GERECHTSHOF AMSTERDAM
nevenzittingsplaats Arnhem
zaaknummer gerechtshof 200.021.236
(zaaknummer rechtbank 596184-UV-08-361)
arrest van de vijfde civiele kamer van 21 juli 2009
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. F.F.P.M. Vermeer,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VCS Energy & ICT B.V.,
gevestigd te Maarssen,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. C. Brederije.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
17 november 2008 dat de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) in kort geding tussen principaal appellant (hierna ook te noemen: [appellant] ) als eiser in conventie, verweerder in reconventie en principaal geïntimeerde (hierna ook te noemen: VCS) als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, heeft gewezen; van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 [appellant] heeft bij exploot van 11 december 2008 VCS aangezegd van het vonnis 17 november 2009 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van VCS voor dit hof.
2.2 In het exploot van dagvaarding heeft [appellant] negen grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht en heeft hij bewijs aangeboden. Hij heeft gevorderd dat het hof
primair
het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, het in de schriftelijke arbeidsovereenkomst van [appellant] opgenomen concurrentie- en/of relatiebeding en de daaraan gekoppelde boetebeding(en) met terugwerkende kracht met ingang van 1 september 2007 zal schorsen c.q. zal bepalen dat VCS zich niet op het concurrentie- en/of relatiebeding mag beroepen zolang [appellant] werkzaam is bij Energy Art B.V. en zonder dat [appellant] enigerlei boete verschuldigd zal zijn totdat hierover onherroepelijk in hoofdzaak is beslist, althans de vorderingen van VCS in reconventie zal afwijzen;
subsidiair
het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende het concurrentiebeding en/of het relatiebeding en/of de daaraan gekoppelde boetebeding(en) zal matigen, althans
meer subsidiair
het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende VCS zal veroordelen een vergoeding ex artikel 7:653 lid 4 te betalen van €2.300,-- bruto exclusief 8% vakantietoeslag per maand voor elke maand dat eiser niet in dienst kan treden van c.q. in dienst kan blijven van Energy Art B.V.
met veroordeling van VCS in de kosten van beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft VCS de grieven bestreden, heeft zij bewijs aangeboden en een aantal producties in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen met veroordeling van [appellant] in (bedoeld zal zijn:) de kosten van het hoger beroep.
2.4 Bij dezelfde memorie heeft VCS incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, heeft zij daartegen een grief aangevoerd en toegelicht en heeft zij bewijs aangeboden. VCS heeft haar eis vermeerderd en heeft gevorderd dat het hof:
i. [appellant] zal gebieden binnen 24 uur na in het in deze te wijzen arrest per direct uit dienst te treden van Energy Art B.V. en daar ook uit dienst te blijven, alsmede het met VCS overeengekomen concurrentiebeding ook overigens te respecteren, dit alles voor de resterende duur van het met VCS overeengekomen concurrentiebeding, dus tot 1 september 2009, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- (dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen ander bedrag) voor iedere dag dat [appellant] niet aan dit (bedoeld zal zijn:) arrest voldoet;
ii. [appellant] zal veroordelen tot betaling, binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest van een bedrag ad € 1.785,-- terzake van buitengerechtelijke incassokosten;
iii. [appellant] zal veroordelen tot betaling, binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest van een bedrag van € 238,84 terzake van de gemaakte deurwaarderskosten;
met veroordeling van [appellant] in (bedoeld zal zijn:) de kosten van het hoger beroep.
2.5 Bij memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep heeft [appellant]
verweer gevoerd en geconcludeerd dat het hof de grief van VCS zal verwerpen en VCS ten aanzien van haar vorderingen met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten en de nakosten niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel deze vordering zal afwijzen dan wel zal verminderen tot een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van VCS in (bedoeld zal zijn:) de kosten van het incidenteel hoger beroep.
2.6 Ter zitting van 27 maart 2009 hebben partijen de zaak doen bepleiten, [appellant] door mr. M.A. Kale, advocaat te Nunspeet, en VCS door mr. Brederije voornoemd, advocaat te Rijswijk; beiden hebben daarbij pleitnotities in het geding gebracht.
