ECLI:NL:GHAMS:2009:BY2129

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-007199-07 Promis
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met honkbalknuppel in Beverwijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem, waarbij de verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De feiten vonden plaats op 27 maart 2007 in Beverwijk, waar de verdachte samen met een mededader, gewapend met honkbalknuppels, de woning van het slachtoffer binnendrongen. De verdachte had de intentie om het slachtoffer, [slachtoffer 1], bang te maken, maar de situatie escaleerde en de mededader sloeg het slachtoffer met een honkbalknuppel op het hoofd, wat leidde tot ernstige verwondingen. De verdachte ontkende zelf geweld te hebben gebruikt en stelde dat hij enkel aanwezig was om te bedreigen. Het hof oordeelde dat er sprake was van medeplegen, aangezien de verdachte zich niet had gedistantieerd van de gewelddadige handelingen van zijn mededader. Het hof achtte de poging tot doodslag bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. Daarnaast werd een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-007199-07
datum uitspraak: 20 mei 2009
(promis)
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 23 november 2007 in de strafzaak onder parketnummer 15-700237-07 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 9 november 2007 en op de terechtzitting in hoger beroep van 8 mei 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 5 juli 2007.
De tenlastelegging houdt het volgende in, dat:
feit 1 primiair:
hij op of omstreeks 27 maart 2007 te Beverwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een (honkbal)knuppel, althans met een slaghout, (meermalen) met (aanzienlijke) kracht tegen de slaap en/of (elders) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen (al dan niet terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 27 maart 2007 te Beverwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een (honkbal)knuppel, althans met een slaghout, (meermalen) met (aanzienlijke) kracht tegen de slaap en/of tegen de mond en/of (elders) op/tegen het hoofd en/of op/tegen de arm(en) en/of (elders) tegen het lichaam te slaan (al dan niet terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 primair:
hij op of omstreeks 27 maart 2007 te Beverwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer 2]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk - (meermalen) met kracht (met gebalde vuist) op de mond en/of (elders) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of - (meermalen) met kracht in de buik en/of tegen de ribben en/of (elders) tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 subsidiair:
hij op of omstreeks 27 maart 2007 te Beverwijk, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer 2], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk - (meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) op de mond en/of (elders) in/tegen hetgezicht en/of op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of - (meermalen) (met kracht) in de buik en/of tegen de ribben en/of (elders) tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag), tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden";
feit 3 primair:
hij op of omstreeks 27 maart 2007 te Beverwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer 3]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk - met een (honkbal)knuppel, althans met een slaghout, met kracht op/tegen de schouderte slaan en/of met kracht in de richting van het hoofd te slaan (al dan niet terwijl die
[slachtoffer 3] op de grond lag) en/of - met kracht een (karate)trap te geven tegen de schouder, althans tegen het lichaam (terwijl die [slachtoffer 3] op de trap stond) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3 subsidiair:
hij op of omstreeks 27 maart 2007 te Beverwijk, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer 3], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk - met een (honkbal)knuppel, althans met een slaghout, (met kracht) op/tegen de schouder heeft geslagen en/of - (met kracht) een (karate)trap heeft gegeven tegen de schouder, althans tegen het lichaam (terwijl die [slachtoffer 3] op de trap stond) en/of - (meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) op/tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 3] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het bewijs
Standpunten van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren. Zij acht de poging doodslag op [slachtoffer 1], de mishandeling van [slachtoffer 2] en de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 3] bewezen. Zij merkt hierbij conform de rechtbank op dat de bewezengeachte gedragingen niet met voorbedachten rade zijn begaan.
De advocaat-generaal acht de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij en zijn mededader [mededader] [slachtoffer 1] alleen maar bang wilde maken, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen, onaannemelijk. De advocaat-generaal is van oordeel dat er sprake is geweest van medeplegen aangezien de verdachte en zijn mededader [mededader] gezamenlijk uitvoeringshandelingen hebben verricht.
Standpunten van de verdediging
De verdachte en [mededader] hebben in de auto onderweg naar de woning van [slachtoffer 1] niet besproken wat de bedoeling was. Vlak voordat de verdachte en [mededader] de woning van [slachtoffer 1] binnen zijn gegaan heeft [mededader] een honkbalknuppel aan de verdachte gegeven en daarbij gezegd dat zij daarmee de verdachte bang zouden gaan maken. Gelet hierop is er in geen geval sprake van voorbedachte rade aangezien er voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten geen kalm beraad en rustig overleg heeft plaatsgevonden.
