ECLI:NL:GHAMS:2008:BG8824

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-421390-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. Bronkhorst
  • A. de Wit
  • J. Bevaart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot gevangenhouding en voorlopige hechtenis in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 december 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2008, waarin een bevel tot gevangenhouding van de verdachte was gegeven. De raadsman van de verdachte, mr. H.R. Kant, voerde aan dat de officier van justitie geen vordering tot gevangenhouding had mogen indienen, omdat de verdachte zich ten tijde van de vordering niet meer in voorlopige hechtenis bevond. Dit was het gevolg van een eerder door de rechter-commissaris gegeven bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis op 16 oktober 2008.

Het hof heeft de argumenten van de raadsman overwogen en vastgesteld dat de verdachte op het moment van de vordering tot gevangenhouding niet in bewaring was, zoals vereist door artikel 65 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof concludeerde dat de rechtbank de vordering van de officier van justitie niet ontvankelijk had moeten verklaren, aangezien de verdachte op dat moment niet in bewaring was.

De beslissing van het hof was dan ook om het beroep gegrond te verklaren voor zover dit gericht was tegen het bevel tot gevangenhouding van de verdachte. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank van 20 oktober 2008 vernietigd, voor zover deze de gevangenhouding van de verdachte beval. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving omtrent voorlopige hechtenis en de voorwaarden waaronder een bevel tot gevangenhouding kan worden gegeven.

Uitspraak

Parketnummer: 13-421390-08
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, ZESDE MEERVOUDIGE STRAFKAMER
BESCHIKKING in raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 20 oktober 2008, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.
De feiten en de rechtsgang
Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van 22 oktober 2008, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. H.R. Kant.
De beoordeling
De raadsman van de verdachte, mr. H.R. Kant, heeft ter zitting in raadkamer aangevoerd dat de officier van justitie geen vordering tot gevangenhouding had mogen doen, en dat de rechtbank deze vordering niet had mogen toewijzen, omdat ten tijde van het indienen van die vordering verdachte zich niet meer in voorlopige hechtenis bevond, op grond van een eerder door de rechter-commissaris gegeven bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De raadsman heeft nog naar voren gebracht dat artikel 65 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering slechts voorziet in de mogelijkheid van een bevel tot gevangenhouding door de rechtbank te geven ten aanzien van een verdachte die zich in bewaring bevindt. Nu de verdachte ten tijde van de ingangsdatum van het bevel tot zijn gevangenhouding geschorst was uit zijn voorlopige hechtenis, had de rechtbank de vordering van de officier van justitie niet ontvankelijk dienen te verklaren.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de relevante stukken in het dossier het volgende:
(1)
De rechter-commissaris heeft op 9 oktober 2008 de bewaring van de verdachte bevolen voor de duur van 14 dagen. De bewaring loopt naar het oordeel van het hof tot 23 oktober 2008.
(2)
Op 16 oktober 2008 heeft de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis van de verdachte onder voorwaarden voor onbepaalde tijd geschorst.
(3)
Op 20 oktober 2008 heeft de officier van justitie de gevangenhouding van de verdachte gevorderd.
(4)
Tijdens de mondelinge behandeling op voornoemde vordering bij de rechtbank op
20 oktober 2008 heeft de raadsman namens de verdachte een mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis gedaan.
(5)
Bij beschikking van 20 oktober 2008 heeft de rechtbank de gevangenhouding van de verdachte bevolen voor de duur van 60 dagen.
(6)
Bij apart gemuniteerde beschikking, eveneens van 20 oktober 2008, heeft de rechtbank de schorsingsvoorwaarden aangevuld.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de officier van justitie niet ontvankelijk had dienen te verklaren in zijn vordering tot gevangenhouding van de verdachte, nu deze zich op grond van de beschikking van de rechter-commissaris van 16 oktober 2008, op het moment van instellen van die vordering niet, zoals artikel 65 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering het eist, in bewaring bevond.
De beslissing
Het hof:
VERKLAART het beroep gegrond, voor zover gericht tegen het bevel tot gevangenhouding van de verdachte.
VERNIETIGT de beschikking waarvan beroep van 20 oktober 2008, voor zover daarbij de gevangenhouding van de verdachte is bevolen.
Deze beschikking is gegeven op 10 december 2008 in raadkamer van dit hof door
mr. Bronkhorst, voorzitter,
mrs. De Wit en Bevaart, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Van Kalken als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 10 december 2008,
de advocaat-generaal