14 april 2008
Familiekamer
Zaaknummer 104.007.906
Rekestnummer (oud) 1416/2007U
G E R E C H T S H O F T E A M S T E R D A M
nevenzittingsplaats Arnhem
wonende te [woonplaats], thans verblijvende te Wezep,
verzoeker, verder te noemen “[verzoeker]”,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht,
verweerster, verder te noemen “de stichting”.
1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof heeft op 5 februari 2008 en 11 maart 2008 tussenbeschikkingen gegeven.
1.2 Ingevolge de tussenbeschikking van 11 maart 2008 heeft de deskundige drs. I. van Asselt, GZ-psycholoog, onderzoek verricht naar de vraag of het regime van de Glen Mills School (blijvend) psychologisch nadelige effecten heeft (gehad) op [verzoeker], daarbij betrokken dat de toegepaste methode niet specifiek op de behandeling of (ver)zorg(ing) van 13-jarigen is gericht, dat [verzoeker] vier dagen achtereen heeft “geschrobd”, éénmaal tot 2.30 uur ’s nachts strafwerk heeft moeten schrijven, pijn in zijn rug heeft ervaren door langdurig op de grond te moeten zitten en éénmaal een level 7 correctie heeft moeten ondergaan. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van de voormelde deskundige van 4 april 2008 dat bij de griffie van het hof op dezelfde datum is ingekomen en dat op die dag in afschrift aan partijen en belanghebbenden is toegezonden.
1.3 Op 7 april 2008 heeft bij dit hof een voortgezette mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, [verzoeker] bijgestaan door mr. B.M.E. Drykoningen, advocaat te Utrecht. Namens de stichting zijn verschenen [A.], de gezinsvoogd, en [B.]. Ook de vader is verschenen, bijgestaan door mr. D.I.A. Schröder, advocaat te Utrecht, en vergezeld door een tolk, F. Bouzerda. Namens de Glen Mills School waren aanwezig [C.], [D.] en [E.]. Namens de Raad voor de Kinderbescherming te Utrecht (hierna te noemen “de raad”) is [F.] verschenen. Voorts is drs. I. van Asselt (verder te noemen “de deskundige”) verschenen. De deskundige heeft haar rapport toegelicht, vragen beantwoord en partijen zijn in de gelegenheid gesteld op dat rapport te reageren.
2 De motivering van de beslissing
2.1 Het hof neemt over en blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikkingen van 5 februari 2008 en 11 maart 2008, voor zover hierna niet anders wordt beslist.
2.2 De deskundige komt in haar rapport van 4 april 2008 tot de conclusie dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat [verzoeker] (blijvend) psychologisch nadelige effecten heeft (gehad) van zijn verblijf in de Glen Mills School, hierbij betrokken dat [verzoeker] vier dagen achtereen heeft ‘geschrobd’, éénmaal tot 02.30 uur ’s nachts strafwerk heeft moeten schrijven, pijn in zijn rug heeft ervaren door langdurig op de grond te moeten zitten en éénmaal een level 7 correctie heeft moeten ondergaan.
2.3 In aanvulling op rechtsoverweging 2.2 van de tussenbeschikking van 11 maart 2008 oordeelt het hof op basis van de stukken en hetgeen over en weer tijdens de mondelinge behandeling is verklaard, dat de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] in de Glen Mills School terecht heeft verlengd. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
2.4 [verzoeker] verblijft sinds 2 augustus 2007 op de Glen Mills School en gebleken is dat het (redelijk) goed gaat met hem. Hoewel duidelijk is dat hij in het begin van de plaatsing op Glen Mills moeite had met het systeem van Glen Mills en hij zich daartegen heeft verzet, heeft hij in 2008 een positieve ontwikkeling doorgemaakt in die zin dat hij wat status betreft is opgeklommen van (eye-)concern, negatief aspirant, neutraal aspirant, positief aspirant en nu tot aspirant-log. [verzoeker] is thans doende de status Bull te verkrijgen en heeft de verwachting uitgesproken dat hem dat op 6 mei 2008 zal lukken. Naar het oordeel van het hof heeft [verzoeker] hiermee aangetoond dat hij zich kan voegen naar het systeem van de Glen Mills School en dat hij in staat is zijn gedrag te veranderen. Het voorgaande sluit tevens aan bij de bevindingen van de deskundige in het rapport van 4 april 2008 en bij de bevindingen van het hof (op 15 februari 2008) dat [verzoeker] het systeem dan wel het regime van Glen Mills (tot in de details) begrijpt.
