Bij de beoordeling van de klacht wordt van het navolgende uitgegaan:
a. Klaagster is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd (geweest) met [echtgenoot].
b. In 2005 hebben klaagster en haar echtgenoot de woning aan de [straat] [nummer] te [plaats] gekocht.
c. In 2006 is geconstateerd dat de echtgenoot van klaagster binnen een afzienbare termijn zou overlijden aan de gevolgen van een ongeneeslijke ziekte.
d. Mede in verband met dit vooruitzicht heeft de echtgenoot van klaagster zijn testament laten opmaken. Een eerste bespreking hiertoe is in augustus 2006 door hem gevoerd met notaris [2]. Het concept van het testament is nadien door notaris [2] met de erflater doorgenomen.
e. In september 2006 heeft de echtgenoot van klaagster de echtelijke woning verlaten. Op 17 oktober 2006 is zijn testament ten overstaan van notaris [1] verleden.
f. Op 4 januari 2007 is de echtgenoot van klaagster (hierna: de erflater) overleden. Op grond van het testament zijn de twee dochters van de erflater enig erfgenaam van de nalatenschap. Aan hen is voorts onder meer het navolgende gelegateerd:”(…)
3. Legaten
5. Ik legateer (…)
- alle inboedel - en overige goederen welke zich bevinden in mijn woning aan de [straat] [nummer] te [plaats] met uitzondering van die goederen die ik aan derden heb gelegateerd;
g. In zijn testament heeft de erflater het navolgende aan klaagster gelegateerd. “(…)
3. Legaten
1. Ik legateer (…)
a. mijn aandeel in de eigendom van de woning aan de [straat] [nummer] (…) [plaats], (…) inclusief het verbouwingsdepot, zulks onder de verplichting voor haar om de daarop rustende (hypothecaire) geldlening(en) voor haar rekening te nemen en – onder vrijwaring van mijn erfgenamen – als eigen schuld te voldoen;
b. (mijn aandeel in) de in gemelde woning aanwezige inboedel als bedoeld in artikel 3:5 Burgerlijk Wetboek, zulks met uitzondering van die goederen die ik blijkens dit testament aan derden legateer. (…)”.
h. Bij brief van 23 januari 2007 is aan klaagster een afschrift van het testament toegezonden.In haar brief van 26 februari 2007 heeft klaagster onder meer de navolgende vraag aan de notarissen gesteld: “(…)
Gaarne verneem ik van u of het juist is dat het de bedoeling van mijn echtgenoot met dit testament was dat alles wat verband hield met het appartement, dus met inbegrip van de financieringsconstructie daarvan en de zich daarin bevindende inboedel- en andere roerende goederen, voor mij zou zijn en zijn onverdeeld aandeel daarin derhalve niet in zijn nalatenschap zou vallen. (…)”.
i. Notaris [2] heeft in zijn brief van 28 februari 2007 de vraag van klaagster als volgt beantwoord: “(…)
Eerlijk gezegd is mij niet geheel duidelijk wat de achtergrond van uw vraag is. Naar mijn mening is het gemaakte legaat duidelijk en strookt met de bedoeling van erflater zoals die dat aan mij heeft opgegeven. U spreekt over “met inbegrip van de financieringsconstructie”. Indien u daarbij doelt op het verbouwingsdepot, daaraan is in het testament aandacht besteed. Indien u op iets anders doelt, dan verneem ik graag wat dit is alvorens ik iets kan zeggen over de “bedoeling” van de heer [echtgenoot].