2.7 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
3.1 De kantonrechter heeft in het vonnis van 17 november 2008 onder 1 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan.
3.2 De kantonrechter heeft voorts in het bestreden vonnis overwogen dat tussen partijen vaststaat dat een geldig relatie- en non-concurrentiebeding is overeengekomen en dat evenmin in geschil is dat VCS en Energy Art met elkaar concurrerende ondernemingen zijn, noch dat Rendo een klant van VCS is. Nu tegen deze overwegingen geen grief is gericht, staan ook deze feiten in hoger beroep vast.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Het spoedeisend belang in deze procedure in hoger beroep, vloeit voort uit de aard van de gevorderde voorlopige voorzieningen.
4.2 Het gaat in deze procedure -zakelijk weergegeven- om het volgende. In januari 2008 hebben Delta Investments B.V. en Energy Art B.V. hun aandelen in VCS verkocht aan Luna Investment Groep B.V., waardoor Luna Investment Groep B.V. enig aandeelhouder en bestuurder van VCS is geworden.
4.3 VCS is een onderneming die zich bezig houdt met het bemiddelen van personeel, waaronder het ter werk stellen van medewerkers als consultant voor het uitvoeren van opdrachten bij bedrijven in de energiemarkt.
4.4 [appellant] was sedert 1 december 2006 op grond van een stageovereenkomst voor VCS werkzaam. Dat zelfde geldt voor zijn broer [broer van appellant] die in een parallelle procedure met VCS betrokken is. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van [appellant] en VCS eindigde per 1 september 2008. [appellant] heeft een aanbod van VCS om voor onbepaalde tijd in dienst te treden, niet aanvaard. Per 1 september 2008 is [appellant] in dienst getreden van Energy Art B.V., een met VCS concurrerende onderneming.
4.5 Bij brief van 17 september 2008 heeft de advocaat van VCS aan [appellant] meegedeeld dat het hem ingevolge het relatie- en non-concurrentiebeding niet vrijstond om voor Energy Art B.V. werkzaam te zijn. Aan [appellant] is meegedeeld dat in kort geding zal worden gevorderd dat het hem verboden wordt om in dienst te blijven bij Energy Art B.V. en om werkzaamheden te verrichten bij Rendo en/of andere relaties van VCS. In dezelfde brief wordt aan [appellant] een voorstel gedaan om de kwestie in der minne te regelen. [appellant] heeft dit voorstel niet aanvaard. [appellant] heeft in kort geding, ingeleid bij dagvaarding van 17 oktober 2008, voor zover van belang, gevorderd dat het non-concurrentiebeding zal worden geschorst, dan wel zal worden gematigd, dan wel dat VCS zal worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 4 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van € 2.300,-- bruto exclusief 8% vakantietoeslag per maand voor elke maand dat [appellant] niet in dienst kan treden c.q. kan blijven van (bedoeld zal zijn:) Energy Art B.V.
4.6 Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter in conventie de door [appellant] gevorderde voorziening afgewezen en is [appellant] in reconventie veroordeeld tot betaling aan VCS van een voorschot op van € 25.000,- ter zake van overtreding van het non-concurrentie- en relatiebeding en een voorschot op een contractuele boete ter zake van de overtreding van het geheimhoudingsbeding van € 10.000,-. Ook is [appellant] bij genoemd vonnis veroordeeld om –zakelijk weergegeven- op straffe van een dwangsom alle contacten met Rendo N.V. te staken en het met VCS overeengekomen relatiebeding te respecteren.
in het principaal hoger beroep
4.7 Met de grieven legt [appellant] het geschil in het principaal hoger beroep in volle omvang aan het hof voor. In eerste aanleg –en dat is ook in hoger beroep het geval- heeft [appellant] zijn vordering gebaseerd op de stelling dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij niet aan het non-concurrentie- en relatiebeding zou worden gehouden, dan wel dat VCS van haar rechten op handhaving van deze bedingen heeft afgezien. [appellant] onderbouwt dit met een beroep op de notarieel vastgelegde, en naar hij stelt aan het personeel van VCS bekend gemaakte, afspraken die tussen onder meer VCS en Energy Art B.V. zijn gemaakt bij het verwerven van de aandelen van VCS door Luna Investment Groep B.V. De afspraken waarop [appellant] zich beroept, luiden, voor zover van belang, als volgt.
