ECLI:NL:GHAMS:2009:BL1991

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.043.490-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering zonder schone lei wegens tekortkomingen in de informatieplicht en nieuwe schulden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van appellante X. De rechtbank Haarlem had eerder op 15 september 2009 de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling beëindigd, omdat X zich niet hield aan de verplichtingen die voortvloeien uit deze regeling. X had geen informatie over haar arbeidsongeschiktheid overgelegd, ondanks dat zij eerder een laatste kans had gekregen om aan haar verplichtingen te voldoen. De stukken die in hoger beroep zijn ingediend, zijn te laat ingediend om een volledige arbeidsongeschiktheid aan te nemen. Het hof oordeelt dat X zelf verantwoordelijk is voor de nakoming van haar verplichtingen, ook al kan zij daarbij hulp van derden inschakelen. Bovendien had X nieuwe schulden laten ontstaan, waaronder een schuld aan de Dienst Werk en Inkomen (DWI). De rechtbank had het beroep van X tegen de beëindiging van de schuldsanering ongegrond verklaard.

X heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar tekortkomingen niet aan haar kunnen worden verweten vanwege haar lichamelijke en psychische klachten. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat X zelf verantwoordelijk is voor het welslagen van de schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder had X meerdere keren op haar verplichtingen gewezen, maar X had niet aangetoond dat zij niet in staat was om aan de informatieplicht te voldoen. Het hof concludeert dat de tekortkomingen van X toerekenbaar zijn en dat de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering gerechtvaardigd is. De beslissing van de rechtbank wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 4 december 2009 in de zaak met zaaknummer 200.043.490/01 van:
X
APPELLANTE,
mr. M.B. Meindersma, advocaat te Beverwijk.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellante – hierna X – is bij per fax op 22 september 2009 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de beslissing van de rechtbank Haarlem van 15 september 2009 met insolventienummer 8/07 R, waarbij ten aanzien van X de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is beëindigd op de wijze zoals in het dictum van die beslissing is vermeld.
1.2 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 17 november 2009. Bij die behandeling is X verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Tevens is namens de bewindvoerder mr. J.E.J. Jansen verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1 Op verzoek van de bewindvoerder heeft de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van X beëindigd. De rechtbank heeft overwogen dat X zich vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregeling niet houdt aan de uit die regeling voortvloeiende verplichtingen, zoals de informatie- en sollicitatieplicht. Daarnaast heeft X nieuwe schulden laten ontstaan. Ondanks dat zij in maart 2008 een laatste kans heeft gekregen om alsnog aan haar verplichtingen te voldoen, heeft X dit nagelaten en heeft zij bovendien ook een boedelachterstand laten ontstaan.
2.2 Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de bewindvoerder een verslag met bijlagen d.d. 10 november 2009 aan het hof doen toekomen. Hiervan heeft X kennis genomen. X heeft voorts bij brief van 11 november 2009 nadere producties overgelegd.
2.3 In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.3.1 Op 2 januari 2007 is X toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Zij is geboren in 1960. X ontvangt een uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand.
2.3.2 X heeft gesteld dat eventueel tekortschieten in de uitvoering van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen haar niet verweten kan worden, dan wel dat de tekortkoming niet zo groot is dat deze een beëindiging zonder een “schone lei” rechtvaardigt. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd.
Zij heeft lichamelijke en psychische klachten, waardoor zij in beslag genomen wordt en veel over haar heen laat komen. Het is daarom voor haar moeilijk de informatieplicht na te komen. Bovendien is de bewindvoerder moeilijk bereikbaar. Voorts is X als gevolg van haar zwakke gezondheid vrijgesteld van de sollicitatieplicht door de gemeente Beverwijk. Dit staat echter niet duidelijk op schrift en kon zij daarom ook niet aan de bewindvoerder overleggen. Nu de bewindvoerder vaak het oordeel van de DWI volgt, is X van mening dat zij niet tekortgeschoten is in de nakoming van de sollicitatieverplichting.
Met betrekking tot de schuld aan de gemeente Beverwijk heeft X gesteld dat de gemeente heeft geoordeeld dat zij een gezamenlijke huishouding zou hebben gevoerd met een man. X betwist dit. Voorts heeft X verzocht deze schuld buiten de schuldsaneringsregeling te houden en deze niet in een zogenaamde schone lei verklaring op te nemen. De advocaat van X verwijst daaromtrent naar een uitspraak van dit hof van 16 juni 2009. Thans lost zij € 38,- per maand uit het vrij te laten bedrag af op deze schuld.
