30 september 2003 een rolbericht ontvangen en Incasso is hierover bericht. Dit rolbericht is op 1 oktober 2003 door Incasso aan klager overgelegd. Op 8 oktober 2003 is naar aanleiding hiervan telefonisch contact geweest tussen Incasso en klager. Deze maakte toen kenbaar dat om uitstel gevraagd moest worden en dat hij zijn gemachtigde de comparitie wilde laten waarnemen. Incasso heeft klager alle benodigde stukken toegestuurd. De gerechtsdeurwaarder stelt dat het om een betrekkelijk eenvoudige zaak ging die bovendien de eigen zaak van klager betrof. Klager kan dan ook niet in zijn verdediging geschaad zijn door de betrekkelijk korte tijd tussen ontvangst van de stukken en de datum van de zitting, aldus de gerechtsdeurwaarder. Na betekening van het vonnis heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier, op verzoek van Incasso, gesloten. Vervolgens heeft Incasso de gerechtsdeurwaarder op 11 december 2003 de opdracht verstrekt loonbeslag te leggen bij de werkgever van [E]. De vordering is uiteindelijk volledig voldaan.
Deze zaak is gesloten omdat er geen verhaalsmogelijkheden waren. Klager is hiervan op de hoogte gesteld door Incasso. Klager wenste de zaak toch door te zetten. De overeengekomen betalingsregeling werd door de debiteur niet nagekomen. Op 20 juli 2005 is beslag gelegd op roerende zaken met een teleurstellend resultaat. Incasso heeft klager hiervan op de hoogte gesteld. De gerechtsdeurwaarder heeft klager geadviseerd de zaak te sluiten. Vervolgens is de zaak, op verzoek van klager, aangehouden in afwachting van toelating van [F] tot de WSNP. Toen dit uitbleef is de zaak gesloten.
Ten aanzien van de facturen waar klager op wijst stelt de gerechtsdeurwaarder dat de verwarring mogelijk veroorzaakt wordt door de facturen die de gerechtsdeurwaarder aan Incasso richt en die Incasso vervolgens aan klager in rekening brengt. Er is dan sprake van andere data, dossiernummers en specificaties.
7.1. Het hof zal eerst de omvang van het geding in hoger beroep bepalen. In rubriek 5.4. heeft klager een aantal nieuwe klachtonderdelen geformuleerd. Uitgangspunt is dat het hof geen kennis kan nemen van klachten die voor het eerst in hoger beroep worden gedaan. Reeds om die reden zal het hof niet overgaan tot de behandeling van genoemde klachtonderdelen.
7.2. Klager heeft ook bezwaren aangevoerd tegen de gang van zaken in eerste aanleg. Het hof is van oordeel dat genoemde gang van zaken, waarbij het hof is gebleken dat het aanvullende verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder van 8 mei 2007 niet aan klager beschikbaar is gesteld en er ook geen voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, een procedurele tekortkoming is. Nu deze tekortkoming ten gevolge van de behandeling in hoger beroep wordt hersteld, behoeven de genoemde bezwaren geen nadere bespreking.
7.3. Ten aanzien van de zaak [C] overweegt het hof als volgt. Vaststaat dat de zaak op 15 mei 2003 in behandeling is genomen en dat Incasso de gerechtsdeurwaarder op 27 mei 2003 de opdracht tot dagvaarding heeft verstrekt. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweer uiteengezet dat, vanwege de vakanties, pas op 14 augustus 2003 daadwerkelijk een eerste poging tot het uitbrengen van een dagvaarding is gedaan. Het hof is van oordeel dat dit een te lange periode is en acht deze vertraging in de uitvoering van de opdracht dan ook onzorgvuldig, te meer daar de gerechtsdeurwaarder, afgezien van de omstandigheid dat sprake was van een vakantieperiode, niet nader heeft toegelicht waar dit tijdsverloop aan te wijten is. Wat betreft het in rekening brengen van de kosten voor de dagvaarding is het hof van oordeel dat de opdracht aan de gerechtsdeurwaarder niet belette dat een dagvaarding zou worden opgesteld en dat de kosten hiervan zouden worden doorberekend, ook als de dagvaarding niet kon worden uitgebracht. Het is het hof echter gebleken dat Incasso ook andere kosten aan klager in rekening heeft gebracht op de factuur van 3 maart 2004, zoals de kosten van executie door een “collega” en de kosten voor “salaris gemachtigde collega”. Het hof is van oordeel dat deze kosten, gezien de mislukte pogingen een dagvaarding uit te brengen, in werkelijkheid niet kunnen zijn gemaakt en dus niet in rekening hadden mogen worden gebracht. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat ten aanzien van deze zaak de klacht gegrond moet worden verklaard.