7 NON-CONCURRENTIE/RELATIEBEDING
7.1 Tussen Partijen is uitdrukkelijk geen enkel non-concurrentiebeding en/of relatiebeding van toepassing. Het staat de Energy Art volledig vrij om direct of indirect betrokken te zijn bij de volgende activiteiten:
(a) het voor eigen rekening, voor rekening van een derde of in de hoedanigheid als werknemer of adviseur, verrichten van activiteiten die concurreren met of vergelijkbaar zijn met de activiteiten van de VCS Vennootschappen;
(b) het als aandeelhouder of als verstrekker van vreemd vermogen participeren in een persoon, vennootschap of organisatie die activiteiten verricht die concurreren met of vergelijkbaar zijn met de activiteiten van de VCS Vennootschappen
(c) het in dienstbetrekking staan tot, alsmede het verrichten van diensten of het verlenen van advies aan enig persoon, vennootschap of organisatie die activiteiten verricht die concurreren met of vergelijkbaar zijn met de activiteiten van de VCS Vennootschappen;
(d) het benaderen van klanten, kandidaten, relaties, afnemers en/of leveranciers van de Vennootschappen, alsmede het veroorzaken of trachten te veroorzaken dat enige werknemer, klant, kandidaat, relatie, afnemer, leverancier en/of enige andere persoon die verbonden is aan de Vennootschappen zijn zakelijke relatie met de VCS Vennootschappen verbreekt of nadelig wijzigt.
7.2 Energy Art zal gedurende een periode van 4 maanden na ondertekening van deze Overeenkomst niet zonder voorafgaande toestemming Luna werknemers van de Vennootschappen benaderen. Na deze periode is het Energy Art alsmede SMS uitdrukkelijk wel toegestaan deze werknemers te benaderen en in dienst te nemen. [persoon A] en [persoon B] (interfaces) zijn essentieel in de bedrijfsvoering van SMS en dienen beschikbaar voor SMS te zijn voor inkoopbedrag van EUR 65,-. Vanaf 1 januari 2008 maken de VCS Vennootschappen en SMS afspraken over de inzet van consultants waarbij de belangen van SMS, vanaf heden en naar de huidige en toekomstige klanten, worden gerespecteerd.
7.3 Energy Art zal gedurende een periode van 12 maanden na ondertekening van deze Overeenkomst op geen enkele andere wijze dan overeengekomen in deze Overeenkomst diensten of medewerkers in zetten op bestaande projecten van de VCS Vennootschappen, de huidige contracten en verlengingen van deze contracten van de VCS vennootschappen.
4.8 Daarnaast, zo voert [appellant] aan, heeft hij het genoemde gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen aan de inhoud van een gesprek dat hij een week voor zijn vertrek met de directeur van VCS, de heer [directeu[directeur VCS], heeft gevoerd over zijn overstap naar Energy Art B.V., in welk gesprek [directeur VCS] hem zou hebben meegedeeld dat het hem niet vrijstond om na het einde van zijn dienstverband werkzaam te zijn op projecten van VCS. Ook zou dit gerechtvaardigd vertrouwen zijn gevoed door een e-mail dat [directeur VCS] aan [appellant] op diens laatste werkdag bij VCS heeft gezonden. [appellant] maakt hieruit de gevolgtrekking dat VCS van haar rechten tot handhaving van het non-concurrentie- en relatiebeding heeft afgezien.
4.9 Door [appellant] is bij memorie van grieven aangevoerd dat ten aanzien van het non-concurrentie- en relatiebeding geen wilsovereenstemming zou zijn bereikt, omdat VCS bij het tot stand komen van het beding misbruik van omstandigheden zou zijn gemaakt. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft [appellant] naar voren gebracht dat hij zijn beroep op wilsgebreken bij het tot stand komen van de overeenkomst niet langer handhaaft zodat dit geen verdere beoordeling behoeft.