2.5 De deskundige heeft in het rapport en tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2008 uiteengezet dat [verzoeker], gelet op zijn pathologie, die er door wordt gekenmerkt dat [verzoeker] moeilijk autoriteit verdraagt, moeilijk aanspreekbaar is op zijn gedrag en weinig rekening houdt met anderen, baat heeft bij het systeem van Glen Mills en dat zijn leeftijd hierin een ondergeschikte rol speelt. Het hof merkt hierbij op, dat van de zijde van de stichting -niet weersproken zijdens [verzoeker]- is aangevoerd dat er extra rekening wordt gehouden met de jonge leeftijd van [verzoeker] in die zin dat de stafleden en zijn buddy geïnstrueerd zijn om op bepaalde gebieden meer geduld met [verzoeker] te hebben. [verzoeker] lijkt voorts voldoende veilige ruimte te hebben om gezien zijn leeftijd (extra) steun, aandacht en begeleiding te krijgen en [verzoeker] maakt hiervan ook gebruik. [verzoeker] blijkt bovendien voldoende aansluiting te vinden bij (juist ook oudere) medestudenten en er zijn geen aanwijzingen dat [verzoeker] zich onveilig of angstig voelt binnen de instelling, dat hij op grond van zijn jonge leeftijd niet goed kan meedraaien of op andere wijze last ondervindt van het feit dat hij jonger is dan de gemiddelde student van de Glen Mills School. [verzoeker] lijkt op meerdere vlakken boven zijn leeftijdsniveau te functioneren. Volgens de deskundige heeft [verzoeker], hoewel hij 13 jaar oud is, gelet op zijn voorgeschiedenis, zijn thuissituatie, het gezin van herkomst, zijn leven op straat en gelet op zijn omgang met oudere kinderen, onder wie zijn broers, de psychische rijpheid om het systeem en het regime van de Glen Mills School te hanteren en dit te accepteren. Ook de persoonlijk trainer/coach van [verzoeker] heeft verklaard, zo blijkt uit het rapport van de deskundige, dat [verzoeker] in de omgang met medestudenten assertief is, goed gebekt is en dat hij er niet voor terugdeinst conflicten bespreekbaar te maken. Dit komt ook overeen met de observaties van de deskundige. Ook blijkt dit uit de leidersrol die [verzoeker] bij het sporten op zich neemt. Gebleken is dat [verzoeker] goed kan meekomen in het geboden onderwijs op de Glen Mills School. Gelet op het voorgaande kunnen de grieven dat [verzoeker] te jong is voor de Glen Mills School, dat hij niet in het systeem van de Glen Mills School past, dat hij er niets leert en dat het regime voor hem niet deugt, niet slagen.
2.6 Ten aanzien van de grief dat [verzoeker] op de Glen Mills School wordt gefolterd, overweegt het hof als volgt. Uit verschillende rapporten van de Inspectie Jeugdzorg, waaronder dat van december 2007, is niet gebleken dat diskwalificerende conclusies in dit verband worden getrokken ten aanzien van het regime van de Glen Mills School. Daarnaast blijkt dat de Nederlandse afdeling van Defense for Children in haar tijdschrift voor de rechten van het kind van juni 2006 de Glen Mills School weliswaar kritisch benadert, maar de school het voordeel van de twijfel geeft met de aanbeveling dat het regime zal worden getoetst aan de normen van het IVRK. Verschillende medewerkers van Glen Mills hebben ook verklaard dat wanneer [verzoeker] of een andere student lichamelijke klachten heeft als gevolg van bijvoorbeeld het stilzitten, het de student vrij staat dit te melden zodat eventuele maatregelen genomen kunnen worden. Daarbij komt dat de deskundige in haar rapport van 4 april 2008 concludeert dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat het regime van Glen Mills op [verzoeker] (blijvend) psychologisch nadelige effecten heeft (gehad). Overigens constateert het hof dat [verzoeker] en de medewerkers van Glen Mills elkaar tegenspreken voor wat betreft de ‘straffen’ die [verzoeker] op Glen Mills zou hebben gehad. Gelet op het voorgaande kan de grief naar het oordeel van het hof niet slagen.
