ECLI:NL:GHAMS:2008:BE9985

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-003456-07
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaak met airbag-methode

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 september 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was aangeklaagd voor het vervoeren van verdovende middelen met behulp van de zogenaamde 'airbag-methode', waarbij bagage met drugs op naam van een meereizende passagier werd ingecheckt zonder dat deze passagier bemoeienis had met de bagage. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de inhoud van de koffers, omdat deze bij aankomst op de luchthaven door hem van de bagageband afgehaald moesten worden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaring van de verdachte over zijn reis naar Southampton niet als ongeloofwaardig kan worden gekwalificeerd. De verdachte had verklaard dat hij geen bagage had ingecheckt en dat hij de koffers en hun inhoud niet kende. Het hof concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de koffers en dat het vermoeden van de advocaat-generaal niet kon worden weerlegd. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en is gelast tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-003456-07
datum uitspraak: 5 september 2008
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 8 mei 2007 in de strafzaak onder parketnummer 15-800135-07 van het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
(adres)
thans gedetineerd in (naam).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 24 april 2007 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 3 juli 2007, 25 september 2007, 20 december 2007, 13 maart 2008, 15 mei 2008, 5 augustus 2008 en 28 augustus 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Vrijspraak
Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof met instemming van de advocaat-generaal en de verdediging met betrekking tot de vaststelling van de feiten en de waardering van het bewijs het volgende uitgangspunt vastgesteld: als uitgangspunt bij de beoordeling van deze zaak dient te gelden dat de mogelijkheid bestaat dat zich in het ruim van een vliegtuig bagage bevindt met daaraan een bagagelabel op naam van een meereizende persoon die die bagage niet heeft ingecheckt.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat in de onderhavige zaak de zogenaamde “airbag-methode” is gehanteerd. Bij deze methode wordt bagage, waarin verdovende middelen zijn verstopt, op naam van een meereizende passagier ingecheckt, zonder dat de passagier bemoeienis met die bagage heeft gehad. De advocaat-generaal stelt echter dat de passagier wel op de hoogte moet zijn van de bagage en de inhoud daarvan, omdat de bagage bij aankomst op de luchthaven van bestemming door deze reiziger van de bagageband afgehaald zal moeten worden. Bij deze stelling speelt een rol dat de verzenders van de bagage niet het risico zullen nemen dat de koffer door een ander dan de reiziger zal worden meegenomen, nu de waarde van de verboden inhoud enorm is. Uitgaande van deze stelling acht de advocaat-generaal een weerlegbaar vermoeden aanwezig dat de verdachte van het bestaan en de inhoud van de aangetroffen koffers op de hoogte was. Voorts is hij van oordeel dat hetgeen de verdachte over diens motieven voor de reis heeft verklaard ongeloofwaardig is, zodat het vermoeden niet is weerlegd; hij acht het feit bewezen en de verdachte daaraan schuldig.
Het hof overweegt in verband hiermee het volgende.
Voorop staat dat de verklaring van de verdachte met betrekking tot zijn reis naar Southampton het hof geen aanleiding heeft gegeven tot de conclusie dat deze verklaring als volstrekt ongeloofwaardig moet worden gekwalificeerd, in verband waarmee ook aan het waarheidsgehalte van de overige verklaringen van de verdachte getwijfeld zou moeten worden.
In deze zaak is voorts slechts vast komen te staan dat de verdachte vanuit Mexico Stad op doorreis naar Southampton op Schiphol is aangekomen. In de bagagekelder zijn na de landing van het vliegtuig twee koffers aangetroffen met een inchecklabel dat de naam van de verdachte vermeldt. Na zijn aanhouding heeft de verdachte verklaard dat hij geen bagage voor vervoer in het ruim had aangeboden, en dat hij de koffers noch de inhoud kende.
Uit het dossier blijkt niet van enig onderzoek waaruit tot een verband tussen de verdachte en de koffers kan worden geconcludeerd. Het ontbreken van een absoluut geldige regeling, die het meereizen van bagage op iemands naam zonder dat deze die bagage heeft ingecheckt uitsluit, brengt mee dat niet meer van het door de advocaat-generaal gestelde vermoeden kan worden uitgegaan. Dat wordt niet anders door de stelling van de advocaat-generaal dat de reiziger de bagage van de bagageband zal moeten halen en ermee de luchthaven zal moeten verlaten, omdat die aanname kan worden aangevuld met andere aannames over de wijze waarop het bezit van de koffers en de verboden handelswaar kan worden verzekerd.
Deze overwegingen moeten naar het oordeel van het hof tot vrijspraak van de verdachte leiden.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Nederlands geld, 11 x 100 euro;
- Nederlands geld, 2 x 20 euro;
- Nederlands geld, 2 x 10 euro;
- Nederlands geld, 1 x 5 euro;
- 1.00 STK Vliegticket, kl: meerkleurig, Northwest, mex-ams-sou-ams-mex, ligt bij VD;
- 1.00 STK Instapkaart. Northwest, mex-ams;
- 2.00 STK Label, KLM tnv Briseno, nrs 0074KL086900+991;
- 1.00 STK Telefoontoestel, kl: grijs, Kyovera.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.W.J. de Groot, mr. M.E.A. Wildenburg en mr. H.G. Punt, in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Berk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 september 2008.
Mrs. Wildenburg en Punt zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.