GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING van 12 januari 2010 in de zaak met rekestnummer 200.035.254 OK van
de stichting
SINT ANTONIUS STICHTING,
gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKSTER,
advocaten: MR. A.A.H.J. HUIZING en MR. D.G. VELDHUIZEN,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. AMSTERDAMSCHE HUIZENHANDEL EN ADMINISTRATIEMAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaat: MR. L.M. GRAAL,
DE PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING VAN DE B.V. AMSTERDAMSCHE HUIZENHANDEL EN ADMINISTRATIEMAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Amsterdam,
BELANGHEBBENDE,
advocaat: MR. M. HOLTZER,
1. [belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats 1],
2. [belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats 2],
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: MR. J.M. VAN SLOOTEN,
de stichting
CORNELIA ADRIANA STICHTING,
gevestigd te Huizen,
BELANGHEBBENDE,
advocaten: MR. C.C. OBERMAN en MR. K.J. HILLEBRANDT,
en in de zaak met rekestnummer 200.037.706 OK van
DE PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING VAN DE B.V. AMSTERDAMSCHE HUIZENHANDEL EN ADMINISTRATIEMAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKSTER,
advocaat: MR. M. HOLTZER,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. AMSTERDAMSCHE HUIZENHANDEL EN ADMINISTRATIEMAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaat: MR. L.M. GRAAL,
1. [belanghebbende 1],
wonende te Hillegom,
2. [belanghebbende 2],
wonende te Hoorn,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: MR. J.M. VAN SLOOTEN,
de stichting
SINT ANTONIUS STICHTING,
gevestigd te Amsterdam,
BELANGHEBBENDE,
advocaten: MR. A.A.H.J. HUIZING en MR. D.G. VELDHUIZEN,
de stichting
CORNELIA ADRIANA STICHTING,
gevestigd te Huizen,
BELANGHEBBENDE,
advocaten: MR. C.C. OBERMAN en MR. K.J. HILLEBRANDT.
1. Het verloop van het geding
1.1 In de zaak met rekestnummer 200.035.254 OK worden partijen respectievelijk Sint Antonius, AHAM, PVT, [belanghebbende 1], [belanghebbende 2] en Cornelia Adriana genoemd. [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] worden hierna ook [belanghebbende 1] cs of het bestuur genoemd.
In de zaak met rekestnummer 200.037.706 OK worden partijen op overeenkomstige wijze aangeduid.
1.2 De ondernemingskamer heeft in de met deze zaken samenhangende zaak met rekestnummer 200.016.121 OK beschikkingen gegeven op 10 december 2008, op 27 januari 2009 en op 28 mei 2009. Voor het verloop van dat geding verwijst de Ondernemingskamer in de eerste plaats naar die beschikkingen.
1.3 Bij de beschikking van 10 december 2008 heeft de Ondernemingskamer – voor zover hier van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van AHAM, over de periode vanaf 1 januari 2007, en een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd om het onderzoek te verrichten. Voorts heeft de Ondernemingskamer bij deze beschikking bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding
- de algemene vergadering van aandeelhouders van AHAM verboden enig besluit tot schorsing of ontslag van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] als bestuurder van AHAM te nemen;
- ieder besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van AHAM tot schorsing of ontslag van [belanghebbende 1] en van [belanghebbende 2] als bestuurder van AHAM alsmede ieder besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van AHAM tot benoeming van een (of meer) bestuurder(s) van AHAM geschorst, indien en voor zover een zodanig besluit sinds 30 oktober 2008 mocht zijn genomen;
- een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot commissaris van AHAM benoemd.
1.4 Bij de beschikking van 27 januari 2009 heeft de Ondernemingskamer mr. Ch.P. Bannier te Rotterdam als onderzoeker en W.J.E. Burgemeestre te Oegstgeest als commissaris aangewezen. Bij de beschikking van 28 mei 2009 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het van de onderzoeker ontvangen verslag van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van AHAM met de bijlagen (hierna het verslag te noemen) ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
in de zaak met rekestnummer 200.035.254 OK
1.5 Sint Antonius heeft bij op 17 juni 2009 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer op de voet van artikel 2:349a BW verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
1) de in voormelde beschikking van 10 december 2008 getroffen onmiddellijke voorzieningen ten aanzien van de besluitvorming tot schorsing of ontslag van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] als bestuurder van AHAM met onmiddellijke ingang op te heffen;
2) [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] als bestuurder van AHAM met onmiddellijke ingang te schorsen totdat de algemene vergadering van aandeelhouders van AHAM heeft gestemd over het voorgenomen ontslag;
3) de kosten van het geding tussen partijen te compenseren aldus dat iedere totnogtoe in het geding betrokken partij de eigen kosten draagt.
