4.3 Met betrekking tot de feiten overweegt het hof als volgt. Partijen zijn op 5 november 1999 te Ermelo in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Op enig moment is hun relatie verslechterd en heeft de vrouw buitenechtelijk seksueel contact gehad. De man heeft lang aangedrongen op instandhouding van het huwelijk, maar dat bleek uiteindelijk onmogelijk. Daarna hebben partijen besloten tot echtscheiding. Het was de wens van beide echtelieden dat zij definitief van elkaar af zouden zijn.
Partijen hebben besloten de gevolgen van de echtscheiding te regelen in een convenant. Zij hebben besloten zich daarvoor te wenden tot een mediator in de persoon van mr. [A]. Mr. [A] was een bekende van de man; zij kenden elkaar omdat zij beiden lid waren van de “sigarenclub”. De man is eenmaal alleen bij mr. [A] geweest, daarna hebben partijen mr. [A] samen, volgens de man drie keer en volgens de vrouw twee keer, bezocht.
De contacten met mr. [A] vonden plaats in de periode van 11 februari 2008 tot 10 juni 2008, toen de vrouw in verband met psychische problemen in de Sonnehaert Kliniek van Altrecht verbleef (van 11 februari tot en met 9 mei 2008), dan wel een deeltijd behandeling doormaakte bij Altrecht (van 13 mei tot en met 10 juni 2008). Er was daarbij sprake van groepstherapie. Deze is beëindigd vanwege een gebrekkig resultaat: de vrouw verschool zich achter andere groepsleden. De therapie is toen voortgezet op individuele basis.
De brief van de psychologe A. van Blanken van 16 september 2008 (productie bij verweerschrift tot echtscheiding in eerste aanleg) vermeldt als beschrijvende diagnose van de vrouw:
“Gezien is een 46-jarige vrouw die zich meldt met moeite met afstand en nabijheid (aantrekken/afstoten), verlatingsangst, problemen met de regulatie van emoties, moeite met het aangeven van grenzen, perfectionisme, groot gevoel van schaamte, gevoel van eenzaamheid en zwart-wit denken. Er lijkt sprake van een borderline persoonlijkheidstoornis. (…) Patiënte wordt behandeling binnen het zorgprogramma Persoonlijkheidsproblematiek aangeboden. (…) Behandeling bestaat uit individuele gesprekken.”
De keren dat partijen samen mr. [A] bezochten haalde de man de vrouw op bij de kliniek. Zij reden dan per auto naar mr. [A]. Na het gesprek met mr. [A] bracht de man de vrouw weer terug naar de kliniek. Volgens de vrouw leidde dat tot woede bij de behandelaren, omdat het haar niet was toegestaan zich voor 18.00 uur buiten de kliniek te begeven.
De vrouw heeft mr. [A] steeds gezegd dat het goed met haar ging; ze heeft mr. [A] niet laten weten dat zij met klachten van psychische aard in een kliniek was opgenomen. De man heeft verklaard dat hij dacht die opname bij zijn eerste bezoek aan mr. [A] ter sprake te hebben gebracht, maar zeker was hij daar niet van.
Partijen hebben met mr. [A] besproken dat de vrouw de man zou kunnen uitkopen.
Daartoe zijn twee samenhangende convenanten opgesteld. De man heeft als productie 3 bij het verzoekschrift tot echtscheiding een -overigens niet ondertekende- “toelichting op het convenant” overgelegd met als tekst:
“Wens van partijen: mevrouw wilde meneer, mede vanwege zijn arbeidsongeschiktheid, verzorgd achterlaten. Meneer zou het volledige gemeenschapsvermogen ontvangen. In ruil daarvoor zou de vrouw slechts voor een korte periode namelijk tot uiterlijk 1 januari 2010 of zoveel eerder de echtelijke woning zou worden getransporteerd een alimentatie betalen van € 1.196,--. De alimentatieduur werd derhalve beperkt tot uiterlijk 1 januari 2010. Vanaf 1 januari 2010 werd een afkoopregeling alimentatie opgenomen waarbij de afkoopsom alimentatie gelijk zou zijn aan de helft van de totale overbedeling. (…) In ruil voor de beperking van de alimentatie(duur) zou de vrouw afzien van de helft van het gemeenschapsvermogen. Omdat de fiscus deze constructie zou belasten als schenking zijn partijen samen naar een fiscalist in [plaats] geweest. Dat heeft tot de regeling geleid waarbij er voor de alimentatieperiode vanaf datum transport woning doch uiterlijk per 1 januari 2010 werd gekozen voor een afkoopsom alimentatie gelijk aan de helft van het gemeenschapsvermogen, niet wijzigbaar. Er is aan partijen voorgehouden dat meneer een aanslag zou ontvangen over het alimentatie-inkomen en mevrouw zou de alimentatie kunnen aftrekken. De belastingschade (geschat) voor meneer zou in extra alimentatie worden omgezet (de € 22.500,- bovenop de € 97.750,00). Beide partijen hebben deze consequenties aanvaard (…) ”
Mr. [A] heeft partijen aangeraden de gekozen oplossingen met een fiscalist door te spreken in verband met, zoals ook uit de aangehaalde tekst blijkt, een eventuele fiscale claim vanwege een mogelijk schenkingselement in de convenanten. De vrouw betwist niet dat partijen een fiscalist hebben bezocht, hoewel zij zegt zich daarvan niets te herinneren.
De convenanten zijn aan partijen toegezonden. Partijen hebben deze besproken aan de keukentafel, hebben hun handtekening gezet en ze teruggezonden aan mr. [A]. De convenanten zijn niet gedateerd en partijen beschikken niet over een door mr. [A] meeondertekend exemplaar.