ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4420

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.037.460-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.M.A. Gerritzen-Gunst
  • M. Wigleven
  • J.G. Gräler
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ondertoezichtstelling van minderjarige kinderen na verbetering van de zorgsituatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie van de moeder en de vader. De moeder, gediagnosticeerd met PDD-NOS, had in het verleden ondersteuning ontvangen van verschillende zorginstellingen, waaronder Stichting De Praktijk en het Centrum Autisme van GGZ. De Raad voor de Kinderbescherming had de ondertoezichtstelling aangevraagd, omdat er zorgen waren over de opvoedingssituatie en de veiligheid van de kinderen. Tijdens de zitting op 30 september 2009 werd echter duidelijk dat de situatie van de moeder en haar gezin aanzienlijk was verbeterd. De moeder had hulpverlening georganiseerd en er was een hoofdbehandelaar aangesteld die dagelijks in het gezin aanwezig was. Het hof constateerde dat de momenten waarop de moeder alleen met de kinderen was, beperkt waren, en dat de vader een stabiele factor in het gezin vormde. De Raad had eerder aangegeven dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was, maar het hof oordeelde dat de gronden voor deze maatregel niet langer aanwezig waren. De ondertoezichtstelling werd dan ook per direct vernietigd, en het hof wees het verzoek van de Raad af. Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede samenwerking tussen ouders en hulpverleners en de positieve impact van een ondersteunend netwerk op de ontwikkeling van kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 30 september 2009 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.037.460/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANTE,
advocaat: mr. J.J.J.M. van Ruth te Eindhoven,
t e g e n
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Alkmaar,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de moeder en de Raad genoemd.
1.2. De moeder is op 7 juli 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 9 april 2009 van de kinderrechter in de rechtbank te Alkmaar, met kenmerk 109300 / OT RK 09-319.
1.3. Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, locatie Alkmaar (hierna: BJZ) heeft op 10 augustus 2009 een brief met producties ingediend.
1.4. Op 17 september 2009 heeft de moeder nogmaals de bij haar appelschrift behorende producties 1 tot en met 5 ingediend, doch ditmaal van een leesbare kwaliteit.
1.5. De zaak is op 30 september 2009 ter terechtzitting behandeld, alwaar zijn verschenen:
• de moeder;
• A.M.E. Meester namens de Raad;
• […] (hierna: de vader);
• [X], de vader van de moeder, en zijn echtgenote [Y];
• S. Sultan (hierna: de gezinsvoogd) en S. de Wit namens BJZ.
De advocaat van de moeder is, hoewel behoorlijk opge¬roepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. Uit de relatie van de moeder en de vader zijn geboren [minderjarige A] [in] 2004 en [minderjarige B] [in] 2006 (hierna gezamenlijk: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen.
2.2. De moeder is PDD-NOS met autisme gediagnosticeerd.
2.3. Vanaf januari 2006 tot juli 2009 heeft de moeder tweemaal per week ondersteunende begeleiding van een freelance zorgverlener ontvangen, die was gericht op het ordenen van het huishouden.
2.4. De moeder en de kinderen hebben tot juli 2009 verscheidene vormen van hulpverlening ontvangen van Stichting
De Praktijk.
2.5. Het Centrum Autisme van GGZ Noord-Holland-Noord (hierna: GGZ) heeft verscheidene vormen van hulp verleend aan de moeder en de vader. Thans ontvangt het gezin ochtendbegeleiding van GGZ. GGZ heeft bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ) een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget voor langdurige ondersteunende hulp en gespecialiseerde gezinsverzorging in de huishouding.
2.6. De ouders en de kinderen zijn in augustus 2008 opgenomen in de Bascule voor een gezinsbehandeling. Deze gezinsbehandeling is vroegtijdig, na anderhalve week, door de Bascule beëindigd. Van deze gezinsbehandeling heeft de Bascule een Tussentijdse evaluatie en een Rapportage Psychiatrische Observatie opgesteld.
2.7. In november 2008 is door De Bascule een Eigen Kracht Conferentie geïnitieerd en georganiseerd.
2.8. Op 11 maart 2009 heeft de Raad een rapport opgesteld naar aanleiding van een verzoek van 25 september 2008 van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling te Alkmaar (hierna: AMK) om de opvoedingssituatie van de kinderen te onderzoeken.
2.9. De moeder volgt met de kinderen wekelijks interactietherapie in het Vlier Centrum te Spanbroek.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking zijn de kinderen op het daartoe strekkende verzoek van de Raad onder toezicht gesteld van BJZ voor de duur van twaalf maanden, tot 9 april 2010.
3.2. De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de Raad alsnog af te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Aan de orde is de vraag of er ten tijde van het geven van de bestreden beschikking gronden aanwezig waren voor ondertoezichtstelling van de kinderen en of deze ook thans nog aanwezig zijn.