1.6 Cornelia Adriana heeft bij op 20 augustus 2009 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift het onder 1.4 sub 1 vermelde verzoek van Sint Antonius ondersteund en zich voor het overige aan het oordeel van de Ondernemingskamer gerefereerd.
in de zaak met rekestnummer 200.037.706 OK
1.7 PVT heeft bij op 13 juli 2009 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer op de voet van artikel 2:355 BW verzocht – zakelijk weergegeven – bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
1) te verstaan dat uit het verslag van het op 28 mei 2009 gedeponeerde onderzoek is gebleken van wanbeleid van AHAM;
2) met onmiddellijke ingang tijdelijk te benoemen, vooralsnog voor een termijn van twee jaar, drie nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken personen tot commissaris van AHAM en te bepalen dat hun salaris en kosten ten laste van AHAM komen;
3) met onmiddellijke ingang te bevelen de tijdelijke overdracht ten titel van beheer, vooralsnog voor een termijn van twee jaar, aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon van alle aandelen die Sint Antonius en Cornelia Adriana – direct of indirect – houden in het geplaatste kapitaal van AHAM;
met compensatie van de kosten , aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
1.8 AHAM heeft bij op 20 augustus 2009 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties tevens houdende een zelfstandig verzoek aan de Ondernemingskamer op de voet van artikel 2:355 BW verzocht – zakelijk weergegeven – bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
1) te verklaren dat uit het verslag van het op 28 mei 2009 gedeponeerde onderzoek blijkt van wanbeleid van AHAM;
2) te bepalen dat bij AHAM een raad van commissarissen zal worden ingesteld, voor de duur van twee jaar, bestaande uit drie personen, aan te wijzen door de Ondernemingskamer met toekenning van een vergoeding aan hen ten laste van AHAM;
3) te bepalen dat bij wijze van tijdelijke afwijking van artikel 13 van de statuten van AHAM aan voormelde raad van commissarissen een schriftelijk goedkeuringsrecht toekomt ten aanzien van aandeelhoudersbesluiten tot schorsing, aanstelling of ontslag van bestuurders, alsmede ten aanzien van wijzigingen in hun bezoldiging.
4) althans een zodanige voorziening te treffen als de Ondernemingskamer noodzakelijk acht.
1.9 Sint Antonius heeft bij op 20 augustus 2009 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht de verzoeken van PVT af te wijzen.
1.10 Cornelia Adriana heeft bij het hiervoor in de zaak met rekestnummer 200.035.254 OK reeds genoemde verweerschrift zich ten aanzien van de verzoeken van PVT aan het oordeel van de Ondernemingskamer gerefereerd.
1.11 [belanghebbende 1] cs hebben bij op 21 augustus 2009 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties tevens houdende een zelfstandig verzoek aan de Ondernemingskamer op de voet van artikel 2:355 BW verzocht – zakelijk weergegeven – bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
1) de door PVT verzochte voorzieningen toe te wijzen;
2) met onmiddellijke ingang tijdelijk te benoemen, vooralsnog voor een termijn van twee jaar, drie nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken personen tot commissaris van AHAM en te bepalen dat hun salaris en kosten ten laste van AHAM komen;
3) te bepalen dat, vooralsnog voor een periode van twee jaar, en met terzijdestelling van hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 13 van de statuten van AHAM voormelde raad van commissarissen bevoegd is (een) bestuurder(s) van AHAM te benoemen, te schorsen en te ontslaan;
4) het bestuur in de gelegenheid te stellen tegenbewijs te leveren tegen de feiten en conclusies opgenomen in het verslag;
5) een deskundigenbericht, althans een getuigenverhoor te gelasten, teneinde [belanghebbende 1] cs in de gelegenheid te stellen voormelde feiten en conclusies te weerleggen;
6) althans een zodanige voorziening te treffen als de Ondernemingskamer noodzakelijk acht,
een en ander met compensatie van de kosten aldus dat ieder partij de eigen kosten draagt.
