GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
zaaknummer gerechtshof 200.014.651
(zaaknummer rechtbank 549888)
arrest van de vijfde civiele kamer van 15 september 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Interco B.V.,
gevestigd te Maarssen,
appellante,
advocaat: mr.drs. I.M.A.C. Reinders Folmer,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.A.H. van Marwijk.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 13 februari 2008 en 28 mei 2008 die de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) tussen appellante (hierna ook te noemen: Interco) als eiseres en geïntimeerde (hierna ook te noemen: [geïntimeerde]) als gedaagde heeft gewezen; van het vonnis van 28 mei 2008 is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Interco heeft bij exploot van 7 juli 2008 [geïntimeerde] aangezegd van het vonnis van 28 mei 2008 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 Tegen [geïntimeerde] is verstek verleend.
2.3 Bij memorie van grieven heeft Interco drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, heeft zij bewijs aangeboden en nieuwe producties in het geding gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, eventueel onder verbetering van de gronden, [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van € 2.287,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.767,19 te rekenen vanaf 5 november 2007 tot aan de dag der voldoening en [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van de procedure, zowel in eerste instantie als in hoger beroep.
2.4 Nadat Interco had gefourneerd voor arrest heeft [geïntimeerde] het verstek gezuiverd.
2.5 [geïntimeerde] heeft geen memorie van antwoord genomen waarop Interco, na [geïntimeerde] peremptoir te hebben gesteld, een akte niet dienen heeft gevraagd welke akte vervolgens is verleend.
2.6 Daarop heeft Interco andermaal de stukken voor arrest gefourneerd en is arrest bepaald.
Interco heeft tegen het bestreden vonnis de volgende drie grieven geformuleerd:
Grief 1
Ten onrechte heeft de Kantonrechter overwogen dat er een vermoeden bestaat dat de staat van het gehuurde, zoals door [geïntimeerde] aan het einde van de overeenkomst is opgeleverd, dezelfde was als bij aanvang van de huur.
Grief 2
Ten onrechte heeft de Kantonrechter overwogen dat er geen aanvullend bewijs zou zijn aangeboden van de stellingen van Interco en derhalve de Kantonrechter stelt dat Interco niet heeft aangetoond dat de staat van het gehuurde bij het einde van de huurperiode anders was dan bij de aanvang daarvan.
Grief 3
Ten onrechte heeft de Kantonrechter de vordering van Interco afgewezen.
De kantonrechter heeft onder 1.1-1.4 feiten vastgesteld. Nu daartegen geen grieven zijn gericht noch bezwaren zijn geformuleerd, zal ook het hof van die feiten uitgaan.
5. De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.1 De door [geïntimeerde] van Interco gehuurde woning is op 30 maart 2006, ingevolge het tussen partijen gewezen vonnis van 15 februari 2006 waarbij de huurovereenkomst is ontbonden en de vordering tot ontruiming is toegewezen, door de deurwaarder ontruimd. In deze procedure vordert Interco van [geïntimeerde] -kort gezegd- betaling van de herstel- en schoonmaakkosten, te vermeerderen met rente en incassokosten, totaal € 2.787,99 en te verminderen met de door [geïntimeerde] gestorte waarborgsom van € 500,-.
5.2 In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] de gestelde schade aan de kozijnen in de woon- en slaapkamer en aan de deuren in de woon- en slaapkamer alsmede gang en keuken gemotiveerd betwist. Voorzover er wel schade is, is deze volgens [geïntimeerde] ontstaan tijdens de ontruiming. Ook de andere schadeposten in verband met herstel van de plint in de keuken en het verwijderen van het zeil in het toilet zijn door hem betwist. De kosten wegens schoonmaakwerkzaamheden zijn door [geïntimeerde] in eerste aanleg noch in hoger beroep voldoende gemotiveerd betwist. Deze kosten zullen derhalve worden toegewezen en het bestreden vonnis kan reeds daarom niet in stand blijven.
