ECLI:NL:GHAMS:2009:BK2821

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.039.292-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.J. Driessen-Poortvliet
  • R.G. Kemmers
  • H.L.L. Neervoort-Briët
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een bijzonder curator in een familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzonder curator voor haar minderjarige dochter. De moeder stelde dat de belangen van de minderjarige conflicteren met de wensen van de vader, en dat de minderjarige geen contact meer met haar vader wil. De moeder verzocht om de benoeming van een bijzonder curator, omdat zij meende dat er een wezenlijk conflict was ontstaan tussen de minderjarige en de vader. BJA en de vader hebben dit standpunt gemotiveerd betwist.

Het hof overwoog dat uit de parlementaire geschiedenis van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek blijkt dat de benoeming van een bijzonder curator niet bedoeld is voor algemene opvoedingsproblemen, maar voor situaties waarin een wezenlijk conflict bestaat over de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De moeder voerde aan dat de vader niet in het belang van de minderjarige heeft gehandeld, maar het hof concludeerde dat er geen bewijs was voor een dergelijk wezenlijk conflict. De advocaat van de minderjarige verklaarde dat zij het nut van een bijzonder curator niet inziet en dat zij behoefte heeft aan rust in de situatie tussen haar ouders.

Gelet op deze overwegingen heeft het hof geoordeeld dat er op dat moment geen noodzaak was voor de benoeming van een bijzonder curator, en heeft het verzoek van de moeder afgewezen. De beschikking van de kinderrechter werd bekrachtigd, en de zaak werd afgesloten zonder verdere maatregelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 27 oktober 2009 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.039.292/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANTE,
advocaat: mr. L.I. Boomsma-Shriber te Amsterdam,
t e g e n
BUREAU JEUGDZORG AGGLOMERATIE AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de moeder en BJA genoemd.
1.2. De moeder is op 31 juli 2009 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 2 juni 2009 van de kinderrechter in de rechtbank te Amsterdam, met kenmerk 09-1423/429110//09-972/426234/09-1206/427633.
1.3. BJA heeft op 18 september 2009 een verweerschrift ingediend.
1.4. […] (hierna: de vader) heeft in zijn hoedanigheid als belanghebbende op 22 september 2009 een verweerschrift ingediend.
1.5. Aan de zijde van de moeder zijn op 25 september 2009 nadere stukken ingediend.
1.6. De zaak is op 5 oktober 2009 ter terechtzitting behandeld.
1.7. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer H. van Arkel en mevrouw T. Groeneveld, vertegenwoordiger van BJA;
- mevrouw F. Huizinga, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam en Gooi- en Vechtstreek, locatie Amsterdam (hierna: de Raad);
- mr. A.S. Kamphuis advocaat te Amsterdam namens […] (hierna: [de minderjarige]).
1.8. De vader en zijn advocaat mr. R.A. Schram te Assendelft zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. De moeder en de vader zijn [in] 1987 gehuwd. Hun huwelijk is op 5 juli 1999 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 9 juni 1999 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk zijn geboren […] [in] 1991, […] [in] 1993 en [de minderjarige] [in] 1995.
2.2. Bij beschikking van de kinderrechter van 19 december 2007 is de vader alleen belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige]. Deze beschikking is bekrachtigd bij beschikking van dit hof van 16 september 2008.
2.3. [de minderjarige] heeft vanaf 22 januari 2007 tot 20 augustus 2007 verbleven in de Bascule te Amsterdam. Vanaf 20 augustus 2007 heeft [de minderjarige] een dagbehandeling gevolgd bij de Bascule en heeft zij afwisselend bij de vader en de moeder verbleven.
2.4. De Raad heeft op verzoek van BJA onderzoek verricht naar [de minderjarige] en hieromtrent op 9 februari 2009 rapport uitgebracht.
2.5. Bij beschikking van de kinderrechter van 17 maart 2009 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar.
