ECLI:NL:GHAMS:2009:BH4516

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.021.365
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling met schone lei; vastgestelde tekortkoming blijft wegens geringe betekenis buiten beschouwing, na arbeidsongeschiktheidsbeoordeling

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [appellant], een 50-jarige alleenstaande man met rug- en psychische klachten, die onder inkomensbeheer staat van zijn zus. Hij ontving een WWB-uitkering en heeft een arbeidsintegratietraject gevolgd, maar dit traject is niet succesvol afgerond door zijn verzuim. Op 2 december 2008 werd een medisch belastbaarheidsonderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat [appellant] tijdelijk niet belastbaar was voor arbeid. Een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling op 28 januari 2009 bevestigde deze conclusie, waarbij werd gesteld dat hij niet in staat was tot betaald werk vanwege psychisch disfunctioneren.

Het hof overweegt dat [appellant] tekort is geschoten in de nakoming van zijn sollicitatieplicht, omdat hij niet tijdig een medische verklaring heeft overgelegd. Echter, het hof concludeert dat de tekortkoming van geringe betekenis is, gezien de omstandigheden van [appellant] en zijn medische situatie. Het hof heeft de bevindingen van de keuringsarts zwaarder gewogen dan eerdere rapportages, en oordeelt dat de sollicitatieverplichting niet voor [appellant] gold.

