arrestnummer:
parketnummer: 23-3813-07
datum uitspraak: 17 september 2008
tegenspraak
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 juni 2007 in de strafzaak onder parketnummer 13-457450-07 van het openbaar ministerie tegen
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 6 juni 2007 en op de terechtzitting in hoger beroep van 3 september 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een beroep gedaan op de nietigheid van de inleidende dagvaarding omdat de in de tenlastelegging vermelde term “binnendringen” onvoldoende feitelijk is omschreven, zodat niet duidelijk is waarop de tenlastelegging doelt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Aan de verdachte is ten laste gelegd -kort aangegeven- dat hij op 22 mei 2007 is binnengedrongen in een besloten lokaal, te weten de flat [ naam flat].
De vraag of een dagvaarding voldoende duidelijk omschrijft welk strafbaar feit wordt ten laste gelegd, dient te worden beantwoord aan de hand van de tekst van die dagvaarding, bezien in samenhang met de inhoud van het onderliggende dossier en hetgeen de verdachte omtrent het hem verweten feit heeft begrepen.
De verklaring van de verdachte, afgelegd tegenover de politie op 23 mei 2007 houdt in dat hij de flat [ naam flat] is binnengegaan en dat het hem bekend is dat hij een flatverbod voor die flat had.
Nu de term “binnendringen” mede feitelijke betekenis heeft en de door de verdachte uitdrukkelijk gemachtigde raadsvrouw ter terechtzitting namens de verdachte daartegen ook verweer heeft gevoerd, kan niet worden gezegd dat de tenlastelegging niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, zodat het verweer van de raadsvrouw wordt verwor¬pen.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een week.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op 22 mei 2007 de flat [naam flat], in gebruik bij woningstichting [naam woningstichting], wederrechtelijk is binnengedrongen.
Bij de stukken bevindt zich een brief van 28 september 2006 die is ondertekend door de vestigingsdirecteur van Woningstichting [naam woningstichting] (verder: Woningstichting) en tevens door de verdachte. Deze brief houdt in dat de verdachte op 28 september 2006 de toegang tot de flat [naam flat] en alle bij het complex behorende, niet voor publiek toegankelijke ruimten door de Woningstichting is ontzegd en wel tot 28 september 2007.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van aanhouding van verbalisanten [naam verbalisant 1 en 2] dat inhoudt dat de verdachte op 22 mei 2007 de flat [naam flat] in strijd met voormeld flatverbod is binnengetreden.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte op 22 mei 2007 toestemming had van zijn tante, bewoonster van de flat [naam flat] op nummer [nummer flat], de flat te betreden en dat zij voor hem de centrale toegangsdeur heeft ontgrendeld. Deze stelling is bevestigd door een brief van bedoelde tante van 28 mei 2007, welke brief door de raadsvrouw aan het hof is overgelegd en bij de stukken is gevoegd. Deze brief houdt in als verklaring van [bewoonster van de flat] dat op 22 mei 2007 [voornaam verdachte], het hof begrijpt de verdachte, aanbelde op [naam en nummer flat] en dat zij vervolgens de deur voor hem heeft opgemaakt. Zij schrijft dat zij geen last en geen bezwaar heeft tegen de komst van de verdachte naar haar woning en dat de hoofdbewoner van de woning, [naam hoofdbewoner], evenmin bezwaar daartegen heeft.
Het hof is van oordeel dat een door de Woningstichting uitgevaardigd flatverbod niet zover kan strekken dat daarmee het recht van bewoners bezoek van hun eigen keuze te ontvangen, wordt beperkt of illusoir gemaakt. Dit brengt mee dat, uitgaande van de juistheid van voornoemde toestemming van verdachte’s tante, de verdachte gerechtigd was de flat te betreden teneinde zijn tante te bezoeken.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte wederrechtelijk de flat is binnengedrongen, zodat hij dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.C.P. Haentjens, mr. G.H. van Asperen en mr. A.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van mr. F. Hardonk-Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 september 2008.