Met betrekking tot de schulden aan Eneco en Nuon heeft X gesteld dat zij hiervoor een betalingsregeling kan treffen en zij met een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling in staat zal zijn deze af te lossen. Bovendien zijn dit volgens X geen echte schulden, maar vloeien de schulden voort uit het feit dat zij niet vooruit maar maandelijks achteraf betaalt.
2.3.3 De bewindvoerder heeft gesteld dat X meerdere keren op haar verplichtingen is gewezen. Na het vorige verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van X ging het even goed, maar vanaf januari 2009 heeft zij niets meer van X vernomen, aldus de bewindvoerder. Haar is echter niet gebleken dat X niet aan de informatieverplichting kon voldoen. Namens de bewindvoerder is ter zitting in hoger beroep gesteld dat het bewindvoerderkantoor goed bereikbaar is en dat het de bewindvoerder niet bekend is dat X tevergeefs moeite heeft gedaan de bewindvoerder te bereiken. Via de postblokkade zijn er verschillende nieuwe schulden geconstateerd en voorts heeft X de bewindvoerder in januari 2009 middels het standaard informatieformulier geïnformeerd over de schuld aan de gemeente Beverwijk. Betreffende de procedures daarna heeft X haar niet geïnformeerd.
Verder heeft de bewindvoerder aangevoerd dat X gedurende de loop van de schuldsaneringsregeling tekortgeschoten is in de nakoming van haar inspanningsverplichting. Wellicht had zij een ontheffing kunnen krijgen, maar omdat zij in gebreke bleef een medische verklaring over te leggen van een behandelend arts/specialist, kon de bewindvoerder geen ontheffing voor haar vragen. De bewindvoerder is van mening dat X zich meer had moeten inspannen om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen.
2.4 Het hof stelt voorop dat de in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) opgenomen doelstelling erop neer komt dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden met een schone lei verder te gaan. Daar staat tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling gevergd wordt.
2.5 Gelet op de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep gebleken feiten en omstandigheden is ook het hof van oordeel dat X toerekenbaar tekort is geschoten in het actief meewerken aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. X is meermalen door de bewindvoerder op haar verplichtingen gewezen. Op 11 maart 2008 heeft bovendien een zitting plaatsgevonden, waarbij de gesignaleerde tekortkomingen zijn besproken en haar een laatste kans is gegeven.
X had in elk geval vanaf februari 2009 aantoonbaar dienen te solliciteren dan wel van haar arbeidsongeschiktheid dienen te laten blijken. De brief van de longarts van 19 oktober 2009 en van de gemeente Beverwijk van 11 november 2009 zijn onvoldoende om thans een (volledige) arbeidsongeschiktheid aan te nemen en bovendien zodanig laat in het geding gebracht dat niet gezegd kan worden dat de bewindvoerder voldoende is geïnformeerd over een situatie die zich kennelijk reeds gedurende langere tijd voordoet. Het verweer van X dat de schending van haar verplichtingen haar niet verweten kan worden doordat zij persoonlijke problemen heeft, wordt door het hof verworpen. X draagt immers zelf – al dan niet onder het inroepen van hulp van derden wanneer zij problemen ondervindt – de verantwoordelijkheid voor het welslagen van de op haar van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling. Eerdergenoemde verklaringen van de longarts en de memo van de gemeente Beverwijk zijn onvoldoende om aan te nemen dat X niet verwijtbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
Ter zitting in hoger beroep heeft X nog verklaard dat zij geen gezamenlijke huishouding heeft gevoerd. Aan deze stelling wordt voorbij gegaan gezien de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 15 januari 2009, waarbij het door X ingestelde beroep ongegrond is verklaard. Van het ontstaan van de nieuwe schuld aan DWI kan X dan ook een verwijt worden gemaakt. Aan de uitspraak van dit hof van 16 juni 2009, waarnaar de advocaat van X heeft verwezen, wordt voorbijgegaan, nu hierin een andere vraag is behandeld.
2.6 Genoemde tekortkomingen kunnen haar worden aangerekend en zijn van dien aard dat een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. Onvoldoende is gebleken van feiten en omstandigheden welke een ander oordeel rechtvaardigen. Voor de verzochte verlenging van de schuldsaneringsregeling is onder bovengenoemde omstandigheden geen grond aanwezig. Gelet op het vorenstaande wordt beslist als volgt.
3. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Bockwinkel, R.H. de Bock en S. Clement en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 4 december 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.