4.10 Het hof volgt [appellant] niet in zijn stelling dat de afspraken die tussen een aantal
vennootschappen zijn gemaakt in het kader van de overdracht van aandelen van VCS aan de Luna Investment Groep B.V. ook jegens [appellant] direct of indirect werken. De hierboven in rechtsoverweging 4.5 weergegeven afspraken zijn onmiskenbaar gemaakt door de partijen die bij de genoemde aandelentransactie waren betrokken. [appellant] was hierbij geen partij en de genoemde afspraken hadden geen rechtsgevolgen voor de arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en VCS en het in die arbeidsovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding, het relatiebeding en het geheimhoudingbeding. Ook al zouden, zoals [appellant] stelt, de door de rechtspersonen gemaakte afspraken aan het personeel zijn bekend gemaakt, dan nog kan dit niet leiden tot het oordeel dat het door [appellant] ingenomen standpunt juist is, nu gesteld noch gebleken is dat in deze communicatie naar het personeel mededelingen zijn gedaan waaruit zou kunnen blijken dat deze afspraken ook gevolgen hadden voor het personeel. Naar het voorlopig oordeel van het hof kon [appellant] derhalve aan de door de vennootschappen gemaakte afspraken niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat VCS hem niet aan het non-concurrentie- en relatiebeding zou houden.
4.11 Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft [appellant] dat gerechtvaardigd vertrouwen ook niet kunnen ontlenen aan de inhoud van een gesprek dat hij een week voor zijn vertrek heeft gevoerd met de heer [directeur VCS], nu gesteld noch gebleken is dat genoemde [directeur VCS] zich ter gelegenheid van dit gesprek heeft uitgelaten over het non-concurrentie- en relatiebeding, laat staan dat gesteld of gebleken is dat hij dat heeft gedaan op een wijze die het vertrouwen kon wekken dat [appellant] niet aan deze bedingen zou worden gehouden. Dat blijkens de eigen weergave van [appellant] van het gesprek met de directeur, deze in reactie op de mededeling van [appellant] dat hij bij Energy Art B.V. in dienst zou treden, heeft gereageerd met de mededeling dat het [appellant] niet was toegestaan om na het dienstverband werkzaam te zijn op projecten (bij klanten) van VCS, heeft [appellant] naar het oordeel van het hof niet kunnen opvatten als het prijsgeven van de rechten voortvloeiende uit het non-concurrentiebeding.
4.12 Naar het oordeel van het hof kon [appellant] evenmin een gevolgtrekking maken ten aanzien van het non-concurrentie- en relatiebeding op basis van het e-mailbericht van de directeur [directeur VCS] van augustus 2008. In deze mail wordt hij -kort gezegd- bedankt voor zijn inzet en wordt hem succes toegewenst met zijn nieuwe uitdaging. In de mail valt niet te lezen bij welk bedrijf [appellant] in dienst zal treden en welke werkzaamheden hij zal gaan verrichten.
4.13 Naar het oordeel van het hof heeft VCS er belang bij dat haar bedrijfsdebiet door het non-concurrentie- en relatiebeding wordt beschermd. Het (niet weersproken) feit dat zij door de werkzaamheden die [appellant] in dienst van Energy Art B.V. (heeft) verricht een belangrijke klant, Rendo N.V., is kwijtgeraakt, onderstreept dit belang.
4.12 Het hof is van oordeel dat [appellant] in verhouding tot het te beschermen belang van VCS niet onbillijk wordt benadeeld door het non-concurrentie- en relatiebeding.
Daartoe wordt overwogen dat VCS aan [appellant] begin augustus 2008 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft aangeboden. [appellant] betoogt dat dit een onaantrekkelijk aanbod was, omdat weliswaar een lichte salarisverhoging werd aangeboden, maar sprake was van tewerkstelling in Amsterdam. Aan dit betoog moet worden voorbij gegaan nu VCS onweersproken heeft gesteld dat [appellant] met haar niet in overleg is getreden over het aanbod en daaraan derhalve geen argumenten kan ontlenen.
Dat [appellant] bij VCS op een door spoor zat, wordt op geen enkel wijze onderbouwd en deze stelling wordt dan ook verworpen. Uit de stellingen van [appellant] komt naar voren dat het non-concurrentie- en relatiebeding hem belet om in dienst van Energy Art B.V. voor (ex-)relaties van VCS werkzaam te zijn, doch hij heeft niet, althans niet gemotiveerd gesteld dat de bedoelde bedingen hem beletten om anders dan in dienst van VCS of Energy Art B.V. inkomsten uit arbeid te verwerven.
4.14 Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is het hof van oordeel dat de duur van het non-concurrentie- en relatiebeding in dit geval ook na een relatief kort dienstverband, in overeenstemming is met de wederzijdse belangen van partijen, zodat het beroep van [appellant] op matiging van het beding niet dient te worden gehonoreerd.
4.15 Het hof is van oordeel dat de op artikel 7:653 BW gestoelde vordering van [appellant] dient te worden afgewezen. Het is niet voorshands aannemelijk dat het non-concurrentie- en relatiebeding hem in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst VCS werkzaam te zijn, zodat voor het betalen van een vergoeding door VCS geen grond is.
4.16 Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd tegen het door de kantonrechter in reconventie aan VCS toegekend voorschot ter zake van overtreding van het non-concurrentie- en relatiebeding begrijpt het hof aldus dat de kantonrechter dit bedrag niet had mogen toewijzen omdat [appellant] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij niet aan deze bedingen zou mogen worden gehouden. Gelet op hetgeen hierboven daaromtrent is overwogen en nu door [appellant] niet is gesteld op grond waarvan het bedoelde voorschot overigens niet toewijsbaar is en ook geen bezwaar is geuit tegen de hoogte van het voorschot, faalt de tegen de toekenning van het voorschot geformuleerde grief.
4.17 Naar het voorlopige oordeel van het hof zijn onvoldoende feiten komen vast te staan om er thans vanuit te kunnen gaan dat het zeer waarschijnlijk is dat in een bodemgeschil de vordering van VCS met betrekking tot de boete wegens schending van de geheimhoudingsplicht zal worden toegewezen. Zonder nader onderzoek, waartoe de procedure in kort geding zich niet leent, kan thans niet worden vastgesteld of de informatie die door [appellant] aan zijn broer [broer van appellant] ter beschikking is gesteld, en welke informatie volgens VCS de intellectuele eigendom van Eneco was, beschouwd moet worden als de in artikel 16 lid 1 van de arbeidsovereenkomst weergegeven “bijzonderheden betreffende of verband houdende met het bedrijf van de werkgeefster en diens (potentiële) klanten en andere relaties, alsmede die van de aan werkgeefster gelieerde ondernemingen”.
In het bijzonder kan zonder nader onderzoek niet blijken of het hier ging om algemene informatie zoals [appellant] stelt of om custom made materiaal zoals VCS aanvoert.
De tegen dit oordeel van de kantonrechter aangevoerde grief slaagt en het vonnis kan op dit onderdeel niet in stand blijven.
in het incidenteel hoger beroep
4.18 Het incidenteel hoger betreft -kort weergegeven- de afwijzing van de in reconventie door VCS ingestelde vordering dat de kantonrechter [appellant] zal gebieden om per direct uit dienst te treden van Energy Art B.V. en om daar gedurende de resterende duur van het non-concurrentiebeding ook uit dienst te blijven. Deze vordering is afgewezen omdat naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter [appellant] er op zichzelf wel op mocht vertrouwen dat indiensttreding bij Energy Art B.V. door VCS werd toegestaan.
