ECLI:NL:GHAMS:2009:BK7595
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- G.J. Driessen-Poortvliet
- H.L.L. Neervoort-Briët
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid verzoek tot nihilstelling partneralimentatie in echtscheidingsconvenant
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 10 november 2009, gaat het om de ontvankelijkheid van een verzoek tot nihilstelling van partneralimentatie, zoals overeengekomen in een echtscheidingsconvenant. De man, appellant, is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Haarlem, waarin de vrouw, geïntimeerde, op verzoek de alimentatie op nihil heeft gesteld. De man en vrouw zijn in 1990 gehuwd en hun huwelijk is op 28 december 1999 ontbonden. Bij de echtscheidingsbeschikking van 14 december 1999 is een alimentatiebedrag van NLG 350,- per maand vastgesteld, te betalen door de vrouw aan de man.
In het hoger beroep verzoekt de man de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot nihilstelling, terwijl de vrouw verzoekt om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep en de eerdere beschikking te bekrachtigen. Het hof overweegt dat de grief van de man enkel betrekking heeft op de ontvankelijkheid van de vrouw in haar verzoek. De behoefte van de man en de draagkracht van de vrouw zijn niet in geschil. De man stelt dat het echtscheidingsconvenant moet worden aangemerkt als een vaststellingsovereenkomst, maar het hof oordeelt dat dit niet het geval is. De vrouw is ontvankelijk in haar verzoek tot wijziging van de alimentatie op basis van gewijzigde omstandigheden.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de man in hoger beroep af. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken rechters zijn R.G. Kemmers, G.J. Driessen-Poortvliet en H.L.L. Neervoort-Briët, met mr. K.W. van Mourik als griffier.