ECLI:NL:GHAMS:2008:BE8345

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
-
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Veldhuisen
  • A. Houben
  • J. Nijboer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verlenging gevangenhouding

In deze zaak heeft het Openbaar Ministerie (OM) hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 9 juni 2008, waarin de vordering tot verlenging van de geldigheidsduur van de gevangenhouding van de verdachte werd afgewezen. De raadsvrouw van de verdachte heeft in raadkamer bepleit dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de samenvatting van de onderzoeksresultaten door de officier van justitie in de appelschriftuur niet overeenkomt met de feitelijke resultaten. Het hof oordeelt echter dat het enkele feit dat de weergave in de schriftuur niet aansluit bij de processen-verbaal, niet kan leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en vastgesteld dat er geen ernstige bezwaren zijn in de zin van artikel 67, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, die een verlenging van de gevangenhouding rechtvaardigen. De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beschikking wordt afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte. De advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, zijn gehoord.

Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw en stelt dat de schriftuur van de officier van justitie een uiteenzetting is van de gronden waarop het beroep is gestoeld. De beoordeling van het hoger beroep is mede gebaseerd op het onderliggende dossier, dat niet alleen de schriftuur bevat, maar ook de resultaten van het opsporingsonderzoek. Het hof merkt op dat het ontijdig beschikbaar stellen van onderzoeksresultaten door de officier van justitie aan de rechter en de verdachte als ongelukkig kan worden beschouwd. In dit geval oordeelt het hof dat de rechtbank onterecht geen rekening heeft gehouden met de beschikbare onderzoeksresultaten, wat zonder nadere motivering niet te begrijpen is. De beschikking is gegeven op 2 juli 2008 in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, DERDE MEERVOUDIGE STRAFKAMER
BESCHIKKING in raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
verdachte,
geboren te (plaats) op (datum),
wonende te (adres),
tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 9 juni 2008, houdende afwijzing van de vordering tot verlenging van de geldigheidsduur van de gevangenhouding van verdachte voornoemd.
De feiten en de rechtsgang
Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van
10 juni 2008, waarbij door de officier van justitie hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw mr. Gerson.
De beoordeling
De ontvankelijkheid van het beroep
De raadsvrouw heeft de niet-ontvankelijkverklaring van het door de officier van justitie ingestelde beroep bepleit. Zij heeft daartoe gesteld –zakelijk weergegeven- dat de inhoud van de door de officier van justitie opgestelde schriftuur op zekere onderdelen onjuist en in zoverre misleidend is. Immers, bij nadere beschouwing blijkt dat de door de officier van justitie in de schriftuur gegeven samenvatting van onderzoeksresultaten niet strookt met de in feite geboekte resultaten.
Het hof verwerpt het door de raadsvrouw gevoerde verweer.
Het hof overweegt daartoe dat de schriftuur een uiteenzetting behelst van de gronden waarop de officier van justitie het beroep heeft gestoeld. Voor zover het daarbij gaat om een samengevatte weergave van onderdelen van het dossier komt die weergave uit de aard van de schriftuur –een stuk waarin grieven zijn vervat- voor rekening van de steller daarvan. Het hof heeft de beoordeling van het hoger beroep mede te gronden op het onderliggende dossier dat niet alleen die schriftuur bevat, maar ook (en vooral) de resultaten van het opsporingsonderzoek. Het enkele gegeven dat een door de officier van justitie in de schriftuur gegeven weergave niet althans niet zonder meer aansluit bij de inhoud van de processen-verbaal kan –wat daarvan overigens zij- niet leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het ingestelde hoger beroep.
Het beroep
De rechtbank heeft geen rekening gehouden met door de officier van justitie beschikbaar gestelde aanvullende stukken op grond van –naar het hof begrijpt- de korte termijn tussen de ontvangst daarvan door de rechtbank en de dag van de behandeling van de vordering van de officier van justitie.
Wat betreft de beoordeling van de beschikking waarvan beroep overweegt het hof in algemene zin, dat het ontijdig beschikbaar stellen van onderzoeksresultaten door de officier van justitie aan de rechter die over de voorlopige hechtenis oordeelt en aan de verdachte onder omstandigheden als ongelukkig en in voorkomende gevallen als ontoelaatbaar dient te worden geduid.
In het onderhavige geval oordeelt het hof het door de rechtbank bij de beoordeling van de vordering buiten beschouwing laten van beschikbare resultaten van het onderzoek als onjuist.
Immers, zonder nadere motivering –welke ontbreekt- valt niet in te zien waarom de rechtbank alvorens op de vordering van de officier van justitie te beslissen de behandeling daarvan met het oog op de kennisneming van de inhoud van die resultaten niet (al dan niet ambtshalve) heeft onderbroken of geschorst.
Gelet op de inhoud van het dossier acht het hof geen termen aanwezig om de vordering tot verlenging van de gevangenhouding toe te wijzen, omdat op grond van de stukken van het dossier niet blijkt van ernstige bezwaren in de zin van artikel 67, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing
Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven op 2 juli 2008 in raadkamer van dit hof door
mr. Veldhuisen, voorzitter,
mrs. Houben en Nijboer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Van Kalken als griffier.