ECLI:NL:GHAMS:2008:BG8824
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- M. Bronkhorst
- A. de Wit
- J. Bevaart
- Rechtspraak.nl
Bevel tot gevangenhouding en voorlopige hechtenis in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 december 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2008, waarin een bevel tot gevangenhouding van de verdachte was gegeven. De raadsman van de verdachte, mr. H.R. Kant, voerde aan dat de officier van justitie geen vordering tot gevangenhouding had mogen indienen, omdat de verdachte zich ten tijde van de vordering niet meer in voorlopige hechtenis bevond. Dit was het gevolg van een eerder door de rechter-commissaris gegeven bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis op 16 oktober 2008.
Het hof heeft de argumenten van de raadsman overwogen en vastgesteld dat de verdachte op het moment van de vordering tot gevangenhouding niet in bewaring was, zoals vereist door artikel 65 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof concludeerde dat de rechtbank de vordering van de officier van justitie niet ontvankelijk had moeten verklaren, aangezien de verdachte op dat moment niet in bewaring was.
De beslissing van het hof was dan ook om het beroep gegrond te verklaren voor zover dit gericht was tegen het bevel tot gevangenhouding van de verdachte. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank van 20 oktober 2008 vernietigd, voor zover deze de gevangenhouding van de verdachte beval. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving omtrent voorlopige hechtenis en de voorwaarden waaronder een bevel tot gevangenhouding kan worden gegeven.