GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 24 april 2008 in de zaak onder nummer 106.011.638/01 NOT van:
[naam],
wonende te [plaats],
APPELLANT,
MR. [naam],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen klager, is bij een op 13 oktober 2007 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 9 oktober 2007, waarbij klager in zijn klacht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, voor zover ziende op de beweerdelijk onjuiste waardebepaling van de appartementen in Spanje niet-ontvankelijk is verklaard en zijn klacht voor het overige ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 5 december 2007 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Klager heeft op 14 november 2007 per faxbericht de gronden van zijn beroep nader aangevuld. Bovendien is van de zijde van klager op 6 maart 2008 zijn pleitnota ter griffie ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 maart 2008. Klager en de notaris zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd, de notaris eveneens aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de notaris dat hij bij de afwikkeling van beide nalatenschappen onvoldoende voortvarendheid heeft betracht. Klager is van mening dat een termijn van meer dan vijf jaar voor afgifte van de legaten niet door de beugel kan. Ook is hij van mening dat er onnodige procedures zijn gevoerd, die de voortgang hebben vertraagd. Bovendien heeft klager de stelling opgeworpen dat eerst de nalatenschap van [naam], diende te worden afgewikkeld en pas daarna de nalatenschap van Y.
4.2. Ook wordt de notaris verweten dat hij niet is overgegaan tot afgifte van de legaten binnen de ingevolge het testament van [naam] daartoe gestelde termijn van zes maanden.
4.3. Voorts verwijt klager de notaris dat hij de door de legatarissen te betalen successierechten uit de boedelgelden heeft betaald, terwijl die gelden aan de erfgenamen toekomen.
4.4. Eveneens wordt de notaris verweten dat in de aangifte inzake het successierecht een niet-reële waarde is opgegeven betreffende appartementen in Spanje.
4.5. Daarnaast verwijt klager de notaris dat de Spaanse familieleden van [naam] goederen hebben meegenomen die hun niet toekwamen. De notaris heeft de betrokken goederen niet achterhaald, noch heeft hij aangifte van diefstal gedaan.
4.6. Buitendien wordt de notaris verweten dat de legatarissen de Spaanse bankrekeningen hebben leeggehaald. De notaris had voor blokkering van de bankrekeningen zorg dienen te dragen.
4.7. Ten slotte verwijt klager de notaris dat er bij deze circa € 10.000,= is zoekgeraakt. Dit blijkt, aldus klager, uit de door de notaris aan klager toegezonden stukken.
Samenvattend is klager van mening dat een gebrek aan communicatie van de zijde van de notaris ten grondslag ligt aan de indiening van de klacht.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris heeft de stellingen van klager betwist en verweert zich als volgt.
5.2. Het behandelen van twee kort na elkaar opengevallen nalatenschappen met dezelfde belanghebbenden levert niet alleen praktische bezwaren op, maar daaraan kleven ook juridische bezwaren. Daardoor worden geen termijnen overschreden. In dat verband heeft de notaris er op gewezen dat de boedels op papier zijn gescheiden en er afzonderlijk aangifte is gedaan; ook is er sprake van twee afzonderlijke vermogens.
Voorts heeft de notaris gesteld dat de Spaanse legatarissen bezwaar wensten te maken tegen de hun opgelegde aanslag successierecht, hoewel de notaris hun dat had ontraden. Het bezwaar is door de Belastingdienst verworpen, maar heeft wel tot vertraging geleid.
5.3. Voor zover klager zich beroept op overschrijding van de termijn inzake de afgifte van de legaten, brengt de notaris naar voren dat de termijn juist in het belang van de erfgenamen is overschreden omdat de legatarissen hun aandeel in de kosten, waaronder begrepen de relevante successierechten, niet hadden voldaan. Zodra de legatarissen hun aandeel in de kosten volledig hebben voldaan kunnen de legaten worden afgegeven.
5.4. Ten aanzien van de klacht met betrekking tot het betalen van successierechten uit de boedelgelden heeft de notaris aangevoerd dat de erfgenamen voor de voldoening van de successierechten hoofdelijk aansprakelijk zijn en dat hij als boedelgemachtigde ter voorkoming van rente en kosten de successierechten heeft betaald. De notaris heeft een volledige uitsplitsing van kosten en rechten ten laste van zowel de erfgenamen als van de legatarissen gemaakt, ook heeft hij een volledig financieel overzicht vanaf 2003 overgelegd.
