ECLI:NL:GHAMS:2008:BG4154
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen
- A.J.W. van Kalken
- Rechtspraak.nl
Verlenging voorlopige hechtenis en beoordeling van gronden voor detentie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 november 2008 uitspraak gedaan over de verlenging van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die op 1 december 1969 in Haarlem is geboren. De rechtbank Haarlem had eerder, op 11 september 2008, de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden. De verdachte bevond zich op het moment van de uitspraak in voorlopige hechtenis, op basis van een bevel van de rechtbank. Tijdens de zitting van 28 augustus 2008 had de rechtbank geoordeeld dat de onderzoeksgrond voor de voorlopige hechtenis was vervallen, maar dat er nog steeds gronden waren voor detentie, met name het 12-jaarscriterium en het recidivegevaar, zoals beschreven in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om de voorlopige hechtenis te verlengen met 120 dagen toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de verschillende instanties niet consistent hebben gehandeld met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte. Desondanks is het hof van mening dat de ernst van de tegen de verdachte gerezen bezwaren en de omstandigheden van de zaak rechtvaardigen dat de voorlopige hechtenis wordt voortgezet. Het hof heeft ook opgemerkt dat de verlenging van de gevangenhouding niet langer zal zijn dan de opgelegde vrijheidsstraf en dat het niet aannemelijk is dat de duur van de voorlopige hechtenis de uiteindelijke straf in hoger beroep zal overschrijden.
De beslissing van het hof houdt in dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen en dat de gevangenhouding van de verdachte met 120 dagen wordt verlengd. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis gebracht van de verdachte, die in hoger beroep is gegaan tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem.