ECLI:NL:GHAMS:2010:BL9020

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.045.938/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van WSS in hoger beroep tegen beschikking inzake bewind en mentorschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming (WSS) in haar hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in Haarlem. WSS had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 20 juli 2009, waarin de moeder van [X] was benoemd tot bewindvoerder en mentor. WSS stelde dat zij belanghebbende was, omdat zij [X] gedurende 2,5 jaar had begeleid, ook al was [X] inmiddels meerderjarig en stond zij niet meer onder toezicht van WSS.

Tijdens de zitting werd door de advocaat-generaal betoogd dat WSS geen partij was in deze procedure en dat het openbaar ministerie als verzoeker in eerste instantie de aangewezen appellant was. Het hof overwoog dat volgens artikel 358 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alleen de verzoeker en belanghebbenden hoger beroep kunnen instellen. Artikel 798 Rv definieert belanghebbenden als degenen op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtsreeks betrekking heeft. Het hof concludeerde dat WSS niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat de bestreden beslissing geen betrekking had op de rechten of verplichtingen van WSS, nu [X] niet meer onder toezicht stond van WSS.

Het hof verklaarde WSS niet-ontvankelijk in haar hoger beroep, waarmee de beschikking van de kantonrechter in Haarlem in stand bleef. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 februari 2010 door de meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam, bestaande uit mrs. M. Wigleven, A.L. Diender en J.E. Doek, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 15 februari 2010 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.045.938/01 van:
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING,
kantoorhoudende te [...],
namens Bureau Jeugdzorg,
APPELLANTE,
advocaat: mr. T. Visser te Diemen.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante wordt hierna WSS genoemd.
1.2. WSS is op 19 oktober 2009 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 20 juli 2009 van de kantonrechter in de rechtbank te Haarlem, met kenmerk 426977 BM 09-2199 en 426978 BM 09-2200mr.
1.3. […] (hierna: de moeder) heeft op 4 december 2009 een verweerschrift ingediend.
1.4. De moeder heeft op 4 februari 2010 nadere stukken ingediend.
1.5. […] (hierna: de vader) heeft zijn standpunt ten aanzien van het hoger beroep van WSS toegelicht bij brief van 7 februari 2010, ontvangen op 9 februari 2010. .
1.6. De zaak is op 15 februari 2010 ter terechtzitting behandeld.
1.7. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- mevrouw D. Bijwaard en mevrouw C. Vrij namens WSS;
- de advocaat-generaal;
- […] (hierna: [X]);
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. M.J. van der Staaij te Beverwijk;
- de vader;
- de heer […].
1.8. Namens Sociaal.nl Schuldsanering b.v. en Stichting MEE is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen.
2. De feiten
[X] heeft van 13 maart 2007 tot 14 juli 2009 – per welke datum zij achttien jaar oud is geworden – onder toezicht gestaan van WSS. Zij functioneert op ZMLK-niveau (ZMLK= zeer moeilijk lerende kinderen).
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de Officier van Justitie een bewind in te stellen over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [X] en tevens een mentorschap in te stellen ten behoeve van haar, toegewezen. De moeder is benoemd tot bewindvoerder en mentor.
3.2. WSS verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, Sociaal.nl Schuldsanering b.v. tot bewindvoerder en Stichting MEE tot mentor te benoemen.
3.3. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van WSS in de kosten van de procedure.
4. Ontvankelijkheid van het hoger beroep
4.1. Alvorens tot de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep over te gaan dient beoordeeld te worden of WSS ontvankelijk is in het door haar ingestelde hoger beroep.
WSS stelt zich op het standpunt dat zij belanghebbende is en in die hoedanigheid hoger beroep kan instellen tegen de beschikking van 20 juli 2009. WSS betoogt dat zij formeel weliswaar geen bemoeienis meer heeft met [X] sinds haar meerderjarigheid, maar dat zij belanghebbende is omdat zij [X] 2,5 jaar heeft begeleid. WSS heeft destijds de Officier van Justitie gevraagd het inleidend verzoek strekkende tot het instellen van bewind en mentorschap in te dienen. WSS was als belanghebbende aanwezig bij de zitting in eerste aanleg en heeft nadien als belanghebbende een afschrift van de beschikking waarvan beroep ontvangen, aldus WSS.
4.2. De moeder heeft betoogd dat WSS niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep, omdat zij op grond van de wet geen directe toegang tot de rechter heeft als het gaat om een verzoek tot het instellen van bewind.
4.3. De advocaat-generaal heeft ter zitting in hoger beroep geconstateerd dat WSS geen partij is in deze procedure. Als verzoeker in eerste instantie was het openbaar ministerie de aangewezen appellant en had het voor de hand gelegen dat WSS net als met betrekking tot het verzoekschrift contact met het openbaar ministerie had opgenomen. Op grond van de wet heeft WSS geen mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep, maar had dat door het openbaar ministerie moeten worden gedaan. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat WSS niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar appel.
4.4. Het hof overweegt dat ingevolge artikel 358 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker – in casu de Officier van Justitie – en door belanghebbenden. Artikel 798 Rv bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtsreeks betrekking heeft. Het hof is van oordeel dat in deze zaak WSS niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. [X] staat, anders dan ten tijde van de zitting in eerste aanleg, niet meer onder toezicht van WSS en de bestreden beslissing heeft dan ook geen betrekking op de rechten of verplichtingen van WSS. Alleen het feit dat WSS zich de belangen van [X] aantrekt en zich aldus betrokken voelt bij [X], is op grond van de tekst en de geschiedenis van genoemd wetsartikel onvoldoende om WSS als belanghebbende aan te merken. Derhalve kan WSS niet worden ontvangen in haar hoger beroep.
4.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
verklaart WSS niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M. Wigleven, A.L. Diender en J.E. Doek in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2010.