ECLI:NL:GHAMS:2008:BC8437
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Smeeïng-van Hees
- A. Groen
- J. Spek
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in faillissementszaak; niet-ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van [appellante] om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). [appellante] had de rechtbank Utrecht verzocht om een verbod aan de stichting Stichting de Seyster Veste op te leggen om haar woning te ontruimen. De rechtbank heeft dit verzoek op 1 februari 2008 afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat [appellante] in aanmerking zou komen voor de schuldsaneringsregeling.
Na de afwijzing heeft [appellante] op 11 februari 2008 hoger beroep ingesteld bij het hof, met het verzoek om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de voorlopige voorziening alsnog toe te wijzen. Het hof heeft echter vastgesteld dat [appellante] nog geen verzoekschrift had ingediend op basis van artikel 284 lid 4 Fw, wat noodzakelijk was voor de ontvankelijkheid van haar hoger beroep. Het hof oordeelde dat de wet geen mogelijkheid biedt voor hoger beroep tegen een afwijzende beslissing op een verzoek ingevolge artikel 287b Fw.
[appellante] voerde aan dat het ontbreken van een appelmogelijkheid een omissie van de wetgever was, maar het hof verwierp dit argument. Het hof concludeerde dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een gesloten stelsel van hoger beroep binnen de Faillissementswet, en dat er geen ruimte is voor een hoger beroep in deze specifieke situatie. Uiteindelijk verklaarde het hof [appellante] niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep, waardoor de beslissing van de rechtbank Utrecht in stand bleef.