2.7 Verder is het hof van oordeel dat geen sprake is van kinderarbeid, nu er geen arbeid wordt verricht in de zin van de Arbeidstijdenwet, de Arbeidsomstandighedenwet of de EG-Richtlijn 94/33. Ook deze grief treft naar het oordeel van het hof geen doel.
2.8 De advocaat van de vader heeft benadrukt dat thans hulpverlening in de thuissituatie wordt ingezet in de vorm van Multi Systeem Therapie waarbij ook [verzoeker] baat zou kunnen hebben. Volgens haar zijn niet alle middelen ingezet teneinde uithuisplaatsing te voorkomen. Het hof overweegt als volgt. Van belang is dat enige vorm van ambulante hulpverlening in de thuissituatie, ondanks de diverse pogingen van de stichting hiertoe, lange tijd niet van de grond is gekomen doordat de stichting geen ingang vond bij het gezin. De plaatsing van [verzoeker] in de justitiële jeugdinrichtingen Eikenstein en De Hunnerberg heeft ten aanzien van [verzoeker] niet het beoogde effect gesorteerd. In rechtsoverweging 2.2 van de tussenbeschikking van 11 maart 2008 heeft het hof reeds overwogen dat, ook in de thuissituatie, weinig grip op [verzoeker] is te krijgen, en dat, nu de ontwikkeling tot de gedragsstoornis niet geremd is door de thuissituatie, niet aannemelijk is dat vanuit die thuissituatie verbetering te verwachten valt. Voorts wordt verwezen naar de voorgaande overwegingen waaruit blijkt dat het thans met [verzoeker] op Glen Mills (redelijk) goed gaat en dat hij een positieve ontwikkeling laat zien. Tenslotte wordt meegewogen dat de Multi Systeem Therapie zich in een prille opstartfase bevindt, zodat er vooralsnog geen (positieve) resultaten zijn. De grief kan naar het oordeel van het hof niet slagen. Dat thans de hulpverlening in de vorm van Multi Systeem Therapie is opgestart in verband met de ondertoezichtstelling van een van de andere gezinsleden, maakt dit oordeel niet anders.
2.9 Ten aanzien van de grief over het ontbreken van een wettelijke basis voor een holding (vastpakken van een student) op Glen Mills, oordeelt het hof dat, zelfs indien van de gegrondheid van de grief kan worden uitgegaan, dit, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de gunstige ontwikkeling die [verzoeker] doormaakt op de Glen Mills School, niet kan leiden tot de conclusie dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] in de Glen Mills School ten onrechte is verlengd dan wel dat de uithuisplaatsing van [verzoeker] in de Glen Mills School dient te worden beëindigd. Het hof acht van belang dat de holding bij [verzoeker] slechts incidenteel is toegepast. Vast is namelijk komen te staan dat [verzoeker] éénmaal level 7 heeft ondervonden en dat dit vijf minuten heeft geduurd, en dat [verzoeker] enkele malen level 6 heeft ondervonden. Level 7 wordt toegepast als de student een bedreiging vormt voor zichzelf en/of zijn omgeving en niet gebleken is, dat ten aanzien van [verzoeker] anders is gehandeld. Niet is komen vast te staan dat het klimaat van verzorging en opvoeding van [verzoeker] in de Glen Mills School wordt gekenmerkt door de toepassing van geestelijk of lichamelijk geweld. De grieven slagen dus niet. Een en ander neemt niet weg, dat de Glen Mills School zich dient te bezinnen op de toepassing van het levelsysteem voor wat betreft level 6 en 7, en in het bijzonder ten aanzien van [verzoeker].
2.10 De advocaat van [verzoeker] stelt verder dat de Glen Mills School een gesloten inrichting is en dat de wettelijke vertegenwoordiger van [verzoeker] geen toestemming heeft gegeven voor een gesloten plaatsing. Voor zover de advocaat van [verzoeker] hiermee een beroep doet op artikel 29b van de op 1 januari 2008 in werking getreden gewijzigde Wet op de Jeugdzorg (Stb. 2007, 578 en 579) is het hof van oordeel dat deze grief geen doel treft. De Glen Mills School is mede gelet op pagina 7, alinea 5, van het ter mondelinge behandeling aangehaalde rapport van Inspectie Jeugdzorg van december 2007, niet aan te merken als een instelling van gesloten jeugdzorg. De feitelijke bevindingen van het hof op 15 februari 2008 sluiten hierop aan, nu geconstateerd is dat Glen Mills geen hekken of gesloten deuren heeft en gebleken is dat studenten in fysieke zin niet worden beperkt om het terrein van de Glen Mills School te verlaten. Nu er geen sprake is van vrijheidsontneming in de zin van artikel 5 lid 1 van het EVRM, komt het hof niet toe aan toetsing van de rechtmatigheid daarvan op grond van artikel 5 lid 4 van het EVRM.
