ECLI:NL:GHAMS:2009:BH4747
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R. Veldhuisen
- H.W.J. de Groot
- R.P.P. Hoekstra
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in fiscale en douanerechtelijke procedures
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2008. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.R.H. Freeke, vroeg om een vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten in verband met rechtsbijstand en douanerechtelijke bijstand. De totale gevraagde vergoeding bedroeg € 38.866,02 voor rechtsbijstand en € 36.864,74 voor douanerechtelijke bijstand, plus € 2.500,00 voor het indienen van het verzoekschrift.
De rechtbank had het verzoek afgewezen, waarop de verzoekster in hoger beroep ging. De advocaat-generaal concludeerde tot afwijzing van het verzoek, stellende dat er geen sprake was van een zaak in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, omdat de zaak nooit was overgedragen aan het openbaar ministerie. Het hof oordeelde echter dat de richtlijn voor fiscale en douanedelicten, gepubliceerd in de Staatscourant, een norm bevat die de belangen van de justitiabele beschermt. Dit houdt in dat de justitiabele recht heeft op de voorgeschreven procedure, en dat een onjuiste toepassing van deze procedure niet ten laste van de justitiabele kan komen.
Het hof kwam tot de conclusie dat de verzoekster recht had op vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand, maar niet voor de douanerechtelijke bijstand, omdat deze kosten niet onder artikel 591a Sv vallen. Uiteindelijk kende het hof een vergoeding toe van € 37.819,74 aan de verzoekster, terwijl het verzoek voor douanerechtelijke bijstand werd afgewezen. De beslissing werd genomen door de vijfde meervoudige strafkamer van het hof, en de voorzitter beval de tenuitvoerlegging van de beschikking.