GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 14 augustus 2008 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.005.743/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
procureur: mr. F.B. Falkena,
[…],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2. De man is op 9 mei 2008 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 14 februari 2008 van de rechtbank te Alkmaar met kenmerk 97390 / ES RK 07-963.
1.3. De zaak is op 3 juli 2008 ter terechtzitting behandeld, alwaar zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.B. Warmerdam-Wolfs te Alkmaar.
1.4. De vrouw is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.1. Het hof heeft, voorzover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.
2.2. Partijen zijn op […] 2003 gehuwd. Bij beschikking van 14 februari 2008 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw de Franse nationaliteit.
2.3. De vrouw heeft de echtelijke woning, die in mede eigendom aan partijen toebehoort, in 2005 verlaten. De op die woning rustende hypotheek bedraagt € 177.000,-.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is - voor zover thans van belang - het verzoek van de man de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen in die zin dat de echtelijke woning zonder verdere verrekening aan hem wordt toegescheiden en binnen 14 dagen na betekening van de beschikking aan hem moet worden geleverd met bepaling dat de beschikking in de plaats zal treden van de medewerking van de vrouw aan de levering, afgewezen.
3.2. De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, zijn inleidend verzoek alsnog toe te wijzen met dien verstande dat de echtelijke woning aan hem moet worden geleverd binnen 14 dagen nadat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan doch niet eerder dan dat de echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand en dat de beschikking op grond van artikel 3:300 BW zal dienen als onherroepelijke volmacht voor de akte van levering, welke volmacht niet zal eindigen door de dood van de vrouw.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. De man heeft ter terechtzitting in hoger beroep aanvullend verzocht te bepalen dat de op de echtelijke woning rustende hypotheek eveneens aan hem wordt toegedeeld onder de verplichting dat de man ervoor zorg draagt dat de vrouw uit haar aansprakelijkheid wordt ontslagen.
4.2. Het hof stelt vast dat Nederlands recht op het onderhavige verzoek van toepassing is, aangezien blijkens mededeling van de man ter terechtzitting in hoger beroep partijen hun eerste huwelijksdomicilie in Nederland hadden.
4.3. De grieven van de man lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De man stelt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek heeft opgevat als een verzoek tot partiële verdeling. De huwelijksgoederengemeenschap van partijen omvat alleen de echtelijke woning en de daarop rustende hypotheek. Bij haar vertrek heeft de vrouw haar persoonlijke eigendommen meegenomen, alsmede de helft van de inboedel. Het saldo van de enige bankrekening van partijen was en is nihil. Zo al sprake zou zijn van een partiële verdeling, dan zijn er gewichtige redenen die een dergelijke verdeling rechtvaardigen. De vrouw verblijft al geruime tijd op een onbekende bestemming in het buitenland terwijl hij, die in de woning is achtergebleven, alle (hypothecaire) lasten daarvan draagt en de woning niet kan verkopen of een nieuwe hypothecaire lening kan sluiten en investeringen in het huis kan doen, aldus de man.
4.4. Het hof is op grond van hetgeen uit de stukken in het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de tussen partijen te verdelen huwelijksgoederengemeenschap uitsluitend nog de echtelijke woning en de daarop rustende hypotheek omvat. De bankrekening van partijen had noch een positief noch een negatief saldo en de vrouw heeft een deel van de inboedel meegenomen, terwijl niet is gesteld dat er andere tot de huwelijks¬goederengemeenschap behorende vermogensbestanddelen zijn en daarvan ook niet is gebleken.
4.5. Het verzoek van de man kan derhalve in zoverre worden toegewezen dat de echtelijke woning evenals de daarop rustende hypotheek aan hem worden toebedeeld. Met betrekking tot de vraag of dit ook zonder nadere verrekening dient te geschieden, overweegt het hof als volgt. De man heeft de woning in het jaar 2000 gekocht. In 2003 is hij met de vrouw in het huwelijk getreden, waarna de woning op hun beider naam is komen te staan. In 2005 heeft de vrouw de woning verlaten en is met onbekende bestemming vertrokken. De man woont nog steeds in de woning en heeft de lasten van de woning steeds voor zijn rekening genomen. De man heeft geprobeerd telefonisch contact met de vrouw te krijgen, hetgeen hem één keer is gelukt. Bij die gelegenheid wilde zij hem niet zeggen waar ze verblijft. Sinds haar vertrek uit de woning heeft de vrouw niet laten blijken van enige belangstelling voor de woning, zodat het ervoor gehouden moet worden dat zij geen rechten op de woning wenst uit te oefenen.
De onderhandse verkoopwaarde van de woning is, blijkens mededeling van de man ter terechtzitting in hoger beroep, door een makelaar geschat op € 178.000,- tot € 180.000,-. Gelet op de geringe overwaarde alsmede de hiervoor weergegeven omstandigheden, komt het het hof niet onredelijk voor de woning toe te delen aan de man tegen een waarde die de hoogte van de hypotheek niet overstijgt.
4.6. Het hof zal, gelet op het daartoe strekkende verzoek van de man, bepalen dat deze beschikking in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte. Voorts zal het hof deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren en conform het verzoek van de man bepalen dat deze beschikking in de openbare registers dient te worden ingeschreven binnen een termijn van 14 dagen na betekening van deze uitspraak aan de vrouw. Het is aan de man te bewerkstelligen dat de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
4.7. Vanwege het belang van de vrouw te worden bevrijd van haar verplichtingen uit hoofde van de op de woning rustende hypothecaire lening, zal het hof aan de werking van de bepaling dat deze beschikking in de plaats treedt van een tot levering bestemde akte als voorwaarde verbinden dat de man ervoor dient zorg te dragen dat de vrouw wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen.
4.8. Dit leidt tot de volgende beslissing.
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de woning aan de […] te […], kadastraal bekend onder nummer […], en de daarop rustende hypotheek met nummer […] aan de man worden toegescheiden, onder de verplichting voor de man ervoor zorg te dragen dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen;
bepaalt dat deze beschikking in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte onder de voorwaarde dat de man ervoor zorgdraagt dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen;
bepaalt dat deze beschikking in de openbare registers dient te worden ingeschreven binnen een termijn van 14 dagen nadat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, doch niet eerder dan dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.L. Diender, C.G. Kleene-Eijk en J.E. Geuzinge in tegenwoordigheid van
mr. C.M. van Harten als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2008 door de rolraadsheer.