2.6. De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 april 2009 een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verleend voor verblijf in een accommodatie van een zorgaanbieder voor de duur van veertien dagen. Bij beschikking van de kinderrechter van 6 mei 2009 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verleend voor verblijf elders, te weten bij tante moederszijde, tot 27 juni 2009.
2.7. Bij beschikking van de kinderrechter van 13 mei 2009 is een voorlopige machtiging voor plaatsing in gesloten jeugdzorg verleend voor de duur van veertien dagen, welke beschikking haar kracht heeft verloren, omdat de belanghebbenden niet in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken. Bij beschikking van de kinderrechter van 29 mei 2009 is wederom een voorlopige machtiging voor plaatsing in gesloten jeugdzorg verleend voor de duur van veertien dagen. Deze machtiging is nadien verlengd, laatstelijk bij beschikking van de kinderrechter van 24 augustus 2009 voor de duur van drie maanden.
2.8. [de minderjarige] verblijft momenteel in RIJ de Doggershoek.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is -voor zover thans van belang- het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzonder curator over [de minderjarige] afgewezen.
3.2. De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, mr. P. Crans te Amsterdam, althans een door het hof aan te wijzen persoon te benoemen tot bijzonder curator over [de minderjarige].
3.3. BJA verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans dit verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
3.4. De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. De moeder stelt dat de belangen van [de minderjarige] conflicteren met de wensen van de vader, dat [de minderjarige] geen contact meer met haar vader wil en dat dientengevolge een bijzonder curator dient te worden benoemd.
BJA en de vader hebben dat standpunt gemotiveerd betwist.
4.2. De Raad heeft geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen en daartoe aangevoerd dat benoeming van een bijzonder curator op dit moment geen toegevoegde waarde heeft voor [de minderjarige].
4.3. Het hof overweegt als volgt. Uit de parlementaire geschiedenis betreffende artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek blijkt dat het niet de bedoeling is geweest algemene opvoedingsproblemen met behulp van een bijzonder curator tot een oplossing te brengen, maar dat wel is beoogd te voorzien in de mogelijkheid van benoeming van een bijzonder curator wanneer met betrekking tot de verzorging en opvoeding een wezenlijk conflict is ontstaan tussen de minderjarige en degene die als wettelijke vertegenwoordiger met zijn of haar verzorging en opvoeding is belast.
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek -kort samengevat- aangevoerd dat [de minderjarige] door toedoen van de vader in een voorziening voor gesloten jeugdzorg is geplaatst en dat de vader daarmee niet in het belang van [de minderjarige] heeft gehandeld. Daargelaten de juistheid van deze stelling kan -anders dan de moeder kennelijk betoogt- een conflict omtrent de wijze van behandeling van een minderjarige niet op één lijn worden gesteld met een wezenlijk conflict terzake de verzorging en opvoeding. Overigens is van een dergelijk conflict in het onderhavige geval niet gebleken.
De advocaat van [de minderjarige] heeft ter terechtzitting verklaard dat [de minderjarige] uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat zij op dit moment het nut van een bijzonder curator niet inziet en dat zij niet voornemens is een gerechtelijke procedure te entameren om een bijzonder curator te benoemen. Daarnaast heeft zij haar advocaat aangegeven dat zij veel spanning ondervindt van de onderlinge strijd tussen haar ouders en dat zij gebaat is bij rust. De advocaat van [de minderjarige] heeft daarbij nog aangetekend dat [de minderjarige] zich goed ontwikkelt tijdens haar verblijf in de Doggershoek en dat zij aldaar steeds beter in staat is haar gevoelens te uiten.
Gezien het vorenstaande ontbreekt op dit moment de noodzaak tot benoeming van een bijzonder curator, zodat het verzoek van de moeder daartoe zal worden afgewezen.
4.4. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, R.G. Kemmers en H.L.L. Neervoort-Briët in tegenwoordigheid van mr. B.J. Voerman als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2009.