1.12 De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 3 september 2009, alwaar mrs. Holtzer, Graal, Huizing, Veldhuizen, Van Slooten en Oberman de respectieve standpunten van partijen nader hebben toegelicht, de eerste vijf genoemden aan de hand van aan de Ondernemingskamer overgelegde pleitaantekeningen. PVT heeft bij die gelegenheid nog een – op voorhand aan de Ondernemingskamer en de advocaten van de wederpartijen gezonden – nadere productie overgelegd.
2.1 Voor de feiten verwijst de Ondernemingskamer naar hetgeen zij in de beschikking van 10 december 2008 heeft vastgesteld onder ‘2. De vaststaande feiten’.
3. De gronden van de beslissing
3.1 De laatste twee hoofdstukken van het verslag luiden als volgt (in het verslag wordt Sint Antonius ‘de SAS’ en wordt Cornelia Adriana ‘de CAS’ genoemd; tezamen worden zij als ‘de Stichtingen’ aangeduid).
16 Conclusies en aanbevelingen
16.1.1 Vooral het beleid maar ook de gang van zaken bij de AHAM hebben in de onderzoeksperiode, tot aan de dag van vandaag te lijden gehad onder een onwerkbare relatie tussen aandeelhouders en directie. Er is sprake van een onherstelbare vertrouwensbreuk.
16.1.2 In een dergelijke situatie kan het gebeuren dat ook alle communicatie misloopt. Partijen graven zich in en betrekken formele posities, al of niet bijgestaan door juridische adviseurs. Dit proces is niet los te zien van de historie binnen de familieverhoudingen. Er wordt in dit rapport van afgezien daarover in detail uit te weiden, behoudens het doen van de vaststelling dat die op punten slechte verhoudingen een onlosmakelijke rol hebben gespeeld en nog steeds spelen bij de gerezen en de huidige problemen.
16.1.3 Er is een patroon ontstaan van oorzaak en gevolg waarbij de directie aangeeft steeds in de verdediging gedrongen te zijn door de SAS die teveel op de stoel van de directie wilde zitten en dat te veel aan tijd en energie is gaan zitten in het consolideren van haar positie, dat als zij "normale" aandeelhouders zou hebben gehad alles zonder problemen zou zijn verlopen. De SAS daarentegen geeft aan dat als er een kundige directie zou zijn geweest, die AHAM goed aanstuurt en goed rapporteert zij zich veel minder dan thans het geval is geweest zou hebben hoeven te roeren. Aldus wordt het een lastig te ontwarren kluwen van oorzaak en gevolg waarbij het volgende van belang is.
16.1.4 Zowel de onderzoeker als de door de O.K. aangewezen commissaris delen de twijfel van de aandeelhouders of de huidige directie wel in staat is om de AHAM naar een hoger niveau van professionalisering te brengen, hetgeen absoluut noodzakelijk is om een zelfstandig bestaansrecht te hebben. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat de AHAM-groep geen familiebedrijf meer is en dat over en weer professionaliteit en performance verwacht mag worden. De huidige directie blijkt dat niet te kunnen faciliteren.
16.1.5 De huidige stand van zaken is dat de AHAM een directie heeft die ieder vertrouwen van alle aandeelhouders (100%) verloren heeft. De Stichtingen zijn daarover unaniem. Dit geldt ook voor
[belanghebbende 2] die bijna 30 jaar directeur van de AHAM is geweest en tot 2007 bestuurder van de SAS. Hij is zeer kritisch over zijn dochter en van mening dat ze ongeschikt is de AHAM te leiden. De individuele bestuurders van de Stichting zijn ook unaniem dezelfde mening toegedaan, behoudens [naam] die in dit geval een twijfelende positie inneemt.
16.1.6 Dat is een op termijn onhoudbare situatie. Zeker waar het een vermogensbeheerder betreft en de inleggers van het vermogen uiteindelijk de vrijheid zullen hebben dat vermogen elders onder te brengen. Dat zal niet van de ene op de andere dag kunnen en gebeuren, doch als de aandeelhouders/opdrachtgevers van de AHAM gedwongen worden met een directie te werken waar zij geen vertrouwen in hebben, wordt die keuze geforceerd. Dat kan nooit in het belang van de vennootschap zijn.
16.1.7 Mede omdat met name bij de SAS de gebrekkige vorm de inhoud soms heeft overschaduwd en de directie bedreven is gebleken de discussie vervolgens meer op vorm dan op inhoud te voeren, is die inhoud ook in de procedure bij de OK minder uit de verf gekomen.
