ECLI:NL:GHAMS:2009:BK0351
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.E.A. Wildenburg
- N.F. van Manen
- C.N. Dalebout
- Rechtspraak.nl
Ongewenstverklaring van een vreemdeling en de toepassing van gemeenschapsrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Brazilië en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 13 oktober 2006 tot ongewenst vreemdeling verklaard. De verdachte voerde aan dat hij inmiddels legaal in Duitsland verblijft en Duits staatsburger is, en dat hij een herziening van de ongewenstverklaring zal aanvragen. Het hof oordeelde echter dat de verdachte niet als ingezetene van een lidstaat van de Europese Unie kon worden aangemerkt, en dat hij derhalve geen aanspraak kon maken op het vrij verkeer van personen zoals bedoeld in de Richtlijn 2004/38/EG.
Het hof baseerde zijn oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder een beschikking van ongewenstverklaring en proces-verbaal van verhoor. De verdediging stelde dat de ongewenstverklaring niet geldig was, omdat niet aan de criteria van het gemeenschapsrecht was getoetst. Het hof concludeerde echter dat de beschikking tot ongewenstverklaring niet aantoonbaar onjuist was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot een ander oordeel zouden nopen. De vordering van het openbaar ministerie om het vonnis waarvan beroep te bevestigen werd dan ook gehonoreerd.
Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de overwegingen in het arrest. Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak benadrukt de toepassing van het gemeenschapsrecht in zaken van ongewenstverklaring en de vereisten die daarbij gelden.