5.5. De notaris heeft naar aanleiding van de klacht betreffende de niet-reële waarde van de appartementen in Spanje in de aangifte successierecht gesteld dat in de successieaangifte is opgenomen de waarde die door de Spaanse fiscus is geaccepteerd; de Belastingdienst is daarmee akkoord gegaan.
5.6. Met betrekking tot de klacht inzake het leeghalen van de woning heeft de notaris verklaard dat hij op voorhand geen aanwijzingen heeft gehad dat de legatarissen niet aan hen gelegateerde goederen zouden meenemen naar Spanje. Nadat door een medewerkster van zijn kantoor was geconstateerd dat dit toch was gebeurd heeft de notaris de erfgenamen daarvan op de hoogte gesteld. Aangifte doen in Nederland had op dat moment geen zin meer en geen van de erfgenamen heeft daar op aangedrongen.
5.7. Naar aanleiding van de klacht betreffende het onttrekken van gelden van de Spaanse bankrekeningen door de legatarissen heeft de notaris er op gewezen dat bij overlijden de bank de rekeningen diende te blokkeren en dat dit niet is gebeurd. De bank is hiervoor aansprakelijk. In dat verband heeft de notaris er eveneens op gewezen dat hij de legatarissen heeft verzocht de door hen opgenomen tegoeden terug te storten.
5.8. Voorts heeft de notaris erop gewezen dat er geen bedrag van € 10.000,= in het ongerede is geraakt. De boedelrekening is in het kader van de periodieke controle gecontroleerd door het Bureau Financieel Toezicht en daarover zijn geen opmerkingen gemaakt.
5.9. Voor wat het gestelde gebrek aan communicatie betreft heeft de notaris aangegeven dat hij in de periode tussen 19 november 2006 -het tijdstip waarop klager de notaris schriftelijk informeerde dat hij bewindvoerder over het vermogen van zijn moeder was geworden- en 28 februari 2007 -het tijdstip van het indienen van de klacht- klager uitvoerig telefonisch en schriftelijk van informatie heeft voorzien en voor uitleg op zijn kantoor heeft ontvangen.
De notaris heeft kopie van zijn schriftelijke communicaties met klager overgelegd en betoogd dat hij de communicatie tussen klager en hemzelf zo vlot mogelijk heeft laten verlopen.
6.1. Het hof is van oordeel dat klager niet kan worden ontvangen in het klachtonderdeel zoals genoemd in 4.5. wegens overschrijding van de driejaren termijn. Ingevolge artikel 99 lid 12 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat - notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen.
In het onderhavige geval is bij brief van 22 mei 2003 van mr. [naam], werkzaam als kandidaat-notaris op het kantoor van de notaris, reeds gewag gemaakt van de ontvreemding van de goederen. Op die datum is de verjaringstermijn aangevangen en vervallen op 22 mei 2006. Aangezien de klachtbrief bij de kamer pas op 1 maart 2007 is ingekomen kan klaagster niet ontvankelijk worden verklaard in dit klachtonderdeel.
6.2. Het onderzoek in hoger beroep heeft voorts niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.3. Het hof voegt daar aan toe begrip te hebben voor de stelling van klager dat de afwikkeling van de nalatenschappen erg veel tijd in beslag heeft genomen. Anderzijds neemt het hof in aanmerking dat het gaat om een gecompliceerde zaak met een aantal internationale aspecten, hetgeen de lange duur van de afwikkeling van de boedels afdoende verklaart. Alles overziend kan de notaris dan ook geen verwijt worden gemaakt.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
- verklaart klaagster niet ontvankelijk in klachtonderdeel 4.5. ;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en F.A.A. Duynstee en in het openbaar uitgesproken op donderdag 24 april 2008 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
TE AMSTERDAM
Beslissing van 9 oktober 2007 op de klacht met nummers 364311 / NT 07-6 AB van:
[naam],
wonende te [plaats],
mr. [naam]
notaris te [plaats].
Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klaagschrift met bijlagen van 28 februari 2007;
- aanvulling op klaagschrift met bijlagen van 3 maart 2007;
- aanvulling op klaagschrift van 5 maart 2007
- verweerschrift met bijlagen van 27 maart 2007;
- repliek met bijlagen van 1 april 2007;
- dupliek met bijlagen van 27 april 2007;
- brief met bijlage van de notaris van 4 juni 2007;
- brief van de notaris van 16 juli 2007.
Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 14 augustus 2007 zijn klager en de notaris verschenen. Beide partijen hebben het woord gevoerd en hun standpunten uiteengezet. Uitspraak is bepaald op 9 oktober 2007.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a. Op 30 december 2002 is de heer [naam] overleden. [naam], die de Spaanse nationaliteit had, heeft bij testament zijn partner de heer [Y] tot zijn enig erfgenaam benoemd en legaten – niet vrij van rechten en kosten – gemaakt aan zijn zuster en twee broers in Spanje, verder gezamenlijk te noemen de legatarissen. Tot deze legaten behoren de banktegoeden in Spanje. Het testament bevat de bepaling dat de legaten dienen te worden uitgekeerd binnen zes maanden na het overlijden van [naam].
b. Op 1 januari 2003 is [naam] overleden. [naam] heeft geen testament gemaakt. Eén van de erfgenamen van [naam] is de moeder van klager.
c. De notaris heeft opdracht gekregen beide nalatenschappen af te wikkelen.
d. Het bedrag dat de legatarissen aan rechten en kosten dienen te betalen bedraagt per
31 maart 2007 € 31.944,82. De notaris heeft deze kosten voorgeschoten uit de boedelgelden en hij heeft de legatarissen verzocht deze rechten en kosten te vergoeden.
e. Bij brief van 22 mei 2003 heeft kandidaat-notaris mevrouw mr. [naam], verbonden aan het kantoor van de notaris, aan de erfgenamen van [naam] bericht, voor zover hier van belang:
“(...) Wat betreft de ontruiming van het huis aan de [adres] (de woning van erflaters, KvT) kan ik u nog het volgende berichten. (...) Mevrouw H. [naam] belde mij nog, met de opmerking dat er allerlei goederen uit het huis zomaar op de stoep zouden zijn achtergelaten ter gelegenheid van de ontruiming. Dat is echter volgens mevrouw V[naam] van mijn kantoor, die bij de ontruiming (...) nagenoeg steeds aanwezig is geweest, absoluut niet het geval. Zij deelde mij mede, dat het verhuisbedrijf alles heeft meegenomen. De goederen zijn gedeeltelijk naar het Veilinghuis De Zwaan gebracht, gedeeltelijk naar de Kringloopwinkel en gedeeltelijk naar de stort, en een aantal familieleden heeft nog wat goederen meegenomen die anders toch waren weggegooid. (...)”
f. Klager is sinds oktober 2006 de bewindvoerder over het vermogen van zijn moeder.
g. Op 1 juni 2007 hebben de legatarissen een bedrag van € 31.944,82 overgemaakt op de kwaliteitsrekening van de notaris.
h. Bij brief van 16 juli 2007 heeft de notaris de erfgenamen bericht dat de legatarissen de saldi van de drie bankrekeningen ten name van [naam] wederrechtelijk hebben opgenomen, en dat hij de legatarissen heeft gevraagd om een additionele betaling van
€ 9.700,= ter voldoening van de kosten die de notaris en een bemiddelaar in de nalatenschap van [naam] hebben gemaakt of nog zullen maken, alsmede de rente over het voorgeschoten successierecht.
2. De klacht
Klager verwijt de notaris dat hij de afwikkeling van de nalatenschappen met onvoldoende
voortvarendheid ter hand heeft genomen en dat hij op een aantal punten onzorgvuldig is opgetreden, althans dat hij op een aantal punten onduidelijkheid heeft laten bestaan over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden uitvoert. De klacht zal hierna, bij de beoordeling van het geschil, nader worden uitgewerkt.
3. Het verweer
De notaris heeft tegen de klacht verweer gevoerd, welk verweer voor zover nodig hierna, bij de beoordeling van de klacht, zal worden besproken.