In zijn algemeenheid is het zo bij testamenten dat eerst indien de bewoordingen onduidelijk zijn, er sprake kan zijn van benodigde “uitleg” van het testament c.q. de achterliggende bedoelingen van de erflater een rol gaan spelen. (…)”.
j. In deze brief heeft notaris [2] nog eens op zijn kantoor uitgenodigd om het een en ander toe te lichten. Klaagster is hier niet op ingegaan.
k. In haar brief van 4 maart 2007 aan de notarissen heeft klaagster medegedeeld dat zij een schriftelijk antwoord op haar vraag wenst te ontvangen.
l. In zijn brief van 9 maart 2007 heeft notaris [2] namens notaris [1] het navolgende – voor zover hier van belang – aan klaagster medegedeeld: “(…) Met betrekking tot het legaat heb ik u al geschreven dat in zijn algemeenheid eerst uitleg aan de orde komt indien de bewoordingen onduidelijk zijn. Ook heb ik u al gezegd dat mijns inziens de woorden van het onderhavige testament duidelijk zijn. Hoewel de heer [notaris 2] de voorbereiding van het testament voor zijn rekening heeft genomen is ook tijdens het passeren het legaat uitgebreid aan de orde geweest hetgeen geresulteerd heeft in de in het testament opgenomen tekst.
In financieringsconstructies is ook wel eens sprake van spaarpolissen of andersoortige polissen met een afkoopwaarde of iets dergelijks die mede tot de zekerheid van de financierende bank dienen. Dit soort polissen, voor zover aanwezig, vallen niet onder het legaat en vallen dus gewoon in de gemeenschap van goederen.
Ter voorkoming van overlappende beantwoording van uw brieven aan de heer [notaris 2] en ondergetekende heb ik deze brief mede geschreven ter beantwoording van uw brief van 4 maart jl. aan de heer [notaris 2]. (…)”.
In deze brief heeft notaris [1] voorts zijn uitnodiging voor een gesprek herhaald.
m. In haar brief van 11 maart 2007 heeft klaagster aan notaris [1] onder meer medegedeeld dat hij slechts “een algemeen antwoord geeft en de beantwoording van de vraag in concreto opschort”.
n. In zijn brief van 16 maart 2007 heeft notaris [2] – voor zover hier van belang – het navolgende aan klaagster medegedeeld:”(…)
Inderdaad ben ik betrokken geweest bij de voorbereiding van het testament van uw overleden echtgenoot. Tijdens de voorbereiding van het testament is uiteraard ook de formulering van de aan u gemaakte legaten aan de orde geweest. Uiteindelijk is de bedoeling (…) verwoord zoals vermeld in het u bekende testament onder 3.1 (a en b). Deze tekst komt mij duidelijk voor.
Aan u komt de woning aan de [straat] [nummer] inclusief verbouwingsdepot en de daarmee verband houdende hypotheekschuld, alsmede de in deze woning aanwezige inboedel (voor zover niet aan derden gelegateerd).
Uw vraag of het de bedoeling was van uw echtgenoot dat “alles wat verband hield met de woning” aan u zou toekomen (waarbij het mij niet geheel duidelijk is waarop u precies doelt) moet ik dan ook ontkennend beantwoorden. Zaken die niet expliciet zijn benoemd in de aan u vermaakte legaten vallen hier ook niet onder en behoren aldus tot de ontbonden gemeenschap van goederen (waarvan de nalatenschap van uw echtgenoot weer deel uitmaakt). (…)”.
o. Op 18 juni 2008 heeft notaris [2] de door de hypotheekbank geschreven brief van 10 juni 2008 ontvangen, waarin de hypotheekbank heeft vermeld dat zij met ingang van 10 juni 2008 de leningsovereenkomst uitsluitend op naam van klaagster zal administreren. Op aandringen van notaris [2] - in verband met de positie van de erfgenamen - heeft de bank op 9 juli 2008 aan deze brief toegevoegd dat de erfgenamen niet langer aansprakelijk zijn voor deze lening.
p. Notaris [2] heeft de door hem ontvangen rente over het door de erfgenamen op 13 mei 2008 op zijn rekening gestorte bedrag aan klaagster overgemaakt.
q. Op 14 juli 2008 is door klaagster de akte van afgifte legaat ondertekend.