2.11 Het hof komt tot de slotsom dat nu de grieven niet kunnen leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking, deze beschikking dient te worden bekrachtigd.
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep van de rechtbank Utrecht van 29 oktober 2007.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Dungen, Rijken en Prakke-Nieuwenhuizen, bijgestaan door mr. Ligtenberg-Vastenholt als griffier, en is op 14 april 2008 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.
11 maart 2008
Familiekamer
Rekestnummer 104.007.906
G E R E C H T S H O F T E A M S T E R D A M
nevenzittingsplaats Arnhem
wonende te [woonplaats], thans verblijvende te Wezep,
verzoeker, verder te noemen “[verzoeker]”,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht,
verweerster, verder te noemen “de stichting”.
1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof heeft op 5 februari 2008 een tussenbeschikking gegeven.
1.2 Ingevolge die tussenbeschikking heeft op 15 februari 2008 een voortgezette mondelinge behandeling ter plaatse van de Glen Mills School in Wezep plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, [verzoeker] bijgestaan door mr. B.M.E. Drykoningen, advocaat te Utrecht. Namens de stichting zijn verschenen [A.], de gezinsvoogd, en [B.]. Ook [de vader] (hierna te noemen “de vader”) is verschenen, bijgestaan door mr. D.I.A. Schröder, advocaat te Utrecht. Namens de Glen Mills School waren aanwezig [C.], [D.], [G.], [H.] en [I.] (de buddy van [verzoeker] op Glen Mills). Namens de Raad voor de Kinderbescherming te Utrecht (hierna te noemen “de raad”) is met kennisgeving vooraf niemand verschenen.
2 De motivering van de beslissing
2.1 Het hof neemt over en blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 5 februari 2008. Het hof overweegt voorts als volgt. Ingevolge artikel 1:245 lid 4 BW heeft het ouderlijk gezag mede betrekking op burgerlijke handelingen van een minderjarige in rechte. [verzoeker] is als minderjarige zelf in beroep gekomen van de bestreden beschikking. Nu de vader van [verzoeker] bij de vermelde voortgezette mondelinge behandeling desgevraagd heeft verklaard dat hij instemt met het hoger beroep en dat dit zonodig aangemerkt moet worden als een door hem als wettelijk vertegenwoordiger van [verzoeker] ingesteld hoger beroep, acht het hof geen beletselen aanwezig om [verzoeker] ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.
2.2 Aan de orde is in de eerste plaats of de kinderrechter terecht op verzoek van de stichting de machtiging tot de uithuisplaatsing van [verzoeker] heeft verleend. Ingevolge artikel 1:261 lid 1 BW kan de kinderrechter de stichting op haar verzoek machtigen de minderjarige dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke en lichamelijke gesteldheid. Namens [verzoeker] is aangevoerd, dat ambulante hulpverlening nooit is aangeboden en dat andere minder vergaande maatregelen nooit zijn beproefd. In dat kader is het Centrum voor Ambulante forensische psychiatrie De Waag genoemd. Het hof oordeelt evenwel dat de kinderrechter op goede gronden tot het verlenen van de machtiging is overgegaan. De ontwikkeling van [verzoeker] is als zorgwekkend te beschouwen. Uit onder meer het met betrekking tot [verzoeker] opgemaakte psychologisch rapport van drs. I. van Asselt, GZ-psycholoog, van 6 augustus 2007 leidt het hof af, dat [verzoeker] een gedragsstoornis heeft, die zich uit in het pesten, bedreigen, intimideren van anderen, beginnen van vechtpartijen, wapengebruik, leugenachtig gedrag en diefstal. Hij heeft een achterstand in sociaal-emotionele ontwikkeling, heeft een ontkennende en externaliserende houding en legt de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag bij zijn omgeving. Er is weinig grip op hem te krijgen. Dat laatste geldt ook voor thuissituatie; het hof acht het, nu de ontwikkeling tot de gedragsstoornis niet geremd is door zijn thuissituatie, niet aannemelijk dat vanuit die thuissituatie verbetering te verwachten valt.
