ECLI:NL:GHAMS:2010:BL9011

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.049.439/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie vóór de geboorte: Beoordeling van de mogelijkheid en voorwaarden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van appellante [A] tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2009. [A] verzoekt om de adoptie van elk kind waarvan [B] thans zwanger is, reeds vóór de geboorte uit te spreken. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, en [A] is in hoger beroep gegaan. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een brief van 12 januari 2010 geadviseerd om het verzoek af te wijzen en was niet ter zitting aanwezig.

De zaak is op 18 januari 2010 ter terechtzitting behandeld. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank het hoger beroep heeft opengesteld voor zover er definitief is beslist over de adoptie vóór de geboorte. Het hof heeft de grieven van [A] gezamenlijk behandeld en de vraag aan de orde gesteld of de adoptie vóór de geboorte kan worden uitgesproken. Het hof heeft overwogen dat volgens artikel 1:227, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het verzoek tot adoptie kan worden toegewezen indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en de ouder, en dat de adoptie terugwerkt tot het tijdstip van de geboorte.

Het hof concludeert dat de adoptie pas na de geboorte kan worden beoordeeld, en dat het verzoek van [A] om de adoptie vóór de geboorte uit te spreken terecht is afgewezen. De beslissing van het hof is dat de beschikking waarvan beroep wordt bekrachtigd. Dit betekent dat de adoptie door [A] van het kind waarvan [B] zwanger is, niet vóór de geboorte kan worden uitgesproken, en dat de wetgever rekening heeft gehouden met de belangen van de ongeboren vrucht in erfrechtelijke zin. De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer van het hof en openbaar uitgesproken op 9 februari 2010.

Uitspraak

(bij vervroeging)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 9 februari 2010 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.049.439/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANTE,
advocaat: mr. W.J. Eusman te Amsterdam,
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante wordt hierna [A] genoemd.
1.2. [A] is op 24 november 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 4 november 2009 van de rechtbank te Amsterdam, met kenmerk 441291/FA RK 09-8147.
1.3. Bij brief van 12 januari 2010 heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de Raad), het hof medegedeeld dat de Raad niet ter zitting aanwezig zal zijn. In diezelfde brief heeft de Raad het hof geadviseerd.
1.4. De zaak is op 18 januari 2010 ter terechtzitting behandeld.
1.5. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- [A], bijgestaan door haar advocaat;
- […] (hierna: [B]).
2. De feiten
[A] en [B] zijn gehuwd. [B] is tengevolge van kunstmatige donorbevruchting door een onbekende donor zwanger geworden. Zij zal naar verwachting op 26 februari 2010 bevallen van haar kind.
Tot het gezin van [A] en [B] behoren […], geboren [in] 1998, en […], geboren [in] 2000. [A] en haar ex-partner […] zijn gezamenlijk met het gezag over hen belast.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is het verzoek van [A], de adoptie door haar van elk kind waarvan [B] thans zwanger is vóór de geboorte uit te spreken afgewezen.
Het verzoek van [A] de adoptie door haar van elk kind waarvan [B] thans zwanger is, na de geboorte uit te spreken, is in afwachting van de geboorteakte aangehouden.
3.2. [A] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, de adoptie door haar van elk kind waarvan [B] thans zwanger is, alsnog vóór de geboorte uit te spreken.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Gebleken is, dat de rechtbank hoger beroep heeft opengesteld tegen de bestreden beschikking voor zover er definitief is beslist, dat wil zeggen voor zover de rechtbank het verzoek de adoptie uit te spreken voor de geboorte van elk kind, waarvan [B] zwanger is heeft afgewezen. [A] is derhalve ontvankelijk in het hoger beroep. .
4.2. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling en stellen de vraag aan de orde of de adoptie door [A] van het kind, waarvan [B] zwanger is, reeds vóór de geboorte kan worden uitgesproken.
4.3. De Raad heeft bij bovenvermelde brief van 12 januari 2010 geadviseerd het verzoek af te wijzen.
4.4. Ingevolge het bepaalde in art. 1:227, vierde lid, Burgerlijk Wetboek (BW) wordt het verzoek tot adoptie toegewezen indien een kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en de ouder en het kind door en tengevolge van kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in art. 1, onder c, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting is verwekt en een door de stichting, bedoeld in die wet, ter bevestiging hiervan afgegeven verklaring wordt overgelegd, tenzij de adoptie kennelijk niet in het belang van het kind is of niet is voldaan aan de voorwaarden genoemd in art. 1:228 BW. Art. 1:230, tweede lid, BW bepaalt - voor zover thans van belang - dat indien het kind is geboren binnen de relatie van de ouder en de adoptant en de adoptie voor de geboorte van het kind is verzocht, deze terugwerkt tot het tijdstip van geboorte van het kind.
4.5. Anders dan [A] stelt, kan naar het oordeel van het hof eerst vanaf het moment van de geboorte van het kind worden beoordeeld of er omstandigheden bestaan die maken dat de adoptie kennelijk niet in het belang van het kind is, zodat het verzoek van [A] reeds om die reden terecht is afgewezen. Dat een adoptie eerst na de geboorte kan worden uitgesproken, strookt ook met de tekst van art. 1:230, tweede lid BW, waarin is bepaald dat de adoptie terugwerkt tot het tijdstip van de geboorte. Van een ongerechtvaardigd onderscheid tussen adoptie en erkenning, waarbij de rechtsgevolgen reeds intreden op het moment van de erkenning, is naar het oordeel van het hof geen sprake, nu bij erkenning het belang van het kind niet (door een rechterlijke instantie) wordt getoetst en het er bij de erkenning om gaat om de juridische status in overeenstemming te brengen met de feitelijke.
4.6. Het door [A] gestelde belang om direct na de geboorte op de geboorteakte te worden vermeld, dan wel bij het overlijden van het kind op de overlijdensakte, doet aan het vorenstaande niet af. Met het belang dat de ongeboren vrucht in erfrechtelijke zin zou hebben bij het reeds voor de geboorte uitspreken van de adoptie - ingeval van overlijden van in casu [A] voor de geboorte van het kind - heeft de wetgever rekening gehouden door in artikel 1:230 lid 2 laatste volzin BW te bepalen, dat de adoptie ook kan worden uitgesproken in het geval, bedoeld in de eerste volzin van artikel 1: 230 lid 1 BW, indien de adoptant na indiening van het verzoek is overleden.
Het hof ziet evenmin aanleiding vooruit te lopen op het concept-wetsvoorstel Lesbisch ouderschap (dat op 14 december 2009 is gepubliceerd), reeds omdat dit stuk nog niet bij de Tweede Kamer als wetsvoorstel is ingediend.
4.7. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst, A.L. Diender en B.F.P. Lhoëst in tegenwoordigheid van
mr. B.J. Voerman als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2010.