5.3 [geïntimeerde] heeft niet betwist dat hij vóór het aangaan van de huurovereenkomst de woning samen met de heer [A] heeft geïnspecteerd waarbij gebruik is gemaakt van het inspectierapport van 27 oktober 2004. [geïntimeerde] heeft vervolgens dit inspectierapport ondertekend. [geïntimeerde] heeft niet gesteld en dit is ook niet gebleken dat de schade waarvan Interco vergoeding vordert -noch andere schade- reeds aanwezig was toen hij de woning betrok zodat moet worden aangenomen dat de herstelwerkzaamheden volgens het eindinspectierapport van 27 oktober 2004 zijn uitgevoerd. Het hof is van oordeel dat het rapport van 27 oktober 2004 een beschrijving van het verhuurde is als bedoeld in artikel 7: 224 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) met deze aanvulling dat de daarin geconstateerde gebreken zijn hersteld. [geïntimeerde] moet de woning dus in gevolge artikel 7:224 lid 2 BW, eerste volzin, in dezelfde (herstelde) staat opleveren.
5.4 Partijen twisten niet over de vraag in welke staat [geïntimeerde] de woning moet opleveren. Interco stelt dat [geïntimeerde] schade heeft toegebracht aan de gehuurde woning en vordert vergoeding van deze schade. [geïntimeerde] betwist dat er schade aan de woning is en voorzover daarvan wel sprake zou zijn dat hij deze schade heeft veroorzaakt. Nu Interco zich beroept op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten -[geïntimeerde] heeft de gehuurde woning beschadigd- draagt zij ingevolge artikel 150 Wetboek van Burgerlijke rechtvordering (verder: Rv.) de bewijslast van die feiten. Interco heeft haar vordering in hoger beroep nader onderbouwd en daarmee voldaan aan haar stelplicht zodat zij overeenkomstig haar gespecificeerd bewijsaanbod zal worden toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat [geïntimeerde] in de periode gedurende welke hij de woning van Interco huurde, schade heeft aangericht aan deze woning.
5.5 Het hof zal Interco overeenkomstig haar gespecificeerd bewijsaanbod toelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [geïntimeerde] schade heeft aangericht aan de van Interco gehuurde woning. Het hof zal tevens een comparitie van partijen gelasten voor het verkrijgen van inlichtingen en voor het beproeven van een minnelijke schikking. Een partij die bij gelegenheid van die comparitie nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, dient ervoor te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk vier dagen voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
laat Interco toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat [geïntimeerde] schade heeft toegebracht aan de van Interco gehuurde woning;
bepaalt dat, indien Interco dat bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. H. Wammes, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat partijen ([geïntimeerde] in persoon en Interco op grond van een schriftelijke machtiging deugdelijk vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het beantwoorden van vragen in staat is) bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat Interco het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen in de maanden november en december 2009 en januari 2010 zal opgeven op de roldatum 13 oktober 2009, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat Interco overeenkomstig artikel 170 Rv. de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
bepaalt dat, indien er getuigen worden voorgebracht, partijen ([geïntimeerde] in persoon en Interco vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij bevoegd hetzij speciaal schriftelijk gevolmachtigd is tot het aangaan van een schikking) tezamen met hun advocaten bij deze verhoren aanwezig zullen zijn en voorafgaand aan het verhoor van de getuigen ter zitting zullen verschijnen voor het verstrekken van nadere inlichtingen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat, indien er geen getuigen worden voorgebracht, partijen ([geïntimeerde] in persoon en Interco vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij bevoegd hetzij speciaal schriftelijk gevolmachtigd is tot het aangaan van een schikking) tezamen met hun advocaten ter zitting zullen verschijnen voor het verstrekken van nadere inlichtingen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor/de comparitie van partijen nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk vier werkdagen voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, H. Wammes en C.J.H.G. Bronzwaer en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 september 2009.