De conclusie is daarom dat het in het belang van de opvoeding van [verzoeker] noodzakelijk is dat een machtiging wordt verleend tot zijn uithuisplaatsing gedurende dag en nacht.
2.3 Vervolgens ligt de vraag voor of, zoals de kinderrechter heeft bepaald, de uithuisplaatsing in de Glen Mills School de toetsing in hoger beroep kan doorstaan. De kern van de bezwaren van [verzoeker], zoals opgesomd door mr. Drykoningen mede ter voortgezette mondelinge behandeling, en diens vader, is dat [verzoeker] er niets leert, dat hij daar verhardt in een omgeving die niet voor hem geschikt is, dat [verzoeker] daar aan mishandeling wordt blootgesteld in een systeem waarvoor in de Nederlandse rechtsorde geen basis is te vinden en welk systeem nog erger is dan dat van een gesloten setting in een Justitiële Jeugdinrichting. De stichting heeft bij de voortgezette mondelinge behandeling haar standpunt gehandhaafd dat [verzoeker] in de Glen Mills School mede gezien zijn ontwikkeling met betrekking tot scholing goed op zijn plaats is en dat er voldoende oog is voor de individuele omstandigheden van [verzoeker].
2.4 Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling heeft [verzoeker] (samen met [I.]) tijdens een rondleiding op de Glen Mills School een uitgebreide, gedetailleerde en van begrip van het systeem blijkende uitleg en toelichting gegeven over de verschillende verblijfruimten, het dagprogramma, de structuur en het systeem van Glen Mills, de groepsprocessen en de levels. Vervolgens hebben twee bulls van de Glen Mills School en [I.] een rondleiding gegeven door de sport- en opleidingsfaciliteiten van Glen Mills.
[verzoeker] heeft onder meer verklaard dat studenten op Glen Mills afhankelijk van hun gedrag een status verkrijgen. Een student komt binnen op Glen Mills met de status van “concern”. Als een concern een probleem veroorzaakt of zich niet aan de regels houdt, dan valt hij terug naar de status van eye-concern. Als een concern zich goed gedraagt, dan kan hij de status aspirant krijgen. Deze status kent de onderverdeling negatief aspirant, neutraal aspirant en positief aspirant. Wanneer een aspirant zich goed gedraagt en positief gedrag laat zien, dan kan hij kandidaat “bull” worden. Vervolgens kan een student bull worden. Een bull kan lid worden van het unitbestuur en wordt dan “rep” (representative). De status van “exec” (executive) geldt voor een bull met de hoogste status en de president (van het unitbestuur). Iedere student heeft (gedurende de eerste fase) een buddy. [verzoeker] heeft verklaard dat hij als concern is binnengekomen en dat hij, na enkele malen teruggevallen te zijn, nu positief aspirant is. Hij heeft daarbij exact aangegeven welke achtereenvolgende statussen hij heeft doorgemaakt. Hoe hoger de status, hoe meer privileges een student heeft. Als een student bijvoorbeeld nog concern of aspirant is, dan mag hij niet zomaar de woonkamer of de recreatieruimte betreden of eten uit de koelkast pakken. Eerst moet via een bull worden gevraagd of dat mag. Pas als een student de status bull heeft, dan mag hij internetten, op de Playstation en al dan niet met begeleiding het terrein van de school verlaten. Eenmaal per week mag een student telefonisch contact hebben met zijn ouders. Hoe hoger de status, hoe langer de beltijd. [verzoeker] heeft verklaard dat hij thans vijf minuten per week mag bellen. Dit gebeurt altijd in de aanwezigheid van een bull en een staflid.
