ECLI:NL:GHAMS:2008:BE9983

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001702-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaak met airbag-methode na onderzoek naar bewijsvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 september 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was aangeklaagd voor betrokkenheid bij drugshandel, waarbij gebruik werd gemaakt van de zogenaamde 'airbag-methode'. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat zij op twee momenten de kans had ontnomen om de onschuld van de verdachte te bewijzen. Ten eerste was er een te late instelling van onderzoek naar videobeelden op de luchthaven van Punta Cana, waardoor deze beelden vernietigd waren. Ten tweede was er te vroeg ingegrepen in het drugstransport, waardoor de verdachte niet gevolgd kon worden tot Rome, waar hij mogelijk niet betrokken zou zijn geweest bij de koffer met drugs.

Het hof overwoog dat de door de verdediging aangevoerde punten niet van dezelfde aard waren. De beslissing om de koffer met drugs uit het verkeer te halen was niet alleen gebaseerd op het aanhouden van een verdachte, maar ook op het voorkomen van ongecontroleerde verspreiding van de cocaïne. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de bagage, omdat deze op zijn naam was ingecheckt. Echter, het hof concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de koffer had ingecheckt of dat hij op de hoogte was van de inhoud ervan.

Uiteindelijk oordeelde het hof dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de drugshandel. Het hof sprak de verdachte vrij en vernietigde het vonnis waarvan beroep. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijk proces en de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-001702-08
datum uitspraak: 5 september 2008
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 19 maart 2008 in de strafzaak onder parketnummer 15-801383-07 van het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
(adres),
thans gedetineerd in (naam).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 5 maart 2008 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 3 juni 2008 en 28 augustus 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdediging op twee momenten de kans is ontnomen om de onschuld van verdachte te bewijzen.
Ten eerste heeft het openbaar ministerie het door de verdediging verzochte onderzoek naar de videobeelden op de luchthaven van Punta Cana te laat ingesteld, waardoor de bedoelde beelden reeds waren vernietigd en het onderzoek dus niet meer kon plaatsvinden. Volgens de verdediging konden de beelden de stelling van verdachte dat hij geen koffer had ingecheckt, bevestigen.
Voorts is naar de mening van de verdediging te vroeg ingegrepen in het drugstransport. Verdachte en de koffer hadden moeten worden gevolgd tot Rome, alwaar dan kon worden bezien of verdachte daadwerkelijk de koffer van de band zou halen en dus iets met het drugstransport te maken had. Door de drugs reeds op Schiphol te onderscheppen, heeft de marechaussee de kans verspeeld om een werkelijk bij het transport betrokkene te betrappen. De verdachte zou dan in het geheel niet in beeld zijn geweest.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voorop staat dat de twee door de raadsman aangevoerde punten niet van dezelfde aard zijn.
Bij de beslissing om de koffer met drugs uit het verkeer te halen en de cocaïne in beslag te nemen spelen meer belangen een rol dan alleen het belang om een bij het transport betrokkene aan te houden. Een belangrijke overweging zal zijn geweest om elk risico van ongecontroleerde verspreiding van de cocaïne te voorkomen, waarmee de marechaussee overigens heeft gehandeld in overeenstemming met de betrokken bepalingen. Voorzover die keuze echter gevolgen heeft voor de kwaliteit van het opsporingsonderzoek tegen de verdachte zal met het resultaat daarvan bij de vaststelling van de feiten rekening moeten worden gehouden.
