ECLI:NL:GHAMS:2009:BK8042

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.034.905-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging van alimentatieverplichting in het kader van WSNP

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de alimentatieverplichting van de man voor hun kind op nihil is gesteld vanwege zijn deelname aan de schuldsaneringsregeling (WSNP). De vrouw is van mening dat de man nog steeds in staat moet zijn om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, ondanks zijn financiële situatie. Het hof overweegt dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat niet op voorhand aangenomen kan worden dat de man geen draagkracht heeft. De man heeft verklaard dat er geen schulden waren op het moment van de relatiebeëindiging en dat hij op de hoogte was van de schulden van zijn echtgenote voordat zij trouwden. Het hof concludeert dat de man verantwoordelijk is voor de financiële gevolgen van zijn keuze om in gemeenschap van goederen te trouwen met iemand met aanzienlijke schulden. Het hof besluit om de draagkracht van de man te berekenen en de WSNP buiten beschouwing te laten. Uiteindelijk wordt de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind vastgesteld op € 50,- per maand, met ingang van 1 april 2009. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de nieuwe beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 15 december 2009 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.034.905/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANTE,
advocaat: mr. F.S. Cuperus te Hoorn,
t e g e n
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. F.M.N. Janssen te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2. De vrouw is op 12 juni 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 25 maart 2009 van de rechtbank te Amsterdam, met kenmerk 393790 / FA RK 08-2086.
1.3. De man heeft op 29 juli 2009 een verweerschrift ingediend.
1.4. De man heeft op 22 september 2009 nadere stukken ingediend.
1.5. De zaak is op 15 oktober 2009 ter terechtzitting behandeld.
1.6. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
2. De feiten
2.1. Uit de relatie van partijen is geboren […] (hierna: [het kind]) [in] 2002. [het kind] is door de man erkend. De relatie is beëindigd en [het kind] verblijft bij de vrouw.
2.2. Bij beschikking van dit hof van 12 januari 2006 is een door de man met ingang van 1 juli 2005 aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] bepaald van € 180,- per maand.
2.3. De man is in maart 2006 met mevrouw [x] in gemeenschap van goederen gehuwd. Uit dit huwelijk is [in] maart 2009 een kind geboren.
2.4. Bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 11 januari 2008 is de man toegelaten tot de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (hierna: WSNP of schuldsaneringsregeling).
2.5. Uit de door de man bij faxbericht van 21 januari 2009 overgelegde stukken blijkt dat de rechter-commissaris geen rekening houdt met de door de man te betalen onderhoudsbijdrage.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is, op verzoek van de man, de beschikking van dit hof van 12 januari 2006 gewijzigd in zoverre, dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] op nihil is bepaald vanaf 11 januari 2008 tot het tijdstip dat de WSNP niet meer op de man van toepassing zal zijn.
3.2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat het verzoek van de man tot wijziging en/of nihilstelling van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] wordt afgewezen, dan wel dat de man in zijn verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard, dan wel een zodanige beslissing te nemen als het hof juist zal achten.
3.3. De man verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans dit af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Aan de orde is de vraag of de rechtbank terecht en op juiste gronden de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] op nihil heeft bepaald vanaf 11 januari 2008 tot het moment waarop de schuldsaneringsregeling niet meer op hem van toepassing zal zijn.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat door de omstandigheid dat de schuldsaneringsregeling op de man van toepassing is verklaard en het feit dat uit het huwelijk van de man en zijn echtgenote [in] maart 2009 een kind is geboren, reeds voldoende is komen vast te staan dat de financiële omstandigheden van de man zodanig zijn gewijzigd, dat herbeoordeling van zijn draagkracht gerechtvaardigd is.
4.3. Volgens vaste rechtspraak (Hoge Raad 14 november 2008, LJN: BD7589) kan de rechter bij de beoordeling van een verzoek van een alimentatieplichtige om een vastgestelde onderhoudsbijdrage op grond van wijziging van omstandigheden op nihil te bepalen rekening houden met de toepasselijkheid van de schuldsanering en kunnen de in dat verband vastgestelde feiten veelal tot uitgangspunt worden genomen. Indien de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard, kan een alimentatieplichtige slechts beschikken over het door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag, dat onder bijstandsniveau gelegen is. Aangenomen dient te worden dat een saniet, behoudens bijzondere omstandigheden, niet over draagkracht beschikt om een onderhoudsbijdrage te betalen, aldus de Hoge Raad.
4.4. Het hof overweegt dat in het onderhavige geval sprake is van bijzondere omstandigheden, zodat niet op voorhand kan worden aangenomen dat de man geen draagkracht heeft.
De man heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat er op het moment dat partijen hun relatie beëindigden geen schulden waren en voorts dat hij voorafgaand aan zijn huwelijk met mevrouw [x] wist dat zij grote schulden had. Aangezien de man en zijn echtgenote in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, gaat het hof er van uit dat de schuldsaneringsregeling op de man van toepassing is verklaard ten gevolge van het feit dat de schulden van zijn echtgenote mede op hem worden verhaald. Het hof is van oordeel dat de beslissing van de man om in gemeenschap van goederen te trouwen met iemand die aanzienlijke schulden heeft, voor zijn rekening en risico behoort te komen en dat de negatieve financiële gevolgen daarvan in redelijkheid niet kunnen worden afgewenteld op [het kind]. Dit klemt temeer omdat de schuldeisers van de echtgenote van de man nu - voor hen onverwacht - tevens voldaan worden uit de (aanzienlijke) afdracht van de man aan de bewindvoerder en de verplichting van de man jegens [het kind] van eerdere datum is dan die jegens de schuldeisers van zijn echtgenote. Gelet op het vorenstaande, ziet het hof aanleiding om de draagkracht van de man te berekenen en de toepasselijkheid van de schuldsaneringsregeling buiten beschouwing te laten.
4.5. Bij het berekenen van de draagkracht zal het hof de man aanmerken als alleenstaande, een draagkrachtpercentage van 70 hanteren en de draagkracht van de man over twee kinderen verdelen. Voor de berekening van zijn inkomen neemt het hof als uitgangspunt het netto loon van de man uit dienstbetrekking, vermeerderd met 5% vakantietoeslag. Het hof brengt hierop in mindering de helft van de gezamenlijke lasten zoals premie zorgverzekering, huur, reiskosten en de kosten van de kinderopvang, omdat de echtgenote van de man in eigen levensonderhoud kan voorzien.
4.6. Op grond van de feiten en omstandigheden die hiervoor zijn vermeld en van hetgeen hiervoor is overwogen, is een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] van € 50,- per maand met ingang van 1 april 2009 (de maand volgend op die waarin het tweede kind van de man is geboren [in] maart 2009), in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
4.7. Hiervoor is reeds overwogen dat indien de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard, een alimentatieplichtige slechts kan beschikken over het door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag, dat onder bijstandsniveau gelegen is. Het hof gaat er van uit dat de rechter-commissaris bij de vaststelling van het vrij te laten bedrag rekening zal houden met de onderhavige beschikking.
4.8. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
bepaalt, met wijziging van de beschikking van dit hof van 12 januari 2006, de door de man bij vooruitbetaling te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] met ingang van 1 april 2009 op € 50,- (VIJFTIG EURO’s) per maand;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst, A.L. Diender en F.A.A. Duynstee in tegenwoordigheid van mr. R.M. van Diepen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2009.