2.5 [I.] heeft over de groepsprocessen onder meer verklaard dat deze plaatsvinden als een student bijvoorbeeld is weggelopen. De groep gaat in een cirkel bij elkaar op de grond zitten. Tijdens het groepsproces wordt door de hogeren in rang uitgezocht wat er precies is gebeurd, wat de aanleiding is geweest en wie verantwoordelijk zijn. Degene die verantwoordelijk is, bijvoorbeeld de teruggekomen wegloper of zijn buddy, kan een issue krijgen. Een issue houdt in dat de student zich moet verantwoorden tegenover de groep. Een groepsproces kan soms wel eens tot laat in de avond bijvoorbeeld tot 23.00 uur duren, omdat als de druk hoog is in de groep, men in verband met de veiligheid niet altijd kan of wil stoppen. Dan kan wel worden besloten dat de studenten die aan het groepsproces hebben deelgenomen, de volgende ochtend later mogen opstaan. Het groepsproces wordt alleen onderbroken door eten en slapen. Als de student iets wil, dan kan hij zijn hand opsteken, zonder daarbij de arm te bewegen. Als een student ziek of uitgeput is, dan wordt hier wel aandacht aan besteed. Deze student kan dan bijvoorbeeld op een stoel plaatsnemen of als het echt niet gaat naar bed gaan. Het enkele feit dat een student vermoeid is, is geen reden om hem uit het groepsproces te laten vertrekken. Er wordt niet specifiek rekening gehouden met iemands (jonge) leeftijd. Indien een student aangeeft dat hij lichamelijke klachten heeft, dan wordt de huisarts geraadpleegd. [verzoeker] heeft verklaard tijdens deze groepsprocessen pijn in zijn rug te hebben gehad.
2.6 Verder heeft [verzoeker] verklaard over de keren dat hij moest schrobben, waarvan één keer vier dagen achtereen in de doucheruimte. Hij moest met de benen gestrekt zittend op de vloer schrobben met in beide handen een borstel. [verzoeker] heeft tevens verklaard eenmaal tot 2.30 uur in de ochtend strafregels te hebben geschreven. Enkele malen heeft hij bij incidenten level 6 gehad en eenmaal level 7. [I.] heeft over level 6 het volgende verklaard. Als een student zich niet aan de regels houdt, door bijvoorbeeld zijn handen in zijn zakken te houden, dan wordt hij hierop aangesproken in de vorm van “haal je handen uit je zakken”. Uitgaande van het geval dat de overtreder niet luistert, dan wordt een hand op de borst van de overtreder gelegd (a touch of attention) . Vervolgens komen er andere studenten en een staflid omheen staan. De correctie van het foute gedrag wordt nog enkele malen opnieuw verzocht. Als de overtreder zijn foute gedrag dan nog niet corrigeert, dan voert degene die de overtreder confronteert, zelf de correctie uit. In een opklimmende schaal van levels is dit ongeveer level 5/6. Als de overtreder tegenstribbelt, dan wordt hij gefixeerd (vastgepakt en vastgehouden). Indien de fixatie tot geweld van de overtreder leidt, dan kan level 7 worden toegepast, dat is een plaatsing van de overtreder op de grond. De overtreder wordt dan op zijn rug gelegd en zijn armen en benen worden door (vijf) anderen vastgehouden. Dit duurt net zo lang totdat de overtreder respect toont door (positief) te reageren op de confrontatie. [verzoeker] heeft hierop aangevuld dat de level 7 die hij heeft gehad pijn deed, maar dat er wel met hem werd gepraat. Bij hem heeft level 7 vijf minuten geduurd.
2.7 Het hof acht zich na de rondleiding en de verstrekte toelichting voldoende voorgelicht over het in de Glen Mills School geldende regime binnen het aldaar gehanteerde systeem. Bij het hof resteert de vraag of het regime van dat systeem, waarvan vaststaat dat het is opgezet voor jeugdigen in de leeftijdscategorie van (oorspronkelijk 15, nadien) 14 tot 18-jarigen wel voldoende toegesneden is op [verzoeker] als 13-jarige (en 12-jarige toen hij bij de Glen Mills school werd geplaatst). Het hof verwijst daarbij naar hetgeen in de tussenbeschikking van 5 februari 2008 in rechtsoverweging 4.1 is overwogen. Het hof acht zich in het bijzonder onvoldoende voorgelicht over de vraag of het regime van de Glen Mills School (blijvend) psychologisch nadelige effecten heeft (gehad) op [verzoeker], daarbij betrokken dat de toegepaste methode niet specifiek op de behandeling of (ver)zorg(ing) van 13-jarigen is gericht, dat [verzoeker] vier dagen achtereen heeft “geschrobd”, éénmaal tot 2.30 uur ’s nachts strafwerk heeft moeten schrijven, pijn in zijn rug heeft ervaren door langdurig op de grond te moeten zitten en éénmaal een level 7 correctie heeft moeten ondergaan. Het hof wenst deze vraag op een vervolgzitting te bespreken in aanwezigheid van drs. I. van Asselt, GZ-psycholoog, die [verzoeker] als vast gerechtelijk deskundige eerder ten behoeve van het opstellen van het psychologisch pro justitia rapport van 6 augustus 2007 heeft gezien en die het hof reeds te kennen heeft gegeven bereid te zijn als deskundige een nader onderzoek te verrichten.
