ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ5217

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.026.050
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de schuldsaneringsregeling en aanbieding van akkoord aan schuldeisers

In deze zaak gaat het om de voortzetting van de schuldsaneringsregeling van de appellante, die in hoger beroep is gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had op 10 februari 2009 geoordeeld dat de appellante toerekenbaar tekortgeschoten was in haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, waardoor de regeling was beëindigd zonder dat de appellante een schone lei kreeg. De appellante heeft op 17 februari 2009 hoger beroep ingesteld en verzocht om vernietiging van het vonnis en toekenning van een schone lei.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 maart 2009 heeft de bewindvoerder informatie verstrekt over een aanbod van de huidige partner van de appellante om een bedrag van € 15.500,- beschikbaar te stellen voor een akkoord met de schuldeisers. Dit bedrag zou voldoende zijn om de preferente crediteuren volledig te voldoen en een aanzienlijk percentage van de concurrente crediteuren. Het hof heeft vastgesteld dat er een reële kans is dat de appellante tot een akkoord kan komen met haar schuldeisers.

Gelet op de omstandigheden heeft het hof besloten om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de schuldsaneringsregeling voort te zetten voor een periode van vier maanden. Dit biedt de appellante de gelegenheid om haar schulden te herstructureren en een akkoord aan te bieden aan haar schuldeisers, zoals toegestaan onder artikel 329 lid 1 van de Faillissementswet. De beslissing van het hof is op 6 april 2009 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer 200.026.050
arrest van de eerste civiele kamer van 6 april 2009
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. C. Steijgerwalt te Utrecht.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 26 oktober 2005 is ten aanzien van appellante (hierna te noemen: [appellante]) de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken.
1.2 Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 10 februari 2009, uitgesproken onder zaaknummer 05/909 R, is vastgesteld dat [appellante] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft hiermee de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder dat daarbij de zogenoemde schone lei aan [appellante] is verstrekt.
1.3 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 17 februari 2009 ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 10 februari 2009 en heeft zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en te bepalen dat aan haar alsnog een schone lei wordt toegekend, kosten rechtens.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, van de brief met bijlagen van 9 maart 2009 van de bewindvoerder, M. van Marle, het faxbericht van 10 maart 2009, de brief met bijlagen van 12 maart 2009 van de advocaat van [appellante] en het faxbericht met bijlagen van 26 maart 2009 van de bewindvoerder.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 maart 2009, waarbij [appellante] is verschenen in persoon, bijgestaan door haar advocaat. Voorts is de bewindvoerder verschenen.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 De rechtbank heeft [appellante] de schone lei geweigerd, kort gezegd, omdat [appellante] in het tijdvak 21 februari 2006 tot 18 maart 2008 niet heeft voldaan aan haar sollicitatieverplichting.
3.2 Blijkens de door de bewindvoerder bij faxbericht van 26 maart 2009 overgelegde informatie blijkt dat de huidige partner van [appellante] zich op 24 maart 2009 bereid heeft verklaard om [appellante] met een bedrag van € 15.500,- in de gelegenheid te stellen een akkoord aan haar schuldeisers aan te bieden. De bewindvoerder heeft berekend dat met dit bedrag de twee preferente crediteuren van [appellante], Belastingdienst Ondernemingen Utrecht en DMO te Utrecht, volledig kunnen worden voldaan en alle concurrente crediteuren voor 74%. Volgens de bewindvoerder is hier sprake van een goed aanbod, waarvoor zij maximaal vier maanden denkt nodig te hebben om dat met de schuldeisers van [appellante] af te handelen.
3.3 Artikel 329 lid 1 van de Faillissementswet bepaalt dat een schuldenaar bevoegd is ten aanzien van vorderingen waarvoor de schuldsaneringsregeling werkt aan de schuldeisers van die vorderingen een akkoord aan te bieden. Evenals de bewindvoerder is het hof van oordeel dat gelet op de hoogte van het aangeboden bedrag de mogelijkheid dat [appellante] tot een akkoord met haar schuldeisers komt kans van slagen heeft. Gelet hierop zal het hof een inhoudelijke bespreking van de zaak achterwege laten, het vonnis waarvan beroep vernietigen en bepalen dat de schuldsaneringsregeling zal worden voortgezet voor een periode van vier maanden na de datum van dit arrest.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Utrecht van 10 februari 2009 en, opnieuw recht doende:
bepaalt dat de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] zal worden voortgezet tot vier maanden na de datum van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.C. Groen, A. Smeeïng-van Hees en V. van den Brink en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2009.