19 juni 2008
eerste civiele kamer
zaaknummer
G E R E C H T S H O F T E A M S T E R D A M
Nevenzittingsplaats Arnhem
Arrest
in de zaak van:
[appellante],
wonende te Woonplaats,
appellante,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1 Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Woonplaats van 7 april 2008 is het verzoek van appellante (hierna te noemen: [appellante]) tot toepassing van de wettelijke schuldsane-ringsregeling afgewezen.
1.2 Het hof verwijst naar voornoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 15 april 2008 ingekomen verzoekschrift is Appellan-te in hoger beroep van voornoemd vonnis en heeft zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van haar alsnog van toepassing te verklaren.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlage, alsmede van de brief met bijlagen van 6 juni 2008, tevens inhoudende een nadere toelichting op het verzoekschrift, van de advocaat van [appellante], mr. T. van Kooten, kantoorhoudende te Utrecht.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juni 2008, waarbij [appellante] is verschenen in persoon, bijgestaan door haar advocaat.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof het volgende gebleken. [appellante] is een 25-jarige vrouw, die tot medio augustus 2005 een relatie heeft gehad met een vriend. Op 21 september 2007 is uit een andere relatie van [appellante] een dochter geboren. Ook de relatie met deze vriend is inmiddels verbroken. [appellante] en haar dochter wonen in bij de moeder van [appellante]. [appellante] betaalt maandelijks € 400,- voor kost en inwoning aan haar moeder.
Bij - onherroepelijk geworden - vonnis van de politierechter te Woonplaats van 18 juli 2007 is [appellante] wegens diefstal bij haar voormalige werkgever onder meer veroor-deeld tot betaling van een bedrag van € 20.215,98, te vervangen door 130 dagen hechtenis bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft. De moeder van [appellante] heeft zich in een verklaring van 10 mei 2008 bereid verklaard om, zo lang [appellante] bij haar inwoont, bij wijze van schenking een bedrag van € 150,- per maand aan het CJIB te betalen ter aflossing van voormelde schuld.
In 2007 heeft het Gedragsdeskundig Adviesbureau (hierna te noemen: GA) bij [appellante] een psychologisch onderzoek verricht, dat is uitgemond in een rapport van 27 mei 2007. Op 7 mei 2008 heeft GA eveneens een rapport uitgebracht. Sinds 7 mei 2008 volgt [appellante] bij GA een assertiviteitstraining. [appellante] heeft een budgetteringscursus gevolgd, welke cursus zij heeft afgesloten met een diploma. Voorts heeft zij een reïntegratietraject en een sollicitatietraining gevolgd. Tot voor kort ontving [appellante] een WWB-uitkering van € 905,15 netto per maand, inclusief vakantietoeslag. Per 6 mei 2008 is zij fulltime werkzaam als professioneel bezorgster van folders, waarmee zij € 1.335,- bruto per maand verdient.
3.2 De schuldenlast van [appellante] bedraagt volgens het bij de Verklaring Schuldsanering gevoegde schuldenoverzicht in totaal bijna € 51.000,- en bestaat behalve de onder 3.1 genoemde schuld van € 20.215,98 onder meer uit schulden aan T-mobile van in totaal € 2.483,20 (ontstaan in april/mei 2005), een schuld aan Wehkamp van
€ 3.503,55 (ontstaan in september 2004), een schuld aan de woningbouwvereniging van € 4.695,56 en schulden aan de Postbank Incasso (ontstaan in januari/februari 2005) van in totaal € 18.502,75.
3.3 De rechtbank heeft het verzoek van [appellante] om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat zij ten aanzien van het ontstaan van (een deel van) haar schulden niet te goeder trouw is geweest en dat, gelet op de rapportage van 27 mei 2007 van GA, waarin onder meer wordt beschreven dat [appellante] moeite heeft om nee te zeggen en moeite heeft met het verwoorden van grenzen, onvoldoende aannemelijk is geworden dat [appellante] de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden inmiddels onder controle heeft gekregen. Daarbij heeft de rechtbank ten overvloede overwogen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [appellante] vervangende hechtenis zal moeten ondergaan, waardoor zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen gedurende een periode van zo’n vier maanden niet naar behoren zal kunnen nakomen. Deze omstandigheid levert volgens de rechtbank eveneens een grond op om het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling af te wijzen.
3.4 Het hof is van oordeel dat ook in hoger beroep niet aannemelijk is geworden dat [appellante] ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van een aanzienlijk deel van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest.
3.5 [appellante] beroept zich echter op haar persoonlijke omstandigheden. Zij betreurt haar rol in het ontstaan van haar schulden - zij heeft onder druk van haar ex-vriend goederen van haar werkgever gestolen -, maar stelt dat zij de omstandigheden die daarvoor bepalend zijn geweest in voldoende mate onder controle heeft gekregen. [appellante] heeft de relatie met haar toenmalige vriend - die haar indertijd onder druk heeft gezet en haar bedreigde - in augustus 2005 verbroken. Sindsdien heeft zij geen enkel contact meer met deze vriend gehad.
Inmiddels heeft haar leven een positieve wending genomen: door het volgen van cursussen wordt zij steeds weerbaarder en sinds kort heeft zij een fulltime baan gevonden. Voorts ervaart [appellante] de directe aanwezigheid van haar moeder als een grote steun.
3.6 Naar het oordeel van het hof blijkt uit het voorgaande dat [appellante] er blijk van heeft gegeven de ernst van haar situatie in te zien en zich bereid heeft getoond haar leven op de rails te krijgen. Deze houding blijkt uit de stappen die [appellante] inmiddels heeft gezet. Zij heeft een budgetteringscursus met goed gevolg afgesloten en een sollicitatie- en reïntegratietraining gevolgd. Haar inspanningen om betaald werk te vinden zijn begin mei 2008 beloond. Om te voorkomen dat zij in de in het verleden gemaakte fouten zal vervallen, volgt [appellante] sinds begin mei 2008 een assertivi-teitscursus. Het voorgaande wordt bevestigd door de door [appellante] overgelegde rapportage van 7 mei 2008 van GA. In dit rapport is vermeld dat [appellante] zich in positieve zin heeft ontwikkeld ten aanzien van het stellen van grenzen en dat zij steeds beter in staat is voor zichzelf op te komen. Mede in aanmerking genomen het feit dat [appellante] de laatste jaren geen nieuwe schulden heeft laten ontstaan, haar moeder (ter voorkoming van de vervangende hechtenis) afbetaalt op de CJIB-schuld en dat zij ook overigens - zo nodig - zowel in financieel als in praktisch opzicht kan terugvallen op haar moeder, acht het hof thans voldoende aannemelijk dat [appellante] de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden voldoende onder controle heeft gekregen, zodat haar verzoek om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden toegewezen. Het hof gaat er van uit dat [appellante] er alles aan gelegen zal zijn de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren na te komen en dat zij zich zal (blijven) inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
3.7 Alle feiten en omstandigheden in onderling verband en in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het hoger beroep slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en er zal als volgt worden beslist.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Woonplaats van 7 april 2008 en, opnieuw recht doende:
verklaart de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing ten aanzien van [appellante].
Dit arrest is gewezen door mrs. Knottnerus, Smeeïng-van Hees en Meijer en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2008.