2.8 Over de benoeming van drs. Van Asselt is van de zijde van het hof overleg gevoerd met de advocaat van [verzoeker], de advocaat van de vader van [verzoeker] en de stichting. De advocaat van [verzoeker] en de advocaat van de vader van [verzoeker] hebben medegedeeld dat zij drs. Van Asselt niet de aangewezen persoon vinden voor een nader onderzoek. Het hof ziet hierin evenwel geen reden voor benoeming van een andere deskundige, nu drs. Van Asselt reeds met [verzoeker] bekend is en verwacht kan worden dat zij vanuit haar professionele expertise als onafhankelijk deskundige kan optreden. Van de zijde van de stichting is geen bezwaar gemaakt tegen deze benoeming.
2.9 Drs. Van Asselt zal worden gevraagd [verzoeker] te bezoeken in de Glen Mills School, waarvoor de medewerking van de School wordt verondersteld.
Het hof zal drs. Van Asselt verzoeken ter zitting van dit hof van 7 april 2008 haar deskundig (mondeling) verslag van bevindingen te presenteren, bij gelegenheid waarvan (uiteraard) ook door partijen en de vader vragen aan drs. Van Asselt kunnen worden gesteld. Aan de griffier zal worden verzocht een afschrift van het procesdossier aan drs. Van Asselt ter beschikking te stellen.
2.10 Indien een schriftelijke rapportage voor de nadere mondelinge behandeling gereed is, dan verzoekt het hof drs. Van Asselt deze rapportage aan het hof en, om tijdswille, ook aan partijen en belanghebbenden toe te zenden.
2.11 Alle verdere beslissingen zullen worden aangehouden.
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
benoemt tot deskundige die (mondeling) dient te rapporteren over de in rechtsoverweging 2.7 genoemde vragen:
Drs. I. van Asselt,
GZ-psycholoog te Amsterdam;
bepaalt dat de kosten van de deskundige ten laste van ’s Rijks kas worden gebracht;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking en van het procesdossier aan de deskundige zal zenden;
verzoekt de deskundige op de nadere mondelinge behandeling zich uit te laten over de in rechtsoverweging 2.7 genoemde vragen;
bepaalt dat de deskundige zich voor vragen en/of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. G.P.M. van den Dungen;
bepaalt dat de mondelinge behandeling van dit hof zal worden voortgezet op 7 april 2008 te 13.30 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Dungen, Rijken en Prakke-Nieuwenhuizen, bijgestaan door mr. Ligtenberg-Vastenholt, als griffier en is op 11 maart 2008 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.
5 februari 2008
Familiekamer
Rekestnummer 104.007.906
G E R E C H T S H O F T E A M S T E R D A M
nevenzittingsplaats Arnhem
wonende te [woonplaats], thans verblijvende te Wezep,
verzoeker, verder te noemen “[verzoeker]”,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht,
verweerster, verder te noemen “de stichting”.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Utrecht van 29 oktober 2007, uitgesproken onder zaaknummer 236431 / JE RK 07-1746.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 6 november 2007, is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek van de stichting tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] af te wijzen, kosten rechtens.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 28 december 2007, heeft de stichting het verzoek in hoger beroep van [verzoeker] bestreden. De stichting verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 31 januari 2008 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. B.M.E. Drykoningen, advocaat te Utrecht. Namens de stichting zijn verschenen [A.], de gezinsvoogd, [J.] en [B.]. Ook [de vader] (hierna te noemen “de vader”) is verschenen, bijgestaan door mr. D.I.A. Schröder, advocaat te Utrecht. Namens de Glen Mills School zijn verschenen [C.], [K.] en [D.]. Namens de Raad voor de Kinderbescherming te Utrecht (hierna te noemen “de raad”) is met kennisgeving vooraf niemand verschenen.