Ook is er aldus de verdediging geen sprake van medeplegen nu de verdachte niet het opzet heeft gehad om tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] geweld uit te oefenen en er geen sprake is geweest van een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Het gezamenlijk opzet van de verdachte en [mededader] is enkel gericht geweest op het bedreigen van [slachtoffer 1]. De verdachte ontkent ook maar één klap te hebben gegeven aan [slachtoffer 1]. Dat de medeverdachte verder is gegaan dan dit gezamenlijk opzet kan niet voor rekening komen van de verdachte. Te meer nu de verdachte zich niet willens en wetens in een situatie heeft begeven waarvan hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze zou kunnen escaleren in een situatie waarin wel geweld zou worden toegepast.
De woordenwisseling tussen [mededader] en [slachtoffer 1] is zo snel uitgemond in geweld dat de verdachte zich hiervan niet kon distantiëren. De verdachte dient dan ook aldus de verdediging te worden vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten.
Vaststaande feiten
De verdachte was op 27 maart 2007 te Beverwijk met de auto onderweg naar de sportschool toen zijn vriend [mededader] hem belde. [mededader] vroeg de verdachte om hem op te halen. Onderweg wees [mededader] aan de verdachte de te rijden route. Op een gegeven moment kwamen zij aan bij de woning. De straat waaraan de woning lag liep dood en voordat de verdachte zijn auto parkeerde keerde hij de auto om zodat hij gemakkelijker weer weg kon rijden. De auto werd geparkeerd voor het huis van de woning waarbij de motor draaiende werd gehouden.
[mededader] had een boodschappen tas bij zich toen hij uitstapte bij de woning. De verdachte hoorde [mededader] zeggen dat hij nog even moest wachten. De verdachte zag dat [mededader] plotseling honkbalknuppels in zijn hand had. [mededader] zei dat hij de man bang wilde maken. [mededader] gaf aan de verdachte een honkbalknuppel. [mededader] ging voorop en de verdachte liep achter hem aan.
Ze hadden ieder een honkbalknuppel in hun hand. [mededader] klopte aan bij de woning van de man en de zoon van die man, [slachtoffer 3] deed open. [slachtoffer 3] stapte opzij en de verdachte, en [mededader] gingen de woning binnen. [mededader] vroeg aan [slachtoffer 3] waar zijn vader (het hof begrijpt [slachtoffer 1]) was. [mededader], [slachtoffer 3] en de verdachte liepen naar de woonkamer. [mededader] liep een stukje de woonkamer in. [mededader] keek rond en heeft nog een keer aan [slachtoffer 3] gevraagd waar zijn vader was. Ze spraken al die tijd Nederlands met elkaar. [slachtoffer 3] zei toen tegen [mededader] dat zijn vader boven aan het slapen was. [mededader] is vervolgens naar boven gelopen.
De verdachte is de trap opgelopen en is bovenaan de trap blijven staan, ongeveer op twee treden van de eerste verdieping. De verdachte zag een oudere man boven en zag dat [mededader] [slachtoffer 1]
bij de keel greep. [mededader] sloeg vervolgens boven in de woning met kracht met een honkbalknuppel op het hoofd van [slachtoffer 1]. Tengevolge waarvan [slachtoffer 1] een gat in zijn hoofd heeft opgelopen, die gehecht moest worden met 10 hechtingen.
Na de vechtpartij is de verdachte met de auto weggereden en heeft [mededader] nadat hij hem had gebeld een paar straten verderop met de auto opgepikt. Hierna heeft de verdachte de auto even verderop in de wijk geparkeerd en zijn de verdachte en [mededader] samen naar het ziekenhuis gegaan. ’s-Avonds hebben de verdachte en [mededader] samen aangifte bij de politie gedaan van mishandeling van de verdachte door [slachtoffer 3].
Overweging ten aanzien van het medeplegen en het (voorwaardelijk) opzet:
Zoals hiervoor omschreven stelt de verdachte zich op het standpunt dat hij alleen naar het huis van [slachtoffer 1] ging om hem bang te maken en niet om daadwerkelijk geweld uit te oefenen.
