ECLI:NL:GHAMS:2009:BH3724

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.004.969-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. van Lingen
  • M.A. Goslings
  • E.E. van Tuyll van Serooskerken-Roëll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hervatting loonbetalingen na opschorting door onvoldoende medewerking werknemer bij reïntegratie

In deze zaak gaat het om de hervatting van loonbetalingen aan werknemer X door zijn werkgever, de besloten vennootschap KRUIDENIER FOODSERVICES B.V. X was sinds december 1991 in dienst bij een rechtsvoorganger van Foodservices en vervulde sinds 2000 de functie van hoofd expeditie. Na een overname door Foodservices in 2006, ontstonden er spanningen die leidden tot een ziekmelding van X op 14 mei 2007. Foodservices beschouwde de reïntegratie-inspanningen van X als onvoldoende en besloot de loonbetalingen per juni 2007 op te schorten. X startte een kort geding om de hervatting van zijn loonbetalingen af te dwingen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 november 2007 stelde de kantonrechter voor om een mediator in te schakelen, met de afspraak dat de loonbetalingen hervat zouden worden zodra X bij de mediator aanwezig was. Ondanks de inschakeling van de mediator leidde dit niet tot een oplossing. De kantonrechter wees de vorderingen van X af en compenseerde de proceskosten. X ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat er onvoldoende grond was voor veroordeling van Foodservices tot toekomstige loonbetalingen, aangezien de loonbetalingen inmiddels waren hervat. De grieven van X werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. X werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die door Foodservices waren gemaakt. Het hof benadrukte dat X geen voorbehoud had gemaakt voor zijn claim op wettelijke verhoging, waardoor deze ook niet inhoudelijk kon worden beoordeeld.

