ECLI:NL:GHAMS:2008:BH2349

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001803-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepplantage en drugshandel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor het telen van hennep en de handel in heroïne en cocaïne. De verdediging stelde dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van pseudokoop. Het hof concludeerde dat de politie de telefoon van de verdachte op rechtmatige wijze had getapt, met als doel de identiteit van getuigen vast te stellen. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het stelen van elektriciteit. Het hof achtte bewezen dat de verdachte samen met een medeverdachte een hennepkwekerij had en dat hij betrokken was bij de handel in harddrugs. De verdachte had zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan deze strafbare feiten, waarbij hij geen rekening hield met de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid. Het hof oordeelde dat de opgelegde straf in eerste aanleg onvoldoende recht deed aan de ernst van de feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd een deel van het in beslag genomen geld aan de verdachte teruggegeven, terwijl een personenauto verbeurd werd verklaard.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-001803-08
datum uitspraak: 18 december 2008
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 18 maart 2008 in de strafzaak onder parketnummer 15-740953-07 van het openbaar ministerie tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],
thans gedetineerd in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is, blijkens mededeling van de raadsman op de terechtzitting, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 4 maart 2008 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 6 mei 2008, 3 juni 2008, 31 juli 2008, 11 september 2008 en 4 december 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd.
De daarin vermelde tenlastelegging, voorzover in hoger beroep nog aan de orde, wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 november 2005 tot en met 21 november 2007 te Haarlem telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd een hoeveelheid heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. hij in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 21 november 2007 te Haarlem telkens tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [adres], een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3. hij in de periode van 1 november 2006 tot en met 21 november 2007 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer;
5. hij op 21 november 2007 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 200 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken nu het bewijs op onrechtmatige wijze is verkregen en mitsdien buiten beschouwing gelaten dient te worden.
Hij heeft hiertoe – kort samengevat - gesteld dat de politie op de mobiele telefoon van de verdachte die bij de doorzoeking van de woning aan het adres [adres] te Haarlem in beslag is genomen telefoongesprekken van gebruikers heeft aangenomen, welke personen vervolgens als getuigen een verklaring tegen de verdachte hebben afgelegd.
Aldus is volgens de raadsman sprake van pseudokoop, hetgeen als consequentie dient te hebben dat de verklaringen van de getuigen niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat in het opsporingsonderzoek, door het gebruik maken van de telefoon van de verdachte, een schending van het vertrouwen heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van het hof is echter geen sprake van pseudokoop nu de in het opsporingsonderzoek gebruikte methode geen ander doel had dan het achterhalen van de identiteit van getuigen, welke getuigen daarna – geheel vrijwillig – een verklaring hebben afgelegd. Voorts is in het voorbereidend onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte een machtiging gegeven de telefoon van de verdachte te tappen. Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat door het optreden van de politie de verdachte is gebracht tot het plegen van andere strafbare feiten dan waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld aan te voeren dat door het optreden van de politie de belangen van derden zijn geschaad, is het hof van oordeel dat dit in de onderhavige situatie niet tot gevolg heeft dat moet worden geoordeeld dat verdachte in zijn rechtens te respecteren belangen is geschaad.
Op grond van het voorafgaande is het hof van oordeel dat dit verweer dient te worden verworpen.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot de feiten 2, 3 en 5
Uit de stukken van het dossier is gebleken dat in de woning op het adres [adres] te Haarlem een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Niet aannemelijk is geworden dat naast de verdachte, op wiens naam het huurcontract was opgemaakt, en de bewoner de medeverdachte [X] nog andere personen in deze woning woonachtig dan wel werkzaam waren. Het hof acht derhalve bewezen dat de verdachte samen met zijn medeverdachte [X] in die kwekerij hennep heeft geteeld en eveneens samen met die medeverdachte een plak hasjiesj aanwezig heeft gehad.
Het hof houdt hierbij rekening met de omstandigheid dat volgens de opgave van de energieleverancier Nuon op het adres van de verdachte en de medeverdachte [X] energie is geleverd aan afnemer [naam] met de geboortedatum [1982]. Naar het oordeel van het hof wordt hiermee onmiskenbaar de verdachte [verdachte], geboren op [1982] bedoeld.
Het hof acht de ten laste gelegde periode bewezen, mede gelet op de in de woning van de verdachte en de medeverdachte [X] aangetroffen kassabon van de Gamma van 26 september 2006 mede in het licht van de bevindingen met betrekking tot de energielevering van het Nuon aan deze woning.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
diefstal door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het hem onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en met verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven voorwerpen.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander gedurende een periode van ruim twee jaar schuldig gemaakt aan het handelen in heroïne en cocaïne. Deze stoffen zijn schadelijk voor de gezondheid van personen en de verspreiding van en handel in heroïne en cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door een oogpunt van winstbejag bij het – op professionele wijze, waarbij hij een sturende rol vervuld heeft, opzetten – van een grootschalige handel en heeft zich kennelijk in het geheel geen rekenschap gegeven van de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van personen en de schadelijke maatschappelijke gevolgen van zijn handelwijze.
Naast de handel in harddrugs heeft de verdachte zich bovendien samen met een ander gedurende een periode van meer dan een jaar bezig gehouden met het telen van hennep. Gelet op de lange periode, de hoeveelheid aangetroffen planten en de aangetroffen hasjiesj van bijna 200 gram gaat het hof er van uit dat deze hennep bestemd moet zijn geweest voor de handel en verdere verspreiding. Hennep kan de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC bevatten en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Voorts is een hennepplantage, zoals verdachte en zijn mededader die aanwezig hebben gehad, aan te merken als een economische illegale activiteit, waarmee op een gemakkelijke wijze aanzienlijke “zwarte” winsten kunnen worden geboekt. Voorts heeft de verdachte samen met zijn mededader een grote hoeveelheid elektriciteit gestolen door het maken van een illegale elektriciteitsaansluiting die buiten de elektriciteitsmeter om de hennepplantage van elektriciteit voorzag. Door deze diefstal is N.V. Continuon Netbeheer voor een groot bedrag benadeeld.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 november 2008 is verdachte eerder ter zake van het plegen van misdrijven waaronder ook overtreding van de Opiumwet veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf in onvoldoende mate recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Het hof ziet echter, rekening houdend met de tegenwoordige regeling voor voorwaardelijke invrijheidsstelling, gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte aanleiding een hierna te melden deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijk vorm op te leggen. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf wordt tevens opgelegd om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom aan het plegen strafbare feiten schuldig te maken.
Het hof heeft bij het toepassen van artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht tevens gelet op de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten alle zijn begaan na de wijziging van voormeld wetsartikel.
Het hierna als zodanig te melden inbeslaggenomen voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurdverklaard en is daarvoor vatbaar aangezien het onder 1 bewezengeachte met betrekking tot dit voorwerp is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3 en 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot 2 (twee) jaren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, op het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedragen, te weten: Nederlands geld 7x50, 13x20, 20x10 en 9x5 eurobiljetten.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: Personenauto met kenteken [kenteken], [merk], kleur grijs.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.W.J. den Ottolander, mr. F.A. Hartsuiker en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van B.C. Bisschop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 december 2008.