16.2 Ook de SAS laat steken vallen
16.2.1 De conclusie ten aanzien van de SAS is dat terwijl men enerzijds aandringt op professionalisering en modernisering van (de directie van) de AHAM, men zelf niet altijd volledig aan deze ontwikkeling meedoet. De wijze waarop zij haar aandeelhoudersmacht doet gelden vertoont soms overeenkomsten met hoe het er de vorige eeuw decennialang aan toeging. (…)
16.2.2 Dat veel kritiek is geleverd op de wijze waarop de SAS heeft geopereerd, houdt ook verband met het op zich wel begrijpelijke gegeven dat de SAS zich als grootaandeelhouder geroepen voelde het gewenste veranderingsproces aan te sturen en te entameren. Het zij nog eens herhaald dat ook de CAS van oordeel was dat veranderingen gewenst waren en ook de CAS in het kader van het onderzoek het oordeel heeft uitgesproken dat de huidige directie het veld zou moeten ruimen. Als de rollen andersom waren geweest, te weten de CAS als grootaandeelhouder en de SAS als minderheidsaandeelhouder en de CAS het voortouw had genomen, is het zeer de vraag of de regels van corporate governance beter in acht genomen waren.
16.3 Ook de CAS heeft een probleem
16.3.1 De CAS kent ook haar problemen – weliswaar van andere aard – op bestuursniveau. Maria Schopman is de pensioengerechtigde leeftijd al gepasseerd en is op verzoek van diverse partijen nog langer aan gebleven. (…) de positie van [belanghebbende 1] zal in de onderlinge verhoudingen moeilijk blijven. Er zijn geen "ingewerkte" opvolgende bestuurders die klaar staan het stokje over te nemen.
17.1 Aldus is er sprake van een instabiele situatie, ook als de huidige directie vervangen wordt. Mogelijk dat het instellen van een Raad van Commissarissen als een buffer tussen aandeelhouders en de (directie van) de vennootschappen een dempend effect zou kunnen hebben. Een dergelijke RvC zou dan kunnen bestaan uit een door de SAS en de CAS ieder aan te wijzen lid en een onafhankelijke voorzitter, waarbij belangrijke besluiten, zoals benoeming en ontslag van bestuurders, door de RvC genomen zullen worden.
17.2 Zo’n RvC zou intensiever toezicht kunnen houden op de directie dan gepast is vanuit een aandeelhouderspositie.
Zo’n RvC zou in ieder geval kunnen blijven totdat een nieuwe strategie voor de AHAM goed is uitgewerkt.
17.3 De AHAM-groep kampt met een tekort aan professionaliteit, niet alleen bij de directie, maar ook bij de aandeelhouders. Bij laatstgenoemden kan intrede van jongere en meer professionele bestuurders, zoals thans bij de SAS al gedeeltelijk is gebeurd, een belangrijke stap voorwaarts betekenen. De AHAM zelf heeft behoefte aan een professionele, goed geschoolde en ervaren directie, die het vertrouwen van de aandeelhouders heeft.
17.4 Als er een nieuwe directie komt, verdient het aanbeveling dat de huidige directieleden een beperkte tijd beschikbaar blijven om de nieuwe directie bij de transitie te ondersteunen.
3.2 De Ondernemingskamer heeft op grond van de destijds gewisselde processtukken en hetgeen partijen ter terechtzitting van 30 oktober 2008 naar voren hebben gebracht in haar beschikking van 10 december 2008 (overwegingen 3.13 tot en met 3.17) onder meer aangenomen
- dat de conflictueuze situatie die bij AHAM is ontstaan het in zich heeft aan (de belangen van) AHAM en aan alle bij haar betrokkenen grote schade toe te brengen en de continuïteit van (de onderneming van) AHAM te bedreigen;
- dat Sint Antonius – in de woorden van PVT – "weinig substantie (heeft) gegeven aan de interim-directie die de huidige directie zou moeten vervangen", en dat daarom de omstandigheid dat de aandeelhouders en in het bijzonder Sint Antonius menen aan de huidige conflictueuze situatie een einde te kunnen maken door de benoeming van een of meer nieuwe bestuurder(s), geen aanleiding vormt om een onderzoek achterwege te laten;
- dat Sint Antonius niet duidelijk heeft weten te maken welke kritiek in redelijkheid op goede gronden kan worden gemaakt op het huidige bestuur en op de wijze waarop dat functioneert en dat het betoog dat de bedrijfsresultaten van AHAM onderscheidenlijk de AHAM-Groep over het boekjaar 2007 te wensen overlaten, als notoir ongefundeerd worden aangemerkt;
- dat in geval van ontslag van de huidige bestuurders voor de continuïteit van AHAM moet worden gevreesd;
- dat niet duidelijk is of na een ontslag van de huidige bestuurders zou worden voorzien in een, met het oog op de belangen van (de onderneming van) AHAM voldoende adequaat en naar behoren functionerend bestuur.
