ECLI:NL:GHAMS:2008:BG8817

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-005720-07
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in vordering gevangenhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2008 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot gevangenhouding van de verdachte. De verdachte was sinds 21 september 2008 gedetineerd op basis van een bevel bewaring dat eerder was gegeven door de rechter-commissaris. Dit bevel was echter geschorst en later opgeheven door de raadkamer van de rechtbank. De verdachte was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden door de politierechter op 13 september 2007, maar de voorlopige hechtenis was in de tussentijd niet aan de orde geweest.

Het hof oordeelde dat de vordering van het openbaar ministerie niet ontvankelijk was, omdat deze niet kon worden beschouwd als een op de wet gebaseerde vordering. Het hof benadrukte dat de bewaring een vrijheidsbenemend dwangmiddel is dat past in het vooronderzoek voor de berechting in eerste aanleg, en niet in de periode waarin hoger beroep aanhangig is. De vordering werd gezien als een poging om een niet-bestaande rechtsingang tot detentie te creëren, wat niet in overeenstemming is met het strafprocesrecht.

De beslissing van het hof was dan ook om het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering tot gevangenhouding. Deze uitspraak werd gedaan in raadkamer, waarbij de advocaat-generaal bij het ressortsparket Amsterdam op de hoogte werd gesteld van de beschikking. De zaak benadrukt de noodzaak van een duidelijke juridische basis voor vorderingen tot vrijheidsbeneming en de beperkingen die het strafprocesrecht oplegt aan dergelijke vorderingen.

Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam
pkn: 23-005720-07
Het gerechtshof te Amsterdam, zesde enkelvoudige strafkamer,
Beschikking op de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot de gevangenhouding van:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in het huis van bewaring Haarlem, te Haarlem.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam op 13 september 2007 is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf, tegen welk vonnis hoger beroep is ingesteld bij dit hof.
De beoordeling
In de onderhavige strafzaak is de verdachte sinds 21 september 2008 gedetineerd op basis van een bevel bewaring, gegeven door de rechter-commissaris op 29 juni 2007, tijdens het vooronderzoek en voorafgaande aan de berechting in eerste aanleg. Vervolgens is de tenuitvoerlegging van dat bevel op 29 juni 2007 geschorst.
Deze schorsing van de tenuitvoerlegging is opgeheven door de raadkamer van de rechtbank op 3 september 2007, om reden dat de verdachte opnieuw was aangehouden op verdenking van het plegen van een strafbaar feit.
Ter zake van de onderliggende feiten (zie het genoemde bevel bewaring) is de verdachte veroordeeld tot vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf door de politierechter te Amsterdam op 13 september 2007.
Op de betreffende zitting, waar de verdachte werd vertegenwoordigd door een gemachtige raadsman, is de voorlopige hechtenis van de verdachte niet aan de orde geweest. In januari 2008, in juni 2008 en in augustus 2008 is de verdachte in het kader van andere strafzaken gedetineerd geweest. Tussentijds was hij op vrije voeten.
Aansluitend op die laatste detentie werd de verdachte met ingang van 21 september 2008 vastgehouden op basis van voormeld bevel bewaring. Thans vordert het openbaar ministerie alsnog de gevangenhouding van de verdachte.
Deze handelwijze suggereert dat de tenuitvoerlegging van een indertijd qua duur nog niet geheel ten uitvoer gelegd bevel bewaring wordt opgevat als een algemene titel tot detentie. Daarmee wordt het nauwe verband van het bevel bewaring met het voorbereidend onderzoek – vóórdat de berechting in eerste aanleg plaats heeft – ten gronde miskend.
Het hof is van oordeel dat de onderhavige vordering ten gronde niet past in de opzet van het strafprocesrecht. De bewaring is een vrijheidsbenemend dwangmiddel dat past in het vooronderzoek voor de berechting in eerste aanleg, en niet in de periode dat na de berechting in eerste aanleg nog hoger beroep hangende is. En het is zeker geen titel voor executie van een vrijheidsstraf.
Op het daartoe aangewezen moment, te weten ter zitting van de politierechter, heeft noch de officier van justitie noch de politierechter zich over de voorlopige hechtenis uitgelaten.
Het Wetboek van Strafvordering voorziet slechts in bepaalde gevallen in de mogelijkheid voor het openbaar ministerie om door hem niet gewenste onderbrekingen van de voorlopige hechtenis, ontstaan door zijn nalatigheid, te herstellen, zoals in het geval van artikel 66a van dat wetboek. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor. De vordering tot gevangenhouding ontbeert in deze zaak dan ook iedere wettelijke of doctrinaire basis. Als zodanig beschouwt het hof deze vordering derhalve als een poging een juridisch niet bestaande rechtsingang tot detentie te scheppen. Het hof zal deze poging niet honoreren, omdat het gaat om een in het strafvorderlijk systeem niet passende mogelijkheid.
Het hof is dan ook van oordeel dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, nu deze niet kan worden beschouwd als een op de wet gebaseerde vordering.
De beslissing
Het hof:
VERKLAART het openbaar ministerie NIET ONTVANKELIJK in zijn vordering tot gevangenhouding.
Deze beschikking is gegeven te Amsterdam in raadkamer op 3 oktober 2008
door mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, voorzitter, in tegenwoordigheid van A.J.W. van Kalken als griffier.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket Amsterdam brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
Amsterdam, 3 oktober 2008
De advocaat-generaal,