7.4. In de zaak [D] is het hof van oordeel dat, gezien het feit dat de opdracht inhield het executeren van een vonnis zonder verder voorbehoud, geen aparte machtiging van klager noodzakelijk was voordat de gerechtsdeurwaarder mocht overgaan tot het leggen van beslag. In zoverre wordt dit onderdeel van de klacht ongegrond verklaard. Het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder klager niet op de hoogte heeft gehouden van de ontwikkelingen in deze zaak is door de gerechtsdeurwaarder enkel bestreden met de stelling dat hij ervan uitging dat Incasso klager op de hoogte hield. Het hof acht deze veronderstelling onzorgvuldig, te meer daar de gerechtsdeurwaarder er geen blijk van heeft gegeven dat hij op enige wijze is nagegaan of zijn veronderstelling terecht was. In zoverre is de klacht ten aanzien van deze zaak gegrond.
7.5. Ten aanzien van de zaak [E] heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting van het hof een uiteenzetting gegeven over de rolverdeling tussen hem en Incasso in deze zaak. Zo bleek onder meer dat het rolbericht zowel door de gerechtsdeurwaarder als door Incasso aan klager is gezonden en dat klager naar aanleiding hiervan telefonisch contact heeft gezocht met Incasso teneinde uitstel van de comparitie te laten bewerkstelligen, terwijl klager zich hierover eigenlijk tot de gerechtsdeurwaarder had moeten wenden. Dat er uiteindelijk niet om uitstel is verzocht en klager genoodzaakt was zelf naar de comparitie te gaan, nadat hij een dag tevoren de stukken had ontvangen, is mede de gerechtsdeurwaarder te verwijten. Het hof is van oordeel dat het klager niet verweten kan worden dat voor hem niet duidelijk was wat precies de rolverdeling was tussen Incasso en de gerechtsdeurwaarder. Daarbij is het hof van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder met zijn opdrachtgever, te weten klager, had moeten overleggen alvorens te concluderen, zoals hij ter zitting heeft gesteld, dat klager, uit kostenoverwegingen, beter zelf de comparitie kon doen. Ten aanzien van het sluiten van het dossier door de gerechtsdeurwaarder, hetgeen hij naar eigen zeggen in opdracht van Incasso heeft gedaan, is het hof van oordeel dat dit geen deugdelijk verweer is nu Incasso en de gerechtsdeurwaarder, gezien de gang van zaken in dit dossier, te vereenzelvigen zijn. Dit alles leidt ertoe dat de klacht ten aanzien van deze zaak gegrond moet worden verklaard.
7.6. Ten aanzien van de zaak [F] is het hof van oordeel dat het enkele feit dat de advocaat van debiteur ook werkzaam is voor de gerechtsdeurwaarder onvoldoende is om te concluderen dat sprake is van belangenverstrengeling. Ook heeft klager onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om te kunnen concluderen dat klager door de gerechtsdeurwaarder gedwongen is om een betalingsregeling te accepteren. Dat deze zaak uiteindelijk niet met een positief resultaat kon worden afgesloten kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten. Ten aanzien van deze zaak wordt de klacht ongegrond verklaard.
7.7. Ten slotte is het hof van oordeel dat ten aanzien van de vier genoemde zaken in zijn algemeenheid geldt dat de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder en Incasso samenwerken en over en weer factureren minst genomen verwarrend is te noemen en daardoor blijk geeft van een onzorgvuldige werkwijze. Het hof is van oordeel dat dit de gerechtsdeurwaarder valt te verwijten.
7.8. Gezien het voorgaande is het hof van oordeel dat de onzorgvuldigheid van de gerechtsdeurwaarder in de voornoemde zaken ertoe moet leiden dat de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping met aanzegging moet worden opgelegd.
7.9. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
7.10. Dit leidt dan ook tot de volgende beslissing.
- vernietigt de beslissing van de kamer van 19 juni 2007 en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klachten zoals genoemd in rubriek 5.4.;
- verklaart de klachten gegrond zoals omschreven in de rubrieken 7.3., 7.4. en 7.5.;
- legt de gerechtsdeurwaarder op de maatregel van berisping met aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid Gdw bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, een schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen;
- verklaart de klachten voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, P.J.N. van Os en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op donderdag 21 februari 2008 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 19 juni 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 288.2006 van:
[A],
wonende te [plaats],
klager,
[X],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
beklaagde.
Bij brief met bijlagen van 19 juni 2006 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtdeurwaarder.