(Onder meer) op die gronden heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van AHAM respectievelijk geconcludeerd dat het voorgenomen ontslag van de huidige bestuurders niet op enige goede grond berust en dat Sint Antonius door dat ontslag niettemin te willen doorzetten in strijd handelt met de ingevolge artikel 2:8 BW op haar rustende verplichting zich als aandeelhouder te gedragen overeenkomstig hetgeen redelijkheid en billijkheid van haar vergen, alsmede de hiervoor onder 1.2 vermelde onmiddellijke voorzieningen getroffen.
3.3 Uit het verslag en de nadere stellingen van partijen komt thans het volgende – op onderdelen andere – beeld naar voren.
Sint Antonius heeft met haar "Strategische Visie en Plan van Aanpak" van 9 maart 2007 een nieuwe weg willen inslaan. Zij wenste dat AHAM zich niet langer zou beperken tot behoud en beheer van de bestaande portefeuille maar zich zou richten op rendement en performance (verslag 10.1 ev). Hoewel Sint Antonius in dat document "op punten blijk geeft van een onjuist begrip (...) wat betreft de vennootschappelijke verhoudingen" (verslag 10.5), waren haar daarin geuite verlangens niet onredelijk. Het bestuur heeft daaraan niet (adequaat) willen voldoen. Hoewel het bestuur wel aandacht heeft besteed aan onder meer de verbetering van de administratie, heeft het onvoldoende maatregelen genomen om "de ouderwets ingerichte organisatie enigszins bij de tijd te krijgen" (verslag 10.6.6) en overigens ook de aandeelhouders onvoldoende geïnformeerd over hetgeen het bestuur wel ondernam respectievelijk voornemens was te ondernemen (verslag 10.6.5 ev). Ook is het bestuur niet (voldoende) adequaat tegemoet gekomen aan de niet onredelijke wensen van aandeelhouders met betrekking tot portefeuilleanalyse (verslag 12.6.1 ev).
In dit verband merkt de Ondernemingskamer op dat PVT, AHAM en [belanghebbende 1] cs naar uit hun stellingen blijkt miskennen dat het bepalen van de koers van de vennootschap weliswaar aan het bestuur is, maar dat aan de door Sint Antonius als grootaandeelhouder en de andere aandeelhouders gevormde algemene vergadering van aandeelhouders de bevoegdheid toekomt om – indien die koers haar onwelgevallig is – bestuurders te ontslaan en andere bestuurders te benoemen, uiteraard zolang zij daarmee niet in strijd handelt met hetgeen de redelijkheid en billijkheid vordert.
Ter terechtzitting heeft PVT aangevoerd dat een aantal van de problemen inmiddels is 'opgelost' (pleitnota PVT 1.21 ev, 1.25 ev en 1.28 ev), maar – daargelaten dat Sint Antonius dit betwist – doet dit er niet aan af dat het bestuur niet adequaat (hetgeen ook betekent: tijdig) aan de niet onredelijke wensen van de aandeelhouders heeft willen tegemoet komen. Kennelijk was het bestuur, dat gewend was aan een passieve opstelling van de aandeelhouders (zoals onder meer door AHAM ter terechtzitting van de Ondernemingskamer beschreven, haar pleitnota 4 ev) niet in staat om in te spelen op de nieuwe, actieve opstelling van de aandeelhouders.
Voorts is thans gebleken dat de stelling van PVT dat een belangrijk deel van het personeel van AHAM bij ontslag van het bestuur zou vertrekken, onjuist was: het ging slechts om één medewerker die in dat geval "zou overwegen een andere baan te zoeken" (verslag 9.2). Dat betekent dat de (belangrijkste) grond aan de conclusie dat in geval van ontslag voor de continuïteit van AHAM moet worden gevreesd is komen te ontvallen.
