ECLI:NL:GHAMS:2009:BH8971

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.016.671/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.G. Kleene-Eijk
  • G.J. Driessen-Poortvliet
  • E.A. Maan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van ouderlijk gezag en benoeming van voogdij in een complexe gezinszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 17 maart 2009, is de moeder in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Alkmaar, waarin zij ontheven werd van het ouderlijk gezag over haar kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze ontheffing, en de rechtbank had dit verzoek toegewezen. De moeder, die sinds 2000 een relatie heeft met de vader van de kinderen, heeft in het verleden te maken gehad met ernstige huiselijke problemen, waaronder geweld en psychische problemen van de vader. De kinderen zijn sinds 28 december 2005 onder toezicht gesteld en verblijven bij pleegouders. De omgang tussen de moeder en de kinderen is in juni 2007 stopgezet, maar is in oktober 2008 hersteld tot sporadische bezoeken.

Tijdens de zitting op 4 februari 2009 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de moeder, de vertegenwoordiger van de Raad en de gezinsvoogd. Het hof heeft de situatie van de kinderen en de moeder zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat de kinderen, die ernstig zijn beschadigd door de onveilige opvoedingssituatie, in hun huidige pleeggezin goed gedijen en dat het in hun belang is dat zij daar kunnen blijven. De moeder heeft weliswaar positieve ontwikkelingen doorgemaakt, maar het hof oordeelt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat er duidelijkheid moet komen over hun toekomstperspectief. Daarom bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de moeder af om de Raad in de kosten van de procedure te veroordelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 17 maart 2009 in de zaak met landelijk zaaknummer […] van:
[…],
wonende te […],
APPELLANTE,
advocaat: mr. N.J.M. Plat te Den Helder,
t e g e n
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
regio Noord-Holland,
locatie Alkmaar,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de moeder en de Raad genoemd.
1.2. De moeder is op 21 oktober 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 13 augustus 2008 van de rechtbank te Alkmaar, met kenmerk […].
1.3. De Raad heeft op 19 november 2008 een verweerschrift ingediend.
1.4. De moeder heeft op 24 november 2008 aanvullende stukken ingediend.
1.5. De zaak is op 4 februari 2009 ter terechtzitting behandeld.
1.6. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- mevrouw A.M. Meester, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, lokatie Alkmaar (hierna: de Raad),
- de heer T. Dieleman, de gezinsvoogd namens Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (hierna: BJZ),
- mevrouw Mol, vertegenwoordiger van Stichting de Rotonde te Alkmaar (hierna: de Rotonde).
1.7. De pleegouders zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. De moeder heeft sinds 2000 een relatie met [de vader]. Uit deze relatie zijn - voor zover in de onderhavige procedure van belang - geboren [de minderjarige 1] op […] 2003 en [de minderjarige 2] op […] 2004 (hierna tevens: de kinderen). De vader heeft de kinderen erkend.
2.2. Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling heeft op 27 december 2005 melding gemaakt van ernstig huiselijk geweld als gevolg van psychische problemen van [de vader] en van financiële problemen.
2.3. Bij beschikking van 28 december 2005 van de kinderechter in de rechtbank te Alkmaar zijn de kinderen (voorlopig) onder toezicht gesteld van BJZ en is een machtiging tot hun uithuisplaatsing verleend. De ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn nadien telkens verlengd.
2.4. De kinderen verblijven sinds 28 december 2005 bij [de pleegouders].
2.5. De Raad heeft op 16 maart 2006 een rapport opgesteld over de opvoedingssituatie van de kinderen.
2.6. Naar aanleiding van een gewelddadig incident is de omgang tussen [de vader] en de kinderen met ingang van november 2006 stopgezet.
2.7. Naar aanleiding van een gewelddadig incident is de omgang tussen de moeder en de kinderen met ingang van juni 2007 stopgezet. Met ingang van oktober 2008 hebben zij circa een keer per twee maanden omgang met elkaar.
2.8. De Raad heeft op 26 maart 2008 een rapport opgesteld over de wenselijkheid van een verderstrekkende maatregel.
2.9. Onder de stukken bevindt zich een aan de Raad gerichte brief van 10 juli 2008 van BJZ, waarin deze zich bereid verklaart de voogdij over de kinderen te aanvaarden.
2.10. [De vader] is gedetineerd geweest. Hij woont thans samen met de moeder.
2.11. De moeder krijgt begeleiding van stichting MEE. In januari 2009 is de Rotonde gestart met een onderzoek naar de persoonlijkheid en opvoedingskwaliteiten van de moeder.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de Raad de moeder ontheven van het ouderlijk gezag over de kinderen en BJZ tot voogd benoemd.
3.2. De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, de inleidende verzoeken van de Raad alsnog af te wijzen, met veroordeling van de Raad in de kosten van de procedure.
3.3. De Raad verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Het hof dient te beoordelen of de rechtbank de moeder terecht van het ouderlijk gezag over de kinderen heeft ontheven. De formele gronden tot ontheffing zijn niet in geschil. De moeder realiseert zich dat de kinderen als gevolg van de in het verleden onstabiele en onveilige opvoedingssituatie ook thans nog zeer kwetsbaar zijn. Zij erkent dat de kinderen gedurende hun verblijf bij de pleegouders een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt en acht het in het belang van de kinderen dat zij zich ongestoord kunnen hechten in het pleeggezin waar zij verblijven.
4.2. Het hof overweegt dat uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen dat de kinderen op jonge leeftijd ernstig zijn beschadigd als gevolg van gewelddadige escalaties tussen de ouders en de persoonlijke problematiek van de moeder, en dat zij zodanig opgroeiden dat hun geestelijke belangen en hun gezondheid ernstig werden bedreigd. Ondanks het feit dat de kinderen al zeer geruime tijd in een perspectief biedend pleeggezin verblijven, alwaar zij zijn gehecht en het goed met hen gaat, blijft de moeder hopen dat zij in de toekomst zelf voor hen kan zorgen. Het hof is van oordeel dat juist daarom reeds nu in het belang van de kinderen duidelijkheid dient te komen over hun toekomstperspectief. Dat belang is dat de kinderen in het huidige pleeggezin kunnen blijven wonen en opgroeien zonder de vrees dat de uithuisplaatsing op enig moment beëindigd kan worden. De positieve ontwikkelingen die de moeder de afgelopen tijd heeft doorgemaakt en haar bereidheid om de kinderen vooralsnog in het pleeggezin te laten doen aan het voorgaande niet af. De resultaten van het in januari 2009 door de Rotonde gestarte onderzoek naar de persoonlijkheid en opvoedingskwaliteiten van de moeder zal het hof derhalve niet afwachten. Gelet op het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
4.3. Het hof ziet in de omstandigheden van het geval geen aanleiding de Raad te veroordelen in de kosten van de procedure zoals door de moeder is verzocht. Dit verzoek wordt derhalve afgewezen.
4.4. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. Kleene-Eijk, G.J. Driessen-Poortvliet en E.A. Maan in tegenwoordigheid van
mr. C.M. van Harten als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2009.