ECLI:NL:GHAMS:2008:BJ4486
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- C.G. Kleene-Eijk
- G.J. Driessen Poortvliet
- J.E. Geuzinge
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter bij echtscheiding met internationale elementen
In deze zaak gaat het om de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in een echtscheidingsprocedure waarbij internationale elementen spelen. De vrouw, appellante, heeft op 17 maart 2008 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Haarlem van 18 december 2007, waarin zij niet-ontvankelijk was verklaard in haar verzoek tot echtscheiding. De echtscheiding was eerder op 17 mei 2005 uitgesproken door het High Court of Kenya te Mombasa. De vrouw heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak op 12 augustus 2005, en stelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van artikel 3 lid 1 onder a van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 (Brussel II-bis), omdat zij ten minste zes maanden voorafgaand aan haar verzoek haar gewone verblijfplaats in Nederland had.
De man, geïntimeerde, betwist de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en stelt dat er een rechtsgeldige echtscheidingsprocedure in Kenia aanhangig is. Het hof oordeelt dat de vrouw inderdaad haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft gehad en dat de Nederlandse rechter in beginsel rechtsmacht heeft. Echter, het hof concludeert dat er geen reden is om de zaak aan te houden in afwachting van een uitspraak van de Keniaanse rechter, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de vrouw in haar processuele belangen is geschaad en de procedure in Kenia niet op basis van vervalste stukken is gestart.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de vrouw niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 9 september 2008.