Uitspraak

10 februari 2009 (bij vervroeging)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
X,
wonende te Z,
APPELLANT,
advocaat: mr. R.V.H. Jonker, gevestigd te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KRUIDENIER FOODSERVICES B.V.,
gevestigd Rotterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J.G. Mahn, gevestigd te Amsterdam.
1. Het verloop van het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 7 april 2008 is appellant (X) in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Hoorn (hierna: de kantonrechter) van 10 maart 2008, onder zaaknummer/rolnummer 249830/CV EXPL 07-3299 gewezen tussen X als eiser en geïntimeerde (Foodservices) als gedaagde.
Bij memorie heeft X twee grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn vorderingen, zoals verwoord in de inleidende dagvaarding, alsnog (gedeeltelijk) zal toewijzen, met veroordeling van Foodservices in de kosten van beide instanties.
Bij memorie van antwoord heeft Foodservices de grieven bestreden, producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van X in de kosten van het hoger beroep.
Vervolgens is arrest gevraagd.
2. De beoordeling
2.1 Het gaat in deze zaak, kort gezegd, om het volgende.
(i) X is in december 1991 bij een rechtsvoorganger van Foodservices in dienst getreden. Sinds 2000 vervult hij de functie van hoofd expeditie. Per 1 januari 2006 heeft Foodservices de onderneming van de oorspronkelijke werkgever van X overgenomen. Deze overname heeft wijzigingen in de bedrijfsvoering met zich gebracht. Dit heeft spanningen bij X teweeg gebracht. Deze heeft zich als gevolg daarvan op 14 mei 2007 ziek gemeld.
(ii) Omdat X, naar het oordeel van Foodservices, “verzuimgesprekken” ontliep en zich niet daadwerkelijk inzette voor zijn reïntegratie heeft zij de betaling van het salaris van X met ingang van dat over de maand juni 2007 opgeschort.
(iii) De reïntegratie van X is niet op gang gekomen en Foodservices heeft de opschorting van de salarisbetalingen voortgezet.
(iv) X heeft vervolgens het onderhavige kort geding geëntameerd. Ter mondelinge behandeling op 28 november 2007 heeft de kantonrechter, blijkens het proces verbaal van die zitting, voorgesteld een mediator via de rechtbank in te schakelen. In dat verbaal valt ook te lezen dat de kantonrechter in dat verband heeft gezegd: “Als er via de rechtbank een mediator wordt ingeschakeld, dan moet er loon worden doorbetaald zodra X bij de mediator aanwezig is.”
(v) Er is vervolgens via de rechtbank een mediator ingeschakeld.
(vi) Die mediation heeft niet tot een voor partijen gewenst resultaat geleid. Vervolgens is het bestreden vonnis gewezen. Daarbij is de vordering van X afgewezen en zijn de proceskosten gecompenseerd.
(vii) Bij beschikking van de kantonrechter van 19 juni 2008 is de arbeidsovereenkomst van X met ingang van 1 juli 2008 ontbonden.
3.2 Grief 1 ziet op de overweging van de kantonrechter dat hij onvoldoende grond aanwezig acht voor veroordeling van Foodservices tot toekomstige loonbetalingen aan X, (onder meer) omdat Foodservices de loonbetalingen inmiddels had hervat en op dat moment niets erop wees dat zij daarmee in de toekomst in gebreke zou blijven. De grief faalt, reeds omdat X geen belang meer heeft bij een andere beslissing terzake. De arbeidsovereenkomst is immers per 1 juli 2008 ontbonden en gesteld noch gebleken is dat Foodservices in de periode na hervatting van de loonbetalingen (blijkens de zich bij de stukken bevindende brief aan de kantonrechter van 14 februari 2008 van de advocaat van Foodservices zijn, overeenkomstig de ter zitting gemaakte afspraken, de loonbetalingen hervat – en is toen ook het achterstallig salaris uitbetaald – na het eerste mediationgesprek) tot de ontbinding op enig moment nogmaals de loonbetalingen heeft gestaakt of opgeschort.
3.3 Grief 2 heeft betrekking op de afwijzing door de kantonrechter van de vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten en ziet daarnaast, blijkens de toelichting op de grief, ook op het feit dat de kantonrechter de gevorderde wettelijke verhoging over de oorspronkelijke loonvordering niet heeft toegewezen (blijkens de inleidende dagvaarding en de in eerste aanleg genomen akte wijziging van eis is deze verhoging over de maanden juni 2007 tot en met november 2007 gevorderd).
3.4 Het hof overweegt als volgt.
3.5 De inleidende dagvaarding ziet in hoofdzaak op hervatting van de loonbetalingen. De buitengerechtelijke kosten dienen derhalve ook te zien op pogingen die loonbetalingen weer op gang te krijgen. De advocaat van X heeft aan die pogingen, volgens haar eigen opgave, drie brieven gewijd: zie haar pleitnota in eerste aanleg sub 5. Bij nadere beschouwing blijkt het hier te gaan om een kort briefje (van 9 juli 2007) en om twee brieven waarin vorenbedoelde pogingen slechts een klein onderdeel uitmaken van het geschrevene (brieven van 12 juli 2007 en 3 augustus 2007). Reeds op die grond ziet het hof geen aanleiding wijziging te brengen in de beslissing van de kantonrechter de desbetreffende vordering af te wijzen.
3.6 Met betrekking tot de wettelijke verhoging geldt het volgende. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg maakt het hof op dat partijen destijds hebben ingestemd met inschakeling van een mediator via de rechtbank en maakte onderdeel van die afspraak uit dat Foodservices de loonbetalingen zou hervatten (en de opgeschorte loonbetalingen zou uitkeren) zodra het eerste mediationgesprek zou hebben plaatsgevonden. Dat X in dat geval – dat zich ook heeft voorgedaan: zie onder 3.2 - niettemin zijn claim behield op wettelijke verhoging ligt niet zonder meer voor de hand. Naar voorlopig oordeel van het hof was daartoe vereist dat X ter bedoelde mondelinge behandeling zich dit (vorderings)recht uitdrukkelijk had voorbehouden. Een zodanig voorbehoud is gesteld noch gebleken. Op die grond komt ook het hof niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van deze claim.
4. Slotsom
4.1 De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
4.2 X zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt X in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Foodservices begroot op € 254,- aan verschotten en € 632,- aan kosten advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. N. van Lingen, M.A. Goslings en E.E. van Tuyll van Serooskerken-Roëll en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2009.