Daarom wordt de tekortkoming buiten beschouwing gelaten en wordt aan [appellant] de schone lei verleend. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank Utrecht, dat de schone lei had onthouden, en stelt vast dat de schuldsaneringsregeling zal eindigen na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer 200.021.365
arrest van de eerste civiele kamer van 16 februari 2009
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. E. Osinga te Utrecht.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 30 november 2005 is ten aanzien van appellant (hierna te noemen: [appellant]) de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken.
1.2 Bij vonnis van 9 juni 2008 heeft de rechtbank Utrecht het verzoek van de rechter-commissaris tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [appellant] afgewezen en [appellant] de gelegenheid geboden (alsnog) voor een ontheffing van de sollicitatieplicht in aanmerking te komen door middel van een door hem over te leggen medische verklaring van een onafhankelijke arts.
1.3 Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 16 december 2008 is vastgesteld dat [appellant] in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten, welke tekortkoming aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank heeft bij voornoemd vonnis de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder dat daarbij de zogenoemde schone lei is verstrekt.
1.4 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 22 december 2008 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 16 december 2008 en heeft hij het hof verzocht hem alsnog de schone lei te geven en het vonnis te vernietigen.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met de daarbij behorende stukken, de brief met bijlagen van 5 januari 2009 van de bewindvoerder, H.W. Kompagne, de brief met bijlagen van 19 januari 2009 en het faxbericht met bijlage van 4 februari 2009 van de advocaat van [appellant].
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 februari 2009, waarbij [appellant] is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn advocaat. Tevens is verschenen de bewindvoerder.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof het volgende gebleken.
[appellant] is een 50-jarige alleenstaande man met rug- en psychische klachten.
Hij ontvangt een WWB-uitkering en staat sinds 28 maart 2006 onder inkomensbeheer van zijn zus, [A.].
Van 13 juni 2007 tot 13 september 2007 heeft [appellant] een voorschakeltraject gevolgd bij IWA Arbeidsintegratie (hierna te noemen: IWA), welk traject werd afgesloten met het advies aan de sociale dienst van de gemeente [woonplaats], inhoudende dat IWA [appellant] zal begeleiden in een vervolgtraject bij het vinden van passend werk.
[appellant] is op 1 november 2007 met dit traject gestart. Op 26 november 2008 heeft het IWA een afsluitende rapportage uitgebracht, waarin onder meer is opgenomen dat door het vele verzuim van [appellant] het traject niet met resultaat is afgesloten.
Op 2 december 2008 heeft Ausems en Kerkvliet, in opdracht van de gemeente [woonplaats], een rapport opgesteld naar aanleiding van een medisch belastbaarheidsonderzoek dat bij [appellant] op die datum heeft plaatsgevonden. In dat rapport komt, kort samengevat, naar voren dat [appellant] gezien de nader in dat rapport beschreven klachten en problemen tijdelijk als niet belastbaar met arbeid beschouwd kan worden en wordt voorts geadviseerd om over een half jaar een medische herbeoordeling te laten plaatsvinden.
Op 28 januari 2009 heeft een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden door de aan het Medisch Keuringscentrum te Utrecht verbonden arts [arts]. In zijn brief van 28 januari 2009 verklaart [arts] dat hij aan de hand van het van een collega ontvangen medisch dossier vanaf 2005 en de mondelinge toelichting tot de conclusie is gekomen dat [appellant] op grond van het psychisch disfunctioneren en gezien de beperkingen en andere factoren niet te kwalificeren is voor betaald werk.
3.2 De rechtbank heeft [appellant] de schone lei onthouden, omdat hij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieplicht. Daartoe overwoog de rechtbank dat [appellant], ondanks de hem in juni 2008 geboden kans, niet alsnog aan zijn arbeids- en sollicitatieverplichting heeft voldaan. In het daartoe gewezen vonnis staat - zo overweegt de rechtbank - precies wat van [appellant] werd verwacht en dat een onafhankelijke arts, bijvoorbeeld een GGD-arts, een keuring zou kunnen doen. De rechtbank verwijt [appellant] dat hij dit heeft nagelaten en dat [appellant], stellende dat het voor hem onmogelijk was een keuring te regelen en dat hij hiervoor geen geld had, verzuimd heeft meteen in juni 2008 in overleg te treden met de bewindvoerder, maar daarmee heeft gewacht tot september 2008, nadat de bewindvoerder hem nogmaals op zijn verplichting had gewezen.
3.3 Het hof overweegt als volgt.
Vastgesteld moet worden dat [appellant], nadat de rechtbank hem in juni 2008 in het kader van een eventueel aan hem te verlenen ontheffing van de sollicitatieplicht de gelegenheid heeft gegeven een medische verklaring van een onafhankelijke arts over te leggen, er lang over heeft gedaan een dergelijk onderzoek te laten plaatsvinden. Het had op de weg van [appellant] gelegen met de bewindvoerder te bespreken dat het regelen van een keuring in verband met de daaraan verbonden kosten niet mogelijk was. Nu [appellant] dat niet (tijdig) heeft gedaan, is hij tekortgeschoten in de nakoming van één van zijn uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
Op grond van de thans beschikbare en aan het hof overgelegde bevindingen van de keuringsarts [arts], die bij zijn onderzoek alle medische gegevens vanaf 2005 heeft meegenomen, acht het hof, anders dan de bewindvoerder, voldoende aannemelijk geworden dat [appellant] zowel thans als gedurende de gehele looptijd van de schuldsaneringsregeling niet in staat is geweest tot het verrichten van betaald werk, zodat de sollicitatiever-plichting - achteraf gezien - niet voor [appellant] gold. Daarbij heeft het hof aan de resultaten uit voornoemd onderzoek een zwaarder gewicht toegekend dan aan de daaraan voorafgaande op schrift gestelde bevindingen van Ausems en Kerkvliet, waarin vooral het accent wordt gelegd op de actuele gezondheidssituatie van [appellant].
Nu tevens is komen vast te staan dat [appellant] de overige uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren is nagekomen, dient de hiervoor vastgestelde tekortkoming wegens haar geringe betekenis buiten beschouwing te blijven en dient aan [appellant] de schone lei te worden verleend.
3.4 Alle feiten en omstandigheden in onderling verband en in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het hoger beroep slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en er zal als volgt worden beslist.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Utrecht van 16 december 2008 en, opnieuw recht doende:
stelt vast dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, maar dat deze tekortkoming gezien haar geringe betekenis buiten beschouwing blijft;
verstaat dat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal eindigen na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. van Rossum, D.J. van Dijk en A. Smeeïng-van Hees en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2009.