Het hof is van oordeel dat het openbaar ministerie door het (te) laat instellen van een onderzoek naar de videobeelden op de luchthaven van Punta Cana, ondanks een tijdige beslissing daartoe van de rechter-commissaris, de verdediging mogelijk op een achterstand heeft gesteld om op dit punt de onschuld van verdachte te staven. Door aldus te handelen heeft het openbaar ministerie de belangen van de verdediging geschaad. Naar het oordeel van het hof is echter niet gebleken dat het openbaar ministerie doelbewust het recht van de verdachte op een eerlijk proces in gevaar heeft gebracht zodat niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in zijn vervolging niet aan de orde is. Indien het hof tot een strafoplegging komt, zal de schending van de belangen van verdachte worden verdisconteerd in de op te leggen straf.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Vrijspraak
Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft de advocaat-generaal verklaard dat als uitgangspunt bij zijn waardering van de feiten wordt genomen dat de verdachte de koffer waarin de cocaïne is aangetroffen niet zelf voor transport naar Rome heeft aangeboden.
Hij heeft betoogd dat in de onderhavige zaak de zogenaamde “airbag-methode” is gehanteerd. Bij deze methode wordt bagage, waarin verdovende middelen zijn verstopt, op naam van een meereizende passagier ingecheckt, zonder dat de passagier bemoeienis met die bagage heeft gehad. De advocaat-generaal stelt echter dat de passagier wel op de hoogte moet zijn van de bagage en de inhoud daarvan, omdat de bagage bij aankomst op de luchthaven van bestemming door deze reiziger van de bagageband afgehaald zal moeten worden. Bij deze stelling speelt een rol dat de verzenders van de bagage niet het risico zullen nemen dat de koffer door een ander dan de reiziger zal worden meegenomen, nu de waarde van de verboden inhoud enorm is. Uitgaande van deze stelling acht de advocaat-generaal een weerlegbaar vermoeden aanwezig dat de verdachte van het bestaan en de inhoud van de aangetroffen koffer op de hoogte was. Voorts is hij van oordeel dat hetgeen de verdachte over diens motieven voor de reis en over hetgeen hij tijdens zijn verblijf op Santo Domingo heeft gedaan heeft verklaard ongeloofwaardig is, zodat het vermoeden niet is weerlegd; hij acht het feit bewezen en de verdachte daaraan schuldig.
Het hof overweegt in verband hiermee het volgende.
Voorop staat dat de verklaring van de verdachte met betrekking tot zijn terugreis geen aanleiding heeft gegeven tot de conclusie dat deze verklaring als volstrekt ongeloofwaardig moet worden gekwalificeerd, in verband waarmee ook aan het waarheidsgehalte van de overige verklaringen van de verdachte getwijfeld zou moeten worden.
In deze zaak is voorts slechts vast komen te staan dat de verdachte vanuit Santo Domingo op doorreis naar Rome op Schiphol is aangekomen. In de bagagekelder is na de landing van het vliegtuig een koffer aangetroffen met een inchecklabel dat de naam van de verdachte vermeldt. Na zijn aanhouding heeft de verdachte verklaard dat hij geen bagage voor vervoer in het ruim had aangeboden, en dat hij de koffer noch de inhoud kende.
Uit het dossier blijkt niet van enig onderzoek waaruit tot een verband tussen de verdachte en de koffer kan worden geconcludeerd. Het ontbreken van een absoluut geldige regeling die het meereizen van bagage op iemands naam zonder dat deze die bagage heeft ingecheckt uitsluit brengt mee dat niet meer van het door de advocaat-generaal gestelde vermoeden kan worden uitgegaan. Dat wordt niet anders door de stelling van de advocaat-generaal dat de reiziger de bagage van de bagageband zal moeten halen en ermee de luchthaven zal moeten verlaten, omdat die aanname kan worden aangevuld met andere aannames over de wijze waarop het bezit van de koffer en de verboden handelswaar kan worden verzekerd.
Deze overwegingen moeten naar het oordeel van het hof tot vrijspraak van de verdachte leiden.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een instapkaart (MARTINAIR);
- een telefoontoestel (MOTOROLA);
- zeven notities/memo's;
- twee visitekaarten;
- een afschrift;
- een hotelrekening;
- een notitieboekje;
- een simkaart (MOVISTAR).
Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende, te weten:
- een blauwe rolkoffer (GOCHA COLORS);
- een bagagelabel (MARTINAIR);
- een bagagelabel (TRANSFER);
- drie rugzakken.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.W.J. de Groot, mr. M.E.A. Wildenburg en mr. H.G. Punt, in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Berk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 september 2008.
Mrs. Wildenburg en Punt zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.