4.19 Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Door VCS is erkend dat zij ervan op de hoogte was dat [appellant] per 1 september 2008 bij Energy Art B.V. in dienst zou treden. Niet is gesteld en ook anderszins is niet gebleken dat VCS zich daartegen heeft verzet; zij heeft aan [appellant] laten weten dat hij in dienst van Energy Art B.V. niet mocht werken op projecten van (klanten van) VCS. Het hof begrijpt de houding van VCS aldus dat zij wel met indiensttreding van [appellant] bij VCS heeft kunnen instemmen voor zover deze zich in dienst van Energy Art B.V. van concurrerende werkzaamheden zou onthouden. Uit hetgeen naar voren is gebracht omtrent de werkzaamheden van [appellant] hebben de werkzaamheden waarmee [appellant] in dienst van Energy Art B.V. aan VCS concurrentie zou kunnen aandoen uitsluitend betrekking op zijn werkzaamheden voor Rendo N.V. en eventuele andere relaties van VCS. Nu de kantonrechter bij het bestreden vonnis [appellant] op straffe van een dwangsom heeft veroordeeld om alle contacten (via Energy Art dan wel rechtstreeks op welke wijze dan ook), met Rendo N.V. en/of met aan Rendo gelieerde ondernemingen per direct te staken, alsmede het met VCS overeengekomen relatiebeding te respecteren tot 1 september 2009, is aan de concurrerende werkzaamheden een halt toegeroepen. Hetgeen hierboven is overwogen leidt ertoe dat naar het voorlopige oordeel van het hof VCS geen (spoedeisend) belang heeft bij een voorziening die ertoe strekt dat [appellant] uit dienst treedt van Energy Art B.V. De opgeworpen grief faalt.
4.20 VCS heeft haar eis vermeerderd met -kort weergegeven- de navolgende vorderingen:
- veroordeling van [appellant] tot betaling van € 1.785,- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeling van [broer van appellant] tot betaling van € 238,84 ( € 69,88 wegens kosten van betekening van het bestreden vonnis, € 107,79 wegens kosten van het exploot waarbij exeturiaal beslag is gelegd en € 61,17 wegens het exploot van overbetekening van het executoriaal beslag.
4.21 Voor de explootkosten wegens de betekening van het vonnis van 17 november 2008, wegens het leggen van executoriaal beslag met bedoeld vonnis als titel en wegens het overbetekenen van het proces-verbaal van dit executoriale beslag, geldt dat het bedoelde vonnis hiervoor een titel biedt. Ten aanzien van dit onderdeel van de vermeerderde vordering dient VCS derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.22 Ten aanzien van de bij de vermeerdering van eis gevorderde buitengerechtelijke incassokosten komt het hof tot het oordeel dat gesteld noch gebleken is dat hier sprake van een spoedeisend belang, zodat reeds om die reden VCS in deze vordering niet kan worden ontvangen.
4.23 In het principaal hoger beroep is de slotsom dat grief zeven slaagt en het vonnis niet in stand kan blijven ten aanzien van de veroordeling van [appellant] tot betaling van € 10.000,- als voorschot op een contractuele boete ter zake van de overtreding van het geheimhoudingsbeding. Voor het overige heeft het hoger beroep geen succes en zal het vonnis worden bekrachtigd. De grieven behoeven geen verdere bespreking. [appellant] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal hoger beroep.
4.24 In het incidenteel hoger beroep is de slotsom dat de grief faalt en dat VCS in de bij wijze van vermeerdering van eis ingestelde vorderingen niet-ontvankelijk zal worden verklaard. VCS zal als de in het ongelijk te stellen partij in kosten van het incidenteel hoger beroep worden veroordeeld.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het principaal en het incidenteel hoger beroep
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 17 november 2008 voor zover [appellant] bij genoemd vonnis is veroordeeld tot betaling van € 10.000,- als voorschot op een contractuele boete ter zake van de overtreding van het geheimhoudingsbeding;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
in het principaal hoger beroep
veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal hoger beroep, aan de zijde van VCS tot aan deze uitspraak begroot op € 2.682,- wegens salaris overeenkomstig het liquidatietarief en € 254,- wegens griffierecht;
in het incidenteel hoger beroep
verklaart VCS niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
veroordeelt VCS in de kosten van het incidenteel hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot aan deze uitspraak begroot op € 1.341,- wegens salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. Fokker, H. van Loo en W. Duitemeijer en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2009.