Uitspraak
mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
mr. P.J. van der Korst te Amsterdam.
1.
Feiten
dat kosten natuurlijk in rekening kunnen worden gebracht.
bij gebreke waarvan het bestuur naar bevind van zaken zal handelen."
f112.000,- en aan [appellant sub 2] een beloning ter grootte van
f20.000,-.
3.
grief 1betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] allereerst dat de rechtbank buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden, nu Louder aan de vordering niet onbehoorlijke taakvervulling als bedoeld in artikel 2:9 BW ten grondslag heeft gelegd. Ook betogen
dehen
opgedragen
bestuurstaak onbehoorlijk hebben vervuld. Deze onbehoorlijke taakvervulling zal hierna worden beschreven. Deze procedure strekt ertoe om hun onbehoorlijke taakvervulling voor zoveel als mogelijk terug te draaien, en de betrokken bestuurders,[appellant sub 1] en
[appellant sub 2] , voor de gevolgen van deze onbehoorlijke taakvervulling aansprakelijk te houden.
grief 2betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van 26 januari 2000 de jaarstukken over 1998 zijn goedgekeurd en dat dit meebrengt dat aan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] décharge is verleend voor het gevoerde beleid, waartoe behoort het zichzelf toekennen van de litigieuze beloning. De grief faalt, want ten tijde van deze aandeelhoudersvergadering bestond tussen partijen over dit laatste reeds een geschil en had Louder de onderhavige procedure reeds
eenbeloning van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] heeft besloten, stuit zij af op de onjuistheid van dit uitgangspunt, zoals hierboven ten aanzien van de eerste grief overwogen. Voor het overige stuit de grief af op hetgeen de rechtbank met juistheid heeft overwogen, namelijk dat uitsluitend de redelijkheid en billijkheid geen grondslag kunnen vormen voor een verplichting tot toekenning van een beloning. Dit is niet anders voor de redelijkheid en billijkheid in het verband van de gedragingen van hen die bij een rechtspersoon zijn betrokken.
grief 4betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat de rechtbank ten onrechte de gevorderde onkostenvergoeding heeft afgewezen op de grond dat van de gedeclareerde posten niet is komen vast te staan dat zij verband houden met werkzaamheden voor Louder. Bij de desbetreffende vordering baseren [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zich op een notitie van 9 september 1997, die als bijlage bij de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van die datum is overgelegd. Die notitie luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Kosten, die direct kunnen worden toegerekendaan
werkzaamheden voorLou
der, worden integraal vergoed.
Telefoon- en faxkosten alsook postzegels worden vergoed naar werkelijk gemaakte kosten of volgens een redelijke schatting van het werkelijke gebruik.
Algemene kantoorkosten, zoals voor werkruimte, archief, gebruik van computer, printer, fax, papier, enveloppen en andere kantoorbenodigdheden worden vergoed voor een bedrag van f 5.000, per jaar (_).
Autokosten worden vergoed per afgelegde kilometer tegen het tarief dat fiscaal aftrekbaar is. Inbegrepen zijn hierin alle kosten die fiscaal ook hierbij zijn inbegrepen."