4. De beoordeling
4.1 Op grond van artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen en kandidaat-
notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. Beoordeeld dient te worden of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 De klacht komt er deels op neer dat de afwikkeling van de nalatenschap te lang heeft
geduurd. Klager meent dat een termijn van vijf jaar voor afgifte van de legaten onacceptabel is. Ook stelt hij dat onnodige procedures zijn gevoerd, die de afwikkeling hebben vertraagd. De door de notaris uit te voeren opdracht is evenwel geen eenvoudige. Het betreft twee erfenissen, bij één waarvan Spaanse legatarissen zijn betrokken. Verder hebben zich in Spanje complicaties voorgedaan, doordat de legatarissen zich niet coöperatief hebben opgesteld. De notaris kan geen verwijt worden gemaakt van het feit dat de legatarissen bezwaar hebben gemaakt tegen de Nederlandse successieaangifte. Het standpunt van klager dat de nalatenschap van [Y] eerst dient te worden afgehandeld en pas daarna de nalatenschap van [naam] wordt verworpen, omdat deze volgorde van afhandeling nu eenmaal niet goed mogelijk is. De nalatenschap van [Y] maakt deel uit van de nalatenschap van [naam] en uit praktisch oogpunt is het niet haalbaar en ook niet wenselijk om te wachten met de afwikkeling van de nalatenschap van [naam] totdat die van [Y] geheel is afgerond. Bovendien zijn de erfgenamen deels dezelfden. Dit wordt niet anders doordat de erfenissen beneficiair zijn aanvaard. Al met al kan niet worden gezegd dat de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschappen onvoldoende voortvarend is opgetreden. In zoverre zal de klacht ongegrond worden verklaard.
4.3 Voor het overige heeft de klacht betrekking op een hele reeks punten – door klager aan de
orde gesteld bij zijn klaagschrift met aanvullingen en bij repliek – die voor hem onduidelijk zijn gebleven. De notaris heeft in het kader van deze klachtprocedure op al deze punten schriftelijk gereageerd. Ter terechtzitting heeft klager een notitie overgelegd waarop de punten staan vermeld die voor hem na de schriftelijke uitwisseling van standpunten nog steeds onduidelijk zijn. Hij verwijt de notaris dat deze de hieronder besproken punten onzorgvuldig heeft uitgevoerd, althans niet, of te laat, heeft opgehelderd.
4.4 In het testament van [naam] staat dat binnen zes maanden moet worden
overgegaan tot afgifte van de legaten. Klager begrijpt niet waarom de notaris daartoe nog niet is overgegaan.
Deze bepaling is echter geschreven in het belang van de legatarissen. Zolang zij niet voldoen aan hun verplichtingen – eerst het terugstorten van de voorgeschoten successierechten en daarna het terugstorten van de tegoeden die zij van de Spaanse bankrekeningen van [naam] hebben gehaald, waarover hierna meer – doet de notaris, in het kader van een zorgvuldige boedelbehandeling, er verstandig aan om de legaten die tot zekerheid van de nakoming van deze verplichtingen kunnen dienen niet af te geven. In dit opzicht heeft de notaris niet gehandeld in strijd met enige tuchtrechtelijke norm, zodat de klacht op dit punt ongegrond zal worden verklaard.
4.5 Klager stelt dat [naam] successie heeft betaald over zijn eigen vermogen en dat
de notaris de door de legatarissen te betalen successierechten heeft betaald uit boedelgelden die aan de erfgenamen toekomen.
De erfgenamen zijn echter hoofdelijk aansprakelijk voor de voldoening van de successierechten en de kosten van de nalatenschap. De erfgenamen van beide nalatenschappen zijn deels dezelfden en aan de notaris is een volmacht verstrekt om de successierechten te voldoen. De notaris heeft de successierechten uit de boedelgelden voldaan. Naderhand heeft hij, omdat klager bezwaar maakte tegen deze gang van zaken, de declaraties die uitsluitend ten laste van de legatarissen komen uit zijn eigen gelden teruggeboekt naar de boedelgelden, zodat hij nu zelf het risico van niet-betaling door de legatarissen draagt. Daarbij komt dat de verplichting tot afgifte van de legaten op de erfgenamen rust en dat er – nu de waarde van de legaten de vordering op de legatarissen overstijgt – voldoende zekerheid is voor de vordering van – inmiddels – de notaris op de legatarissen. De legatarissen hebben inmiddels een bedrag van € 31.944,82 onder de notaris gestort. Deze gang van zaken is niet in strijd met enige tuchtrechtelijke norm, zodat de klacht ook op dit punt ongegrond zal worden verklaard.
4.6 Verder meent klager dat in het kader van de successieaangifte voor de Spaanse
belastingdienst een niet-reële waarde is opgegeven voor de appartementen in Spanje.
De waarde waarop de appartementen zijn gesteld is echter een zaak tussen de legatarissen en de Spaanse belastingdienst. Zolang de Nederlandse belastingdienst genoegen neemt met de opgegeven waarde, wordt klager niet benadeeld door deze beweerdelijk onjuiste waardebepaling. Hij heeft dan ook geen belang bij dit onderdeel van de klacht, zodat hij daarin niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
4.7 Klager stelt verder dat de Spaanse familie van [naam], onder wie de
legatarissen, uit de woning van erflaters veel goederen hebben meegenomen die hun niet toekwamen. Hij beklaagt zich erover dat de notaris deze goederen niet heeft achterhaald en dat hij geen aangifte van diefstal heeft gedaan.