3.4 Gelet op het voorgaande, de verdere inhoud van het verslag en de stellingen van partijen over en weer is de Ondernemingskamer van oordeel,
- dat Sint Antonius als grootaandeelhouder – en in overwegende mate met haar: de andere aandeelhouders – AHAM naar een hoger niveau van professionalisering heeft willen brengen,
- dat niet gezegd kan worden, dat de wensen van Sint Antonius op dit punt onredelijk waren,
- dat het bestuur niet adequaat op die wensen heeft gereageerd, noch door – tijdig – aan die wensen uitvoering te geven noch door – tijdig – toereikende alternatieven aan te dragen,
- zodat er inderdaad ernstig aan getwijfeld moet worden of het bestuur van AHAM in staat is om AHAM naar voormeld hoger niveau te brengen.
Hoewel moet worden toegegeven dat ook Sint Antonius niet steeds gelukkig heeft geopereerd, moet niettemin geconcludeerd worden dat het niet onbegrijpelijk was, dat Sint Antonius in de gegeven situatie haar koers niet meer met dit bestuur wilde vervolgen, zodat niet gezegd kan worden dat zij in redelijkheid in de gegeven omstandigheden niet kon aansturen op het ontslag van het bestuur. Daarbij heeft de Ondernemingskamer nog in aanmerking genomen dat inmiddels is gebleken dat Sint Antonius ter vervanging van de zittende bestuursleden wel degelijk serieuze kandidaten met voldoende gewicht op het oog had (verslag 15.2 en 4).
3.5 De Ondernemingskamer overweegt ten slotte nog dat de problemen weliswaar niet onmiddellijk voorbij zullen zijn – de onderzoeker spreekt van een 'instabiele situatie' –, indien de algemene vergadering van aandeelhouders inderdaad zal besluiten tot vervanging van het bestuur (verslag 17.1). Ook aan de zijde van de aandeelhouders schort het immers aan professionaliteit (verslag 17.3). Aangenomen mag echter worden dat de intrede van meer professionele bestuurders bij de aandeelhouders op dat punt tot verbetering zal leiden (verslag 17.3), zodat niet bij voorbaat ervan kan worden uitgegaan dat de aandeelhouders niet in staat zullen zijn om – rekening houdend met de omstandigheden zoals zich die thans voordoen – de stabiliteit te doen weerkeren.
3.6 Het voorgaande brengt de Ondernemingskamer tot de slotsom – enerzijds – dat zich bij AHAM een moeizaam op verandering gericht proces heeft voorgedaan, dat gepaard ging met een impasse in de verhoudingen tussen de aandeelhouders en het bestuur, maar – anderzijds – dat de aandeelhouders een koers hebben willen volgen en doorzetten die een uitweg uit de impasse kon bieden, zodat niet gezegd kan worden dat die impasse en de overige omstandigheden de kwalificatie wanbeleid rechtvaardigen.
3.7 Het voorgaande brengt mee dat de eerder getroffen onmiddellijk voorzieningen – uitvoerbaar bij voorraad – dienen te worden opgeheven en dat er geen termen (meer) zijn voor (andere) onmiddellijke voorzieningen respectievelijk geen plaats is voor voorzieningen als bedoeld in artikel 2:356 BW. De Ondernemingskamer zal dan ook niet – als verzocht – een of meer bestuursleden schorsen of een of meer commissarissen benoemen. Het staat uiteraard de algemene vergadering van aandeelhouders vrij om desgewenst – en rekening houdend met hetgeen de redelijkheid en billijkheid vorderen – in het een en/of het ander te voorzien.
3.8 De Ondernemingskamer acht ook geen termen aanwezig voor het leveren van tegenbewijs of voor een (nader) deskundigenbericht, zoals verzocht door [belanghebbende 1] cs.
3.9 De Ondernemingskamer acht termen aanwezig om de kosten van het geding te compenseren als hierna zal worden vermeld.
in de zaak met rekestnummer 200.035.254 OK
heft op de onmiddellijke voorzieningen getroffen bij de beschikking van 10 december 2008;
wijst af het meer of anders verzochte;
in de zaak met rekestnummer 200.037.706 OK
wijst het verzoek af;
in beide zaken
compenseert de kosten van het geding tussen partijen aldus dat iedere in zoverre betrokken partij haar eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Ingelse, voorzitter, mr. Faber en mr. Nieuwe Weme, raadsheren, mr. Bax en prof. dr. Hoogendoorn RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 12 januari 2010.