Bij aangehechte brief met bijlagen van 21 juli 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 maart 2007 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
De behandeling van de zaak is vervolgens aangehouden. Klager heeft bij brief met producties van 11 april 2007 een specifieke omschrijving van zijn klachten ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief met producties van 8 mei 2007 daarop gereageerd.
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.
De gerechtsdeurwaarder heeft vanaf 2003 in opdracht en voor rekening van klager incassowerkzaamheden verricht en een juridische procedure gevoerd.
2.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder onder andere dat de werkzaamheden traag zijn uitgevoerd en dat hij niet goed over de kosten werd geïnformeerd. Diverse malen heeft hij zijn klachten kenbaar gemaakt maar inhoudelijk heeft hij geen antwoord gekregen.
2.2 Meer specifiek heeft hij de volgende klachten. De zaak [C] is op 15 mei 2003 in behandeling genomen. De debiteur woonde toen nog in Haarlem. De gerechtsdeurwaarder is niet voortvarend genoeg overgegaan tot dagvaarden. In de tussentijd is de debiteur naar Engeland vertrokken. Daarom kon de dagvaarding niet meer worden uitgebracht. Toch zijn daarvoor kosten berekend. In de zaak [D] is klager niet op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Toen hij op 12 mei 2006 toevallig belde met de gerechtsdeurwaarder, bleek de zaak al een jaar stil te liggen. Er is geprobeerd beslag te leggen ten laste van de debiteur, zonder klager om toestemming te vragen. De factuur voor de werkzaamheden betreffende dit dossier van juli 2006 die de gerechtsdeurwaarder bij zijn verweer heeft overgelegd, is niet gelijk aan de originele factuur die klager heeft ontvangen, voor wat betreft de datum, de bedragen, het dossiernummer en het bankrekeningnummer. In de zaak [E] is de zaak voor de kantonrechter gebracht. Deze heeft op 24 september 2003 een comparitie bepaald op 10 oktober 2003. Klager is pas een dag van te voren daarvan op de hoogte gesteld zodat hij amper te tijd heeft gekregen om de zaak voor te bereiden. Hij is niet op de hoogte gesteld dat de zaak was gesloten. Toen hij op 12 mei 2006 toevallig belde, bleek het dossier in maart 2006 al gesloten. Ook in deze zaak is de bij verweer gevoegde factuur niet gelijk aan de originele factuur. Geïncasseerde gelden zijn niet tijdig uitbetaald en er bleken plotseling nieuwe kostenposten uit andere dossiers die verrekend werden. In de zaak [F] behoefde alleen een oud vonnis geëxecuteerd te worden. Toch is in drie jaar tijd geen resultaat bereikt. Er is sprake van belangenverstrengeling omdat de advocaat van de debiteur ook voor de gerechtsdeurwaarder werkt. Daarom is klager gedwongen een betalingsvoorstel van slechts
€ 100,00 per maand te accepteren. Toen de debiteur vervolgens niet betaalde, werd er niets gedaan, zelfs geen beslag gelegd.
3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat klager na de zitting bij brief van 16 maart 2007 een bedrag van € 3.500,00 heeft gevorderd wegens te veel in rekening gebrachte bedragen, gemaakte fouten en zijn onkosten. Bij brief van 4 april 2007 heeft een medewerkster van de gerechtdeurwaarder klager geantwoord. Volgens de gerechtsdeurwaarder is er voor klager sprake van teleurstellende uitkomsten omdat hij er niet in is geslaagd om in alle dossiers klagers vorderingen volledig te incasseren. De gerechtsdeurwaarder is echter van oordeel dat hij zich volledig aan zijn inspanningsverplichting heeft gehouden en naar beste kunnen en correct de dossiers heeft behandeld.
3.2 Met betrekking tot de specifieke klachten heeft de gerechtsdeurwaarder het volgende aangevoerd. In de zaak [C] is de debiteur is vertrokken met onbestemde bestemming. In dit dossier zijn de gemaakte kosten en een minimaal bedrag aan incassokosten in rekening gebracht. Op 27 mei 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht gekregen om de dagvaarding te vervaardigen. Deze is vervaardigd maar als gevolg van vakantie en dergelijke kon pas op 14 augustus 2003 getracht worden deze uit te brengen. De kosten voor het vervaardigen van de dagvaarding zijn in rekening gebracht. In de zaak [D] is aangevoerd dat deze zaak een ander dossiernummer heeft gekregen en op verzoek van klager is gesloten terwijl er nog niet geheel was geïncasseerd. Alle nota’s zijn aan klager toegestuurd alsmede een schrijven van een medewerkster over de gang van zaken. De zaak heeft niet stilgelegen, maar er zijn lange tijd geen gelden geïncasseerd. De communicatie met klager is door de overname van de dossiers door een nieuwe accountmanager niet verlopen zoals deze had dienen te verlopen.
In de zaak [E] is aangevoerd zijn alle nota’s aan klager toegezonden en een overzicht van de werkzaamheden. Er is € 5.429,00 geïncasseerd en € 458,00 aan incassokosten berekend. Het rolbericht is op 30 september 2003 ontvangen en op 1 oktober 2003 aan klager doorgestuurd. Hij is dus niet te laat geïnformeerd. Alle stukken benodigde stukken zijn bovendien aan klager toegestuurd
De zaak [F] is ook aanvankelijk kosteloos afgewikkeld en later is een ander dossiernummer toegekend. De debiteur bood geen verhaal en het dossier is conform de algemene voorwaarden afgewikkeld. Alle nota’s zijn toegezonden alsmede een toelichting.
Met betrekking tot de “valse” facturen is er wellicht verwarring ontstaan, omdat het gerechtsdeurwaarderskantoor [X] B.V. heeft gefactureerd aan [Y] Incasso B.V. dat vervolgens weer aan klager heeft gefactureerd. Daarom is er sprake van andere data, dossiernummers en specificaties. Van valse facturen is geen sprake.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat het tuchtrecht in de eerste plaats tot doel heeft, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsuitoefening door de gerechtsdeurwaarder te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende, wordt onderzocht of een beroepsuitoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld. Deze norm staat vermeld in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaardeswet op grond waarvan gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders zijn onderworpen aan tuchtrechtspraak terzake van handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat derhalve of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Dit is in deze zaak niet het geval. Klager verschilt met de gerechtsdeurwaarder van mening over de vraag of de werkzaamheden wel op de juiste wijze zijn uitgevoerd, in het bijzonder of de benodigde voortvarendheid wel in acht genomen is. Het door de gerechtsdeurwaarder ten aanzien daarvan ingenomen standpunt is verdedigbaar, althans het is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter een dergelijk civielrechtelijk geschil te beoordelen, al was het maar omdat de onderhavige procedure zich niet leent voor uitgebreide bewijslevering. Voor dit laatste zou wel aanleiding kunnen zijn, omdat de stellingen van klager gemotiveerd zijn weersproken en die stellingen van klager op veel onderdelen toch weinig zijn geconcretiseerd, dat wil zeggen niet zijn voorzien van concrete voorbeelden. Klager zal zich met dit meningsverschil moeten wenden tot de gewone rechter. Overigens rust met betrekking tot de uitvoering van een overeenkomst als de onderhavige op de gerechtsdeurwaarder een inspanningsverplichting, die hij met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving naar eer en geweten dient uit te voeren. Niet is gebleken dat van dit laatste geen sprake is geweest. In de zaak [C] heeft klager niet gesteld wanneer de debiteur is verhuisd en evenmin dat hij de kosten van het opstellen van de dagvaarding niet is verschuldigd. In de zaak [D] heeft klager opdracht gegeven tot executie van het vonnis. De gerechtsdeurwaarder was daardoor ook gerechtigd om beslag te leggen, zonder daarvoor afzonderlijke toestemming te vragen. In de zaak [E] is niet gebleken dat klager niet tijdig is geïnformeerd over het tijdstip van de comparitie, althans is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder een verwijt te maken valt. Met betrekking tot de verschillen tussen de facturen heeft de gerechtsdeurwaarder een adequate toelichting gegeven. In de zaak [F] is klager akkoord gegaan met een betalingsregeling. Hij kan het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat deze niet is nagekomen. Klager heeft in deze zaak niet aangevoerd dat er wèl verhaalsmogelijkheden waren.
4.3 Niet gebleken is dat klager onvoldoende inzicht is gegeven in de stand van zaken en evenmin dat hij niet adequaat is geïnformeerd. Uit de brief van 4 april 2007 aan klager (bijlage bij het verweerschrift van de medewerkster van de gerechtsdeurwaarder) blijkt dat klager en zijn echtgenote diverse malen uitvoerig zijn geïnformeerd. Klager heeft dit niet weersproken in zijn nadere onderbouwing van zijn klacht.
4.4 Voor het geval dat klager nog heeft bedoeld in de onderhavige procedure schade te willen vorderen, wordt overwogen dat de Kamer niet bevoegd is een schadevergoeding toe te kennen. Daarvoor staat eventueel de rechtsgang bij de burgerlijke rechter open.
4.5 Op grond van het voorgaande is derhalve niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld zodat de door klaagster ingediende klachten hierop afstuiten en wordt beslist als volgt.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en J. Smit (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.