2.4 Het hof heeft kennis genomen van de overige stukken, waaronder de brief van de raad van 2 januari 2008.
3.1 De vader en [de moeder] (hierna te noemen “de moeder”) zijn op 6 januari 1983 met elkaar gehuwd.
3.2 Uit dat huwelijk zijn vier kinderen geboren ([kind 1], [kind 2], [verzoeker] en [kind 4]). [verzoeker] is op [geboortedatum] 1994 geboren. De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het gezag over [verzoeker].
3.3 Bij beschikking van 27 juni 2006 heeft de kinderrechter in de rechtbank Utrecht [verzoeker] onder toezicht gesteld van de stichting voor de duur van een jaar met ingang van 27 juni 2006, welke termijn laatstelijk is verlengd bij beschikking van 21 juni 2007 voor de duur van een jaar met ingang van 27 juni 2007.
3.4 De stichting heeft op 17 juli 2007 een indicatiebesluit genomen als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wet op de jeugdzorg.
3.5 Bij beschikking van 17 juli 2007 heeft de kinderrechter in de rechtbank Utrecht -op verzoek van de stichting- een machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] verleend in een Glen Millsgroep zonder een daartoe strekkend indicatiebesluit met ingang van 17 juli 2007 voor de duur van drie maanden. Bij de -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking van 4 oktober 2007 heeft de rechtbank de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] met ingang van 16 oktober 2007 verlengd met twee weken en de behandeling aangehouden in afwachting van nadere inlichtingen van de gezinsvoogd over de situatie van [verzoeker] op de Glen Mills School en om onderzoek te doen naar een meer geschikte locatie dan de Glen Mills School.
3.6 Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] in een behandelgroep, te weten de Glen Mills School, als bedoeld in het indicatiebesluit van 10 september 2007, met ingang van 30 oktober 2007 verlengd tot 16 april 2008.
3.7 [verzoeker] verblijft sedert 2 augustus 2007 in de Glen Mills School te Wezep.
4 De motivering van de beslissing
4.1 Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht om op grond van de stukken en het verhandelde ter mondelinge behandeling een beschikking te geven. Het hof acht een voortzetting van de mondelinge behandeling ter plaatse in de Glen Mills School noodzakelijk, teneinde nader kennis te nemen van de omstandigheden waaronder [verzoeker] in de Glen Mills School verblijft, het aldaar toegepaste systeem om een gedragsverandering van [verzoeker] te bewerkstelligen en de uitwerking van het dagprogramma. Het hof betrekt daarbij in het bijzonder dat [verzoeker] als thans 13-jarige (en 12-jarige ten tijde van zijn plaatsing in de Glen Mills School) buiten de leeftijdscategorie van 14 tot 18-jarigen valt, waarvoor het toegepaste systeem is opgezet en dat ter mondelinge behandeling van de zijde van de Glen Mills School is verklaard dat met de basisbehoeften op het gebied van slaap, verzorging en bejegening van kinderen in de leeftijd van [verzoeker] geen rekening wordt gehouden. Het hof zal zich daartoe op de nader aan te geven datum en tijdstip begeven naar de Glen Mills School met het hiervoor omschreven doel.
4.2 Het hof bepaalt de datum van de voorgezette mondelinge behandeling op vrijdag 15 februari 2008 om 10.00 uur. Partijen en belanghebbenden worden opgeroepen om, desgewenst in aanwezigheid van hun raadsman te verschijnen. Uitstel zal niet worden verleend.
4.3 Het hof verzoekt de stichting met de Glen Mills School in contact te treden ter voorbereiding van de voorgezette mondelinge behandeling.
4.4 Het hof zal na de voorgezette mondelinge behandeling naar bevind van zaken beslissen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bepaalt dat de mondelinge behandeling wordt voorgezet ter plaatse van de Glen Mills School te Wezep op vrijdag 15 februari 2008 om 10.00 uur;
bepaalt dat partijen en belanghebbenden ter voortgezette mondelinge behandeling in persoon, bij voorkeur tezamen met hun raadslieden, dienen te verschijnen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Dungen, Rijken en Prakke-Nieuwenhuizen, bijgestaan door mr. Ligtenberg-Vastenholt, als griffier en is op 5 februari 2008 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.