Vooropgesteld wordt dat de zaak extra gecompliceerd is omdat de Spaanse familie ten tijde van het overlijden in de woning van erflaters verbleef. De notaris had op voorhand geen aanwijzigen om te veronderstellen dat zij de woning zouden leeghalen. Klager heeft niets ingebracht tegen de brief van kandidaat-notaris Donkervoet van 22 mei 2003, waarin zij vermeldt dat de familieleden van [naam] enkele goederen van weinig financiële waarde hebben meegenomen (1.e). Verder is van belang dat de notaris heeft verklaard dat hij de indruk had dat de waarde van de inboedel niet erg hoog was. De boedel is voor € 4.160,= opgegeven voor de successie. Klager heeft de hoogte van de waarde van de inboedel niet betwist. Al met al kan niet worden gezegd dat de notaris in de gegeven omstandigheden meer of andere maatregelen had moeten treffen dan hij heeft gedaan. Ook dit klachtonderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4.8 Een volgend klachtonderdeel ziet op het feit dat de legatarissen de bankrekeningen van
[naam] in Spanje hebben leeggehaald. Klager meent dat de notaris deze rekeningen had moeten blokkeren.
Vaststaat dat [naam] zijn banktegoeden in Spanje heeft gelegateerd aan twee van de legatarissen. Naar het zich laat aanzien hebben de legatarissen, door de tegoeden op te nemen, handelingen verricht die in Nederland niet zouden zijn toegestaan. Onduidelijk is of het gaat om drie of vier rekeningen. Voor informatie over bankrekeningen van [naam] is de notaris afhankelijk van derden in Spanje. De notaris kan dan ook geen verwijt worden gemaakt van het feit dat op dit punt onduidelijkheid is ontstaan en dat de legatarissen de gelegenheid hebben gehad om de tegoeden op te nemen. De notaris heeft de legatarissen verzocht de tegoeden terug te storten. In ieder geval geldt dat de notaris met de legaten, die nog niet zijn afgegeven, genoeg troeven in handen heeft. Gelet op het belang dat de legatarissen hebben bij afgifte van de legaten kunnen zij er vermoedelijk wel toe worden bewogen de saldi terug te storten. Al met al kan niet worden gezegd dat de notaris op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel zal dan ook eveneens ongegrond worden verklaard.
4.9 Tenslotte stelt klager dat een bedrag van circa € 10.000,= zoek is geraakt bij de notaris.
Dit zou blijken uit de door de notaris aan hem toegezonden stukken.
Ter zitting heeft de notaris toegezegd dat hij een door zijn boekhouder opgesteld overzicht aan klager zal doen toekomen – inclusief de overgang van het oude naar het nieuwe boekhoudsysteem – en dat hij een sluitende rekening en verantwoording zal afleggen. Het uitzoeken van dit punt gaat het onderzoek in het kader van de behandeling van deze klacht te buiten.
Klager heeft verder gesteld dat de rekeningen van de notaris niet duidelijk zijn, maar heeft niet duidelijk kunnen maken op welk punt. Als klager heeft bedoeld te stellen dat de declaraties onvoldoende gemotiveerd of te hoog zijn, dan kan hij die klacht voorleggen aan de voorzitter van de Ring Amsterdam. De kamer is niet bevoegd op dit punt een oordeel te geven. Daar komt bij dat de definitieve rekening en verantwoording nog zal volgen. Ook dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.
4.10 Het voorgaande neemt niet weg dat de kamer zich niet aan de indruk kan onttrekken
dat klager door het indienen van de klacht de nodige informatie boven tafel heeft gehaald.
4.11 Beslist wordt als volgt.
- verklaart klager ten aanzien van het klachtonderdeel dat ziet op de beweerde onjuiste waardebepaling van de appartementen in Spanje, zoals uiteengezet onder 4.6, niet-ontvankelijk;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.J. Beukenhorst, voorzitter, J.P. van Harseler, A.J.W.M. van Hengstum, H.M. de Jong Schouwenburg en P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van Bennekom, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op
9 oktober 2007.
Mr. E. van Bennekom Mr. A.J. Beukenhorst
Secretaris Voorzitter
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.