4.2. De moeder stelt dat nu er door de ouders zelf met behulp van hun eigen netwerk en professionele instellingen zoals de GGZ een uitvoerig vangnet is georganiseerd ter ondervanging van haar eventuele problemen met de zorg voor de kinderen, met name wanneer die tegelijk aan haar zorg zijn toevertrouwd, een ondertoezichtstelling niet meer nodig is, maar haar integendeel belemmert, onrustig en onzeker maakt. Zij heeft vertrouwen in mevrouw Erkelens van de GGZ, die elke ochtend bij haar komt, en in de vader die dagelijks om 16.00 uur thuis is en dan in het gezin aanwezig blijft. Weliswaar is door de gezinsvoogdes samen met haar vader de aanvraag persoongebonden budget weer op de rails gezet, maar nu dat gebeurd is, ziet zij niet in hoe de ondertoezichtstelling naast de andere hulp nog zin kan hebben. Zij heeft veel aan de wekelijkse interactietraining met de kinderen in het Vlier Centrum. De opname in de Bascule heeft zij als zeer onaangenaam en bedreigend ervaren en was volgens haar, gezien haar stoornis, juist voor haar niet goed.
4.3. De Raad acht de ondertoezichtstelling nog nodig om een oogje in het zeil te kunnen houden. De Raad maakt zich zorgen omtrent de veiligheid van de kinderen en vreest dat zij in hun ontwikkeling worden bedreigd omdat de opvoedingssituatie volgens de Raad niet veilig is, ook al zet de moeder zich prima in voor het aanleren van opvoedingsvaardigheden.
4.4. Het hof overweegt als volgt.
Gelet op de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is voldoende komen vast te staan dat de ondertoezichtstelling van de kinderen thans geen toegevoegde waarde heeft. Het hof heeft er begrip voor dat de Raad na de melding bij het AMK door de Stichting de Praktijk, die verder geen mogelijkheden zag de moeder te begeleiden, een beschermingsonderzoek is gestart. Gebleken is dat de administratieve en financiële kant van de hulpverlening aan de moeder en haar gezin inmiddels op het goede spoor is gezet. [X] heeft ter zitting verklaard te verwachten dat het CIZ op korte termijn zal beslissen op de aanvraag voor het persoonsgebonden budget die ten behoeve van de moeder is gedaan. Daarnaast is duidelijk geworden dat er voor het gezin van de moeder thans één hoofdbehandelaar is, I. Erkelens, casemanager bij het Centrum Autisme van GGZ, die dagelijks feitelijk in het gezin aanwezig is. Verder is gebleken dat het gezinsleven van de moeder zodanig is georganiseerd dat ofwel hulpverlening van GGZ aanwezig is, ofwel de vader en moeder tezamen aanwezig zijn, ofwel de kinderen op school dan wel in het kinderdagverblijf zijn. Het aantal momenten waarop de moeder alleen is met haar twee kinderen is zozeer beperkt, dat een eventuele bedreiging van de veiligheid van de kinderen uitgesloten lijkt. Daarbij komt dat de moeder deze beperkte momenten lijkt aan te kunnen. De Raad heeft ter zitting verklaard dat de moeder zich goed heeft ingezet voor het aanleren van opvoedingsvaardigheden. De moeder heeft ook laten zien vooruitgang te hebben geboekt in de – door het hof van grote waarde geachte – interactietherapie die zij met de kinderen in het Vlier Centrum volgt. De opname in de Bascule is niet representatief voor de gezinssituatie omdat juist bij een stoornis zoals die van de moeder, de omgeving zo rustig en prikkelvrij als mogelijk dient te zijn. Daarvan was in de Bascule geen sprake.
De eventuele bedreiging van de kinderen zoals deze door de Raad en BJZ is geschetst, is gelegen in plotseling heftig, onvoorspelbaar non-communicatief gedrag van de moeder naar de kinderen toe. In het verleden heeft zij dit gedrag voornamelijk getoond op momenten waarop zij alleen was met de kinderen en hen niet aankon. Deze momenten zijn thans beperkt als alle hulpverlening rondom de moeder goed functioneert. Het hof gaat ervan uit dat daarvan op korte termijn sprake is (gelet op het feit dat op korte termijn uitsluitsel van het CIZ is te verwachten). Daarnaast is gebleken dat de werktijden van de vader toelaten dat hij dagelijks om 16.00 uur thuis is en dat hij zich ten volle inzet voor de kinderen en de moeder. Hij vormt de stabiele factor in het gezin. Volgens de rapporten van de Raad en BJZ beschikt hij over de nodige pedagogische capaciteiten. Bovendien is vast komen te staan dat het gezin over een uitgebreid netwerk beschikt en dat [X] een actief ondersteunende rol ten behoeve van het gezin speelt. Ten slotte overweegt het hof dat de rechtbank de ondertoezichtstelling heeft gemotiveerd met het bestaan van de noodzaak van een coördinator voor de hulpverlening en niet met de bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen. Die coördinator is er nu in de persoon van een medewerker van GGZ, zodat het hof het overbodig voorkomt dat ook nog een gezinsvoogd wordt aangesteld.
4.5. Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat er op dit moment nog niet gesproken kan worden van bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of van de gezondheid van de kinderen, ervan uit gaande dat voor het gezin voldoende hulpverlening wordt georganiseerd, en dat daarmee de gronden voor de ondertoezichtstelling thans niet langer aanwezig zijn. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook per heden vernietigen. Het hof gaat ervan uit dat de ouders doorgaan met de hulpverlening die zij reeds ontvangen en dat alle aangevraagde hulp daadwerkelijk zal worden ingezet.
4.6. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover dit betreft de ondertoezichtstelling van [minderjarige A] en [minderjarige B] met ingang van heden en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst het inleidend verzoek met ingang van heden alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst, M. Wigleven en J.G. Gräler in tegenwoordigheid van
mr. F.L.A. Straathof als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2009.