ECLI:NL:GHAMS:2010:3153

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2010
Publicatiedatum
27 april 2013
Zaaknummer
23-002098-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.M. Brilman
  • G.H. van Asperen
  • R.E. de Winter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne door koerier in walnoten zonder opzet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum], was beschuldigd van het opzettelijk invoeren van cocaïne op 17 januari 2010 te Schiphol. De tenlastelegging betrof het binnenbrengen van ongeveer 1986 gram cocaïne, verstopt in walnoten. Tijdens de zittingen in eerste aanleg en hoger beroep is de verdediging aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op de invoer van cocaïne, aangezien zij de walnoten op verzoek van een familielid had meegenomen en geen reden had om achterdochtig te zijn. De advocaat-generaal stelde echter dat de verdachte, gezien de omstandigheden, voorwaardelijk opzet had moeten hebben.

Het hof overwoog dat de verdachte weliswaar bekend was met het strenge controlebeleid op Schiphol, maar dat zij geen reden had om aan de walnoten te twijfelen, omdat deze van familie afkomstig waren. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet, maar dat de verdachte wel verwijtbaar had gehandeld door niet alle nodige maatregelen te nemen om te voorkomen dat haar bagage verdovende middelen bevatte. Het hof oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, maar sprak haar vrij van andere beschuldigingen.

De rechtbank Haarlem had de verdachte eerder veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf, maar het hof besloot de straf te verlagen tot 6 maanden, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde de nieuwe straf op, waarbij het in beslag genomen voorwerp verbeurd werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters P.M. Brilman, G.H. van Asperen en R.E. de Winter.

Uitspraak

parketnummer: 23-002098-10
datum uitspraak: 1 oktober 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 16 april 2010 in de strafzaak onder parketnummer 15-800061-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum]
[adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 2 april 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 29 september 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 17 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1986,0 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de invoer van cocaïne. Nu de verdachte de walnoten, met daarin verstopt cocaïne, op verzoek van een familielid, namelijk haar nichtje [naam 1] , heeft meegenomen en deze door een ander familielid, [naam 2] in Nederland zouden worden opgehaald, had de verdachte volgens de raadsman geen reden om achterdochtig te zijn.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad nu de verdachte geen hechte band had met haar nichtje [naam 1] en [naam 2] , die de walnoten zou ophalen, nooit eerder heeft gezien noch kende. Aangezien de verdachte zelf heeft verklaard dat zij niet wist waarom walnoten uit Suriname bijzonder zijn ten opzichte van walnoten in Nederland, had de verdachte onder deze suspecte omstandigheden meer onderzoek moeten verrichten waar het van algemene bekendheid is dat vanuit Suriname veel cocaïne wordt gesmokkeld naar Nederland, aldus de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Hoewel de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zij bekend was met het feit dat op Schiphol een honderd procent controle-beleid gold op bagage van vluchten uit Paramaribo, heeft de verdachte ook verklaard dat zij ten aanzien van de walnoten geen achterdocht had nu deze van familie afkomstig waren. Voorts heeft de verdachte verklaard dat zij de plastic tas met de walnoten heeft opengemaakt en niets vreemds heeft opgemerkt aan de walnoten, terwijl [naam 1] ook andere groenten heeft meegegeven ter overhandiging aan anderen in Nederland. De in het dossier aanwezige foto’s van de walnoten bieden geen nader inzicht in de zichtbaarheid van lijmresten op de walnoten voor de ogen van iemand die niet is opgeleid als opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee. In de afwezigheid van andere informatie kan naar het oordeel van het hof niet gezegd worden dat sprake was van zodanige suspecte omstandigheden dat de verdachte ontoereikend onderzoek heeft verricht door slechts de plastic tas met de walnoten open te maken en erin te kijken.
Mitsdien acht het hof niet overtuigend en wettig bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op het invoeren van cocaïne. Het hof acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte verwijtbaar heeft gehandeld bij de invoer van cocaïne nu niet gezegd kan worden dat de verdachte alle maatregelen heeft genomen die van haar mochten worden gevergd om te bewerkstelligen dat haar bagage geen verdovende middelen bevatte.

Bewezen verklaarde

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 17 januari 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het opzettelijk invoeren van cocaïne, veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en het in beslag genomen e-ticket verbeurd verklaard.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde opzettelijke invoer zal worden veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering en dat het in beslag genomen voorwerp zal worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op verzoek van haar nichtje in Suriname - met wie ze in Suriname regelmatig gaat “stappen” - walnoten meegenomen naar Nederland voor een ander nichtje van de verdachte die zij niet kende en niet eerder had gezien. In deze walnoten bleek bij nader onderzoek, 1986 gram van een materiaal bevattende cocaïne te zitten. Hoewel het hof het opzet van de verdachte op de invoer van cocaïne niet bewezen acht, rekent het hof de verdachte aan dat zij nalatig heeft gehandeld terwijl zij wist dat regelmatig uit Suriname verdovende middelen Nederland wordt binnengesmokkeld.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 september 2010 is de verdachte eerder strafrechtelijk veroordeeld ter zake van winkeldiefstallen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij niet eerder in aanraking is gekomen met de justitie, maar dat haar paspoort is gestolen en door een ander is gebruikt ter identificatie, waardoor de winkeldiefstallen ten onrechte op het haar betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie zijn vermeld. Bij gebreke van andersluidende informatie zal het hof bij het bepalen van de op te leggen straffen uitgaan van hetgeen de verdachte in dit verband heeft verklaard.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met behulp van dit voorwerp is begaan of voorbereid.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1.00 STK Diverse [E] .
Gelast de onmiddellijke opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.M. Brilman, mr. G.H. van Asperen en mr. R.E. de Winter, in tegenwoordigheid van mr. D. Hwang, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 oktober 2010.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.