Het geweld is gepleegd door de mededader [mededader] en kan niet aan de verdachte worden toegerekend aangezien de verdachte geen geweld heeft uitgeoefend. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit niets dat de verdachte en [mededader] naar de woning van [slachtoffer 1] waren gegaan louter met de bedoeling om hem bang te maken en heeft de verdediging niet duidelijk kunnen maken waaruit dat bang maken zou bestaan. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de hiervoor omschreven gedragingen van de verdachte en zijn mededader [mededader], in het bijzonder gelet op de wijze van inparkeren, het draaiende houden van de motor van de auto, het zonder toestemming van de bewoners binnendringen van de woning van [slachtoffer 1] met honkbalknuppels in de hand en het gericht op zoek gaan in de woning naar [slachtoffer 1], leidt het hof het opzet af op het plegen van het geweld door de verdachte.
De verdachte is vanaf het begin met een honkbalknuppel in de hand dichtbij [mededader] in de buurt gebleven en heeft vanaf de trap in de woning kunnen zien hoe [mededader] [slachtoffer 1] bij de keel heeft gegrepen waarna [slachtoffer 1] vervolgens door [mededader] met kracht met een honkbalknuppel op het hoofd is geslagen. De verdachte heeft zich aldus op geen enkel moment gedistantieerd van de gedragingen van de medeverdachte [mededader]. Ook nadat de verdachte met de auto is weggereden van het huis van [slachtoffer 1] heeft hij geen afstand genomen van [mededader]. Integendeel de verdachte heeft [mededader] een aantal straten verderop opgepikt en is vervolgens samen met [mededader] naar het ziekenhuis en het politiebureau gegaan.
Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van het hof sprake geweest van een zodanige intensieve en bewuste samenwerking dat het min of meer toevallig is geweest wie de uitvoeringshandelingen heeft verricht. Dat de verdachte zelf het slachtoffer [slachtoffer 1] niet heeft geslagen met een honkbalknuppel doet dan ook niet af aan het oordeel van het hof dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het uitgeoefende geweld jegens [slachtoffer 1].
Daarnaast overweegt het hof dat de verdachte en zijn mededader [mededader] door het slachtoffer met kracht op het hoofd te slaan bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het slachtoffer als gevolg hiervan zou komen te overlijden.
Ten slotte overweegt het hof dat de voorbedachte rade niet bewezen wordt geacht nu dit onvoldoende uit het dossier naar voren komt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder
2 en 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Immers het hof heeft in het dossier onvoldoende aanknopingspunten aangetroffen om tot een bewezenverklaring te komen.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 primair:
hij op 27 maart 2007 te Beverwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven , tezamen en in vereniging met een ander met een honkbalknuppel, met aanzienlijke kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het 1 primair bewezenverklaarde
poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 108 dagen met aftrek van voorarrest voorwaardelijk en een werkstraf voor de duur van 240 uur.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is samen met zijn mededader met honkbalknuppels in de hand de woning van het slachtoffer binnengedrongen. Zij zijn beiden naar boven gegaan waar het slachtoffer lag te slapen.
Zijn mededader heeft onmiddellijk de confrontatie opgezocht waarbij het slachtoffer met kracht met een honkbalknuppel op zijn hoofd is geslagen. Door de gelukkige omstandigheid buiten de wil van de verdachte gelegen is het slachtoffer hierdoor niet komen te overlijden.
Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte nog gedurende lange tijd last gehad van zijn verwondingen welke zich onder meer hebben gemanifesteerd in duizelingen en het gedurende enige tijd niet kunnen werken. Verdachte heeft met zijn handelen er aan bijgedragen dat mensen in de samenleving zich eigen woonomgeving zich onveilig gaan voelen.
Het hof overweegt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig misdrijf, dat op zichzelf - ondanks de vrijspraak van het onder 2 en 3 tenlastegelegde feit - een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
Daar staat tegenover dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld, blijkens zijn verklaring ter terechtzitting afstand heeft genomen van de mededader en zijn leven op dit moment goed op orde lijkt te hebben. Gelet hierop zal het hof aansluiting zoeken bij de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straffen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf straf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 1 primair tenlastegelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 3.500,- zoals door haar ook in eerste aanleg is gevorderd.
Het hof is van oordeel dat het hierna te noemen gedeelte van de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij in zoverre daarin dan ook niet ontvankelijk verklaren.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van het toegewezen gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, op het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Beveelt dat bij niet naar behoren verrichten van de taakstraf, deze wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan, wonende te, rekeningnummer 67.08.03.502, een bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot
€ 500,- (vijfhonderd euro), zulks ten behoeve van.
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voorzover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. M.E.A. Wildenburg en mr. N.F. van Manen, in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 